woensdag 29 februari 2012

It Came From Cold War America, Chapter 2: Matters of Genre & Representation


No movie news for me today. But fortunately there's still the wealth of my college days' material to post on this blog for the interested reader. So today I continue what I begun last week, posting the second part of my paper It Came From Cold war America: Science and American Science Fiction Movies in the Fifties.


Hoofdstuk 2: Genrekwesties

Voordat verder wordt ingegaan op het sciencefictiongenre in de jaren vijftig, is het noodzakelijk een poging te doen de term ‘sciencefiction’ te definiëren. Dit is geen gemakkelijke zaak, aangezien er geen sluitende definitie valt te maken. Desondanks dien ik de term toe te lichten, alsmede aan te geven waarom de films die ik voor dit onderzoek gebruikt heb tot dit genre gerekend kunnen worden. Ik zal hierbij enkele definities van filmtheoretici betrekken.
Sciencefiction heeft altijd nauwe banden onderhouden met het horrorgenre, en ook in de jaren vijftig was dit sterk het geval: er was duidelijk sprake van overlapping tussen beide genres. Vooral in de tweede helft van het decennium, naarmate de B-films van het genre zich meer op de monsters en minder op de science gingen richten, valt er nauwelijks een concrete scheiding tussen beide genres te trekken.
In haar artikel ‘Science in Skirts’ geeft Noonan een zeer bruikbaar overzicht van pogingen van verschillende theoretici om een concrete genredefinitie van sciencefiction te formuleren. Menville beschrijft het genre als volgt:

The science-fiction film is based on speculation as to what could or will possibly occur, given a valid scientific premise. To extrapolate on this premise, the film maker enlarges upon it, speculates on what could conceivably occur, no matter how improbable it may seem.’1

Deze definitie is voor jaren vijftig sciencefiction niet zeer houdbaar, aangezien de science in dit decennium, enkele uitzonderingen daargelaten, meer pseudoscience is: het is nonsens, bedoeld om een verhaal voort te stuwen. Doorgaans heeft het geen enkele realistische connectie met echte wetenschap, of te weinig om te kunnen spreken van een ‘valid scientific premise’. Vooral de films uit de tweede helft van het decennium die meer horror dan sciencefiction lijken vallen zo buiten de boot. Menville, die zijn definitie in 1959 formuleerde, rekende deze films dan ook niet mee2, maar ik wil dit wel doen. Een definitie die voor mijn onderzoek bruikbaar is moet sciencefiction niet afhankelijk laten zijn van echte onvervalste wetenschap. In dat geval zou alleen Destination Moon een echte sciencefictionfilm genoemd mogen worden.
Vivian Sobchack betrekt het horrorgenre wel in haar definitie. Zij probeert een balans te vinden tussen beide genres. Hoewel zij geen concrete definitie maakt, geeft ze wel een voorbeeld van hoe zo’n definitie zou kunnen luiden:

Such a definition might read: The SF film is a film genre which emphasizes actual, extrapolative, or speculative science and the empirical method, interacting in a social context with the lesser emphasized, but still present, transcendentalism of magic and religion, in an attempt to reconcile man with the unknown.’3

Sobchacks voorbeelddefinitie is een stuk bruikbaarder voor dit onderzoek. Er is nu ruimte voor de horror in sciencefictionfilms. Bovendien schrijft zij ook over de noodzaak een visuele dimensie, in de vorm van semantische kenmerken van sciencefictionfilms als ruimteschepen en aliens, in een definitie te betrekken4. Aangezien zulke semantische kenmerken in de B-films uit de late jaren vijftig vaak het enige houvast zijn om deze films niet uitsluitend als horror te typeren, is dit een goede toevoeging aan de definitie. De reden dat Sobchack horror bij haar definitie betrekt is overigens dat zij de vele creature features (films gericht op één of meerdere onmenselijke creaturen die terreur zaaien) in de jaren vijftig onder haar definitie wil scharen, hoewel zij meent dat deze een genre apart vormen, en eigenlijk noch sciencefiction, noch horror zijn5.
Bill Warren hanteert een definitie die nauw aansluit op die van Sobchack maar nog