It occasionally occurs I don't get to see a movie for a few days. Since I do like to see my blog updated every other day or so, I'll take such opportunities whenever they arise to post parts of my academic papers (they are too lenghty to be posted here as a whole), starting today with It Came From Cold War America: wetenschap en Amerikaanse sciencefictionfilms in de vijftiger jaren, my first paper concerning science fiction movies in the Fifties and the way they present science. This paper is written in Dutch, though I might translate it in English, if I get any requests for doing so. This paper won me my Bachelor degree at the University of Amsterdam, but I was never really happy with it, which is why I wrote an even lengthier follow-up I ended up being much more contented with (which will be posted here in due time).
Inleiding
Toen
ik acht jaar was nam mijn moeder me mee naar een lezing over UFO’s.
Ik was altijd gefascineerd door de mogelijkheid dat buitenaardse
wezens onze planeet bezochten. Voor deze lezing was het nooit bij me
opgekomen dat zulke wezens sinistere bedoelingen jegens de mensheid
konden koesteren. Maar nadat de presentator zijn publiek informeerde
over mensen die claimden door wezens te zijn ontvoerd en aan duistere
experimenten te zijn onderworpen, heb ik toch enkele nachten wakker
gelegen. Mijn fascinatie is er echter niet door verminderd.
Vanaf
dat moment las ik alles over buitenaardse wezens dat ik onder ogen
kreeg. Vanzelfsprekend raakte ik zo in contact met sciencefiction,
een genre dat voornamelijk in audiovisuele vorm een persoonlijke
favoriet van me is geworden. Aangezien mij de mogelijkheid naar
onderzoek van dit genre voor de Onderzoekswerkgroep Horror, een genre
dat vaak nauwe banden onderhoudt met sciencefiction, niet ontzegd
werd, besloot ik mij te verdiepen in de geschiedenis van dit genre,
waarmee ik slechts in mindere mate bekend was. Naar mijn mening kwam
sciencefiction als apart genre in film grotendeels tot stand in de
jaren vijftig, toen het door destijds heersende factoren in de
Amerikaanse samenleving een ongekende impuls kreeg.
Een factor die mij hierbij van groot belang
lijkt, en waar ik me ook altijd sterk voor gefascineerd heb, is
wetenschap: de wetenschappelijke mogelijkheden in sciencefiction zijn
welhaast onbegrensd en doen de toeschouwer wegzinken in een
interessante mogelijke toekomst of alternatieve versie van onze tijd.
Wetenschap is wat het sciencefictiongenre apart zet van het
horrorgenre. Wetenschap kwam voor de jaren vijftig af en toe voor in
horrorfilms, maar in deze periode werd het zo’n belangrijke factor
dat het sciencefictiongenre zich concreter afscheidde van het
horrorgenre. In deze scriptie wil ik dan ook het verband tussen
wetenschap en het genre in deze periode onderzoeken, aangezien
wetenschap een belangrijke factor was voor zowel het genre an
sich - het is immers wetenschappelijke
fictie - als de sociale omstandigheden die het genre tot bloei deden
komen.
De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:
Hoe wordt wetenschap gerepresenteerd in Amerikaanse
sciencefictionfilms in de jaren vijftig?
Om deze vraag te beantwoorden is het noodzakelijk dat ik
een aantal zaken onder de loep neem. Ten eerste acht ik het relevant
een kort historisch overzicht van het sciencefiction genre in de
jaren vijftig te schetsen, waarbij ik verklaar waar het zijn
oorsprong vond, hoe het tot bloei kwam, en hoe het langzaam maar
zeker in populariteit afnam. Hierbij zal ook gekeken worden naar een
aantal historische zaken die in deze tijd speelden en de loop van het
genre sterk beïnvloedden.
Ten tweede moet ik de term ‘sciencefiction’
voldoende definiëren. Welke films uit deze periode worden onder dit
genre geschaard, en welke vallen er buiten? Hierbij zal ook gekeken
worden naar de nauwe band die sciencefiction in de jaren vijftig
(maar ook nu nog) onderhoudt met het horrorgenre. Bovendien zal ik
later in het onderzoek een drietal subgenres behandelen dat het
grootste gedeelte van de films in dit genre in deze periode besloeg.
In deze subgenres komt de representatie van wetenschap in
sciencefiction films naar mijn mening het best tot uiting.
Ten derde moet ik de link tussen sciencefiction films
uit deze periode en de destijds heersende tijdsgeest bestuderen. Het
is immers goed mogelijk dat de conventies van wetenschap die we in
deze films waarnemen representatief zijn voor opvattingen over
wetenschap die toen heersten. De tijdsgeest kan zo meer vertellen
over het genre. Hiervoor is het ook noodzakelijk dat ik me richt op
de werking van representatie in dit onderzoek. Vervolgens zal gekeken
worden naar door de tijdsgeest bepaalde opvattingen over wetenschap
die in het door mij bestudeerde corpus aangetroffen zijn. Hierbij zal
gedeeltelijk teruggegrepen worden op voornoemd historisch overzicht.
Nu rest mij nog de keuzes die ik heb
gemaakt bij het verzamelen van mijn corpus toe te lichten. Aangezien
ik mij wil richten op het Amerikaanse sciencefiction genre in de
jaren vijftig behandel ik uitsluitend Amerikaanse films uit de jaren
1950-1959. Het genre en de conventies die erin gehanteerd werden zijn
voor het grootste gedeelte van Amerikaanse oorsprong. Desondanks
werden zij al snel gekopieerd door filmindustrieën uit andere
landen, waarbij vooral Groot-Brittannië en Japan als voorbeeld
genoemd kunnen worden. Hoewel het zeker interessant is de relatie
tussen films uit deze landen en wetenschap te onderzoeken, zal ik dat
hier niet doen. Genrefilms als Gojira
(Japan: Ishiro Honda, 1954) en The Quatermass
Xperiment (GB: Val Guest, 1955) zullen daarom
niet in deze scriptie ter sprake komen.
Hoofdstuk 1: Historisch overzicht: opkomst en bloei van de SF film
Hoewel
sciencefiction prominent was in de jaren vijftig was het geenszins
een nieuw filmgenre. Al vroeg in de filmgeschiedenis werden er films
gemaakt die getypeerd kunnen worden als sciencefiction. Een voorbeeld
is Le Voyage dans la Lune (Frankrijk: George Méliès, 1902). Ook
tijdens de silent era doken er sciencefictionfilms op, zoals
Metropolis (Duitsland: Fritz Lang, 1927). Het was echter pas in de
jaren vijftig dat belangstelling voor het genre dankzij bepaalde
factoren in de Amerikaanse samenleving tot een hoogtepunt werd
gebracht, waarbij er in betrekkelijk korte tijd zeer veel
sciencefictionfilms werden geproduceerd. Vooral Brosnan gaat in zijn
werk in op de geschiedenis van het genre, waarbij hij een aantal
factoren noemt die de boom in de jaren vijftig helpen
verklaren1.
Ten eerste was er
de space race. De VS en de Sovjet-Unie probeerden elkaar af te
troeven op het gebied van de ruimtevaart. Deze wedijver kwam voort
uit paranoia en het wantrouwen dat heerste tussen het Oosten en het
Westen tijdens de Koude Oorlog. Via de ruimte zouden raketten op
andere landen afgeschoten kunnen worden. De natie die het meest
bekwaam bleek in de ruimtevaart had zo een tactisch voordeel over
haar tegenstanders2.
Ten tweede was er
de angst voor UFO’s of vliegende schotels. In 1947 werden voor het
eerst vliegende schotels waargenomen, waarna het aantal waarnemingen
in de jaren vijftig hoog opliep3.
Het is zeer goed mogelijk dat het feit dat er zoveel vliegende
schotels werden gezien nauw samenhangt met de paranoia in deze
periode4,
aangezien argwanende mensen ertoe geneigd zijn dingen te zien die er
niet zijn. De Amerikaanse samenleving in deze tijd werd beheerst door
de angst voor de communistische staten (hierover later meer). Elk
onbekend vliegend voorwerp kon van Russische oorsprong zijn. Hierdoor
werden er doorgaans negatieve connotaties met vliegende schotels
getrokken. Hoewel de angst voor de Russen nu voorbij is, worden UFO’s
nog steeds overal ter wereld gerapporteerd, wat een indicatie kan
zijn dat het hier een reëel verschijnsel betreft. In ieder geval
werden UFO’s geassocieerd met buitenaards leven, hoewel nooit
aangetoond is dat er werkelijk een connectie tussen beiden is. Maar
dat weerhield het sciencefictiongenre er niet van erop in te haken5.
Niet voor niets zijn veel ruimteschepen in het genre schotelvormig:
voorbeelden zijn te vinden in The Day the Earth Stood Still (USA:
Robert Wise, 1951), Earth vs. the Flying Saucers
(USA: Fred F. Sears, 1956), The
Thing from Another World (USA: Christian
Nyby, 1951), Forbidden Planet (USA:
Fred M. Wilcox, 1956) en This Island Earth
(USA: Joseph M. Newman, 1955).
Ten
derde waren er de effecten van de Tweede Wereldoorlog. De atoombom
had deze oorlog snel en effectief beëindigd en een duidelijk beeld
van de macht van wetenschap opgeleverd. De angst voor een atoomoorlog
die life-as-we-know-it kon vernietigen zat er bij de
Amerikaanse bevolking goed in. Het sciencefictiongenre speelde in op
deze angst door films te produceren waarbij de wereld door
atoomenergie bedreigd werd, hetzij als gevolg van een atoomoorlog,
hetzij dankzij reusachtige wezens geschapen door dit wapen. Bovendien
was de wereld na de Tweede Wereldoorlog verdeeld in twee ideologieën,
elk met haar eigen supermacht: kapitalisme en communisme. Het feit
dat deze supermachten elkaar het licht in de ogen niet gunden leverde
een tijdperk van paranoia en angst op. En ook hierop haakte het
sciencefictiongenre met succes in6.
De film die als
katalysator voor de cyclus sciencefictionfilms in de jaren vijftig
wordt beschouwd is Destination Moon (USA: Irving Pichel, 1950). Deze
film gaat serieus in op de mogelijkheid een reis per raket naar de
maan te maken. De film kan zelfs beschouwd worden als
semi-documentaire7.
Hoewel het verhaal fictief is, geldt dat niet voor de
wetenschappelijke theorieën die erin gehanteerd worden. Tot die tijd
waren er geen sciencefictionfilms gemaakt die op een dergelijke
manier realistische wetenschap mengden met avontuur. In 1969 landde
Apollo 11 met een vergelijkbare raket en overeenkomstige technologie
op de maan, waarmee bleek dat Destination Moon verre van fictief was.
Na het succes van
Destination Moon – de film won onder andere een Oscar voor beste
special effects – raakte het genre langzaamaan in een
stroomversnelling. De opeenvolgende jaren zagen een stijgende lijn in
de productie van sciencefictionfilms, met steeds meer boxoffice
succes. Elke filmstudio waagde er een gokje op, met wisselend succes.
Men experimenteerde met variatie binnen het genre, wat leidde tot het
ontstaan van verschillende subgenres. Tussen 1953 en 1955 beleefde
het genre haar hoogtepunt, waarin genreklassiekers als Creature from
the Black Lagoon (USA: Jack Arnold, 1954), Them! (USA: Gordon
Douglas, 1954) en Tarantula (USA: Jack Arnold, 1955) elkaar in rap
tempo opvolgden8.
Helaas school in de
populariteit van het genre ook de kern van haar geleidelijke
aftakeling. Onafhankelijke producenten als Roger Corman en Bert I.
Gordon waren zich al gauw bewust dat er geld te verdienen viel met
het produceren van vlug in elkaar gedraaide en goedkoop gemaakte
sciencefictionfilms9,
doorgaans bestemd voor de nieuwe teenagermarkt: de jongere generatie
van na de Tweede Wereldoorlog die er genoeg geld voor over had en
veel tijd in drive-ins doorbracht . In de tweede helft van de
vijftiger jaren werd er een groot aantal B-films geproduceerd,
waardoor de markt snel verzadigd raakte. Het genre bleef dezelfde
thema’s hergebruiken en miste inventiviteit. Ook werd de nadruk
steeds meer op de monsters gelegd – want dit waren de
publiekstrekkers – en minder op de science, waardoor het
genre verschoof richting horror10.
De films waren steeds minder serieus te nemen: waar
sciencefictionfilms begin jaren vijftig gekenmerkt werden door hun
spectaculaire effecten en serieuze thema’s (tolerantie, aanklacht
tegen atoomwapens), werden deze B-films voornamelijk getypeerd door
goedkope horroreffecten en ongeïnspireerde verhaallijnen. Tot slot
werden dezelfde thema’s in het genre constant hergebruikt11.
Door overproductie en eentonigheid nam de belangstelling van het
publiek langzamerhand af12.
Een andere factor
die bijdroeg aan het afslijten van het genre was het feit dat de
algemene wetenschappelijke kennis van het publiek vergroot werd
dankzij de televisie. Via wetenschappelijke programma’s hield NASA
het publiek op de hoogte van vorderingen in de ruimtevaart, waardoor
het publiek sciencefiction steeds minder ging zien als science
en meer als fictie. Het publiek had meer interesse in NASA’s echte
ruimtedrama’s, in plaats van het surrogaat dat sciencefiction
leverde. Dankzij NASA was het onmogelijke dat doorgaans tot
sciencefiction behoorde nu toch echt mogelijk13.
Opmerkelijk is dat ook het aantal waargenomen UFO’s sterk daalde.
Wetenschappelijke commissies opgericht door de regering kwamen tot de
conclusie dat niets er op wees dat UFO’s van buitenaardse oorsprong
waren14.
De angst voor de communisten was nog alom aanwezig, maar de vliegende
schotelrage was voorbij.
Hoewel het imago
van het genre door de productie van het grote aantal B-films eind
jaren vijftig een deuk opliep, werd het genre niet volledig de grond
in geboord. Het zakte sterk in begin jaren zestig, te wijten aan
bovenstaande factoren. Eind jaren zestig kreeg het weer een opleving
dankzij het kwalitatief hoogstaande 2001: a Space Odyssey (USA:
Stanley Kubrick, 1968), toen nieuwe ontwikkelingen in de space
race voor een hernieuwde interesse zorgden. Sindsdien is het af
en toe populair en vervolgens minder populair. Maar de
productiekwantiteit en publieke belangstelling die het in de jaren
vijftig beleefde bleek uniek voor de filmgeschiedenis.
1
Brosnan, John. Future tense: the cinema
of science fiction. New York: St.
Martin’s Press Inc., 1978: p. 73-74
2
Vieth, Errol. Screening science:
contexts, texts, and science in fifties science fiction films.
Londen: The Scarecrow Press, 2001: p. 65-66
3
Vieth 2001: 176
4
Brosnan 1978: 73
5
Vieira, Mark A. Hollywood horror: from
gothic to cosmic. New York: Harry N.
Abrams Inc., 2003: p. 153.
6
Katovich, Michael A., Patrick T. Kinkade. ‘The stories told in
science fiction and social science: reading The
Thing and other remakes from two
eras.’ The Sociological Quarterly, nr. 34 (november 1993), p. 621.
7
Brosnan 1978: 74
9
Brosnan 1978: 118
10
Brosnan 1978: 99
11
Brosnan 1978: 73
12
Baxter 1970: 133
13
Noonan, Bonnie. ‘"Science in Skirts": Representations of
Women in Science in the "B" Science Fiction Films of the
1950s.’ University of New Orleans, 2003: p. 56-60
14
Edelson, Edward. Visions of tomorrow:
great science fiction from the movies.
New York: Doubleday & Company Inc., 1975: p. 51-52
Geen opmerkingen:
Een reactie posten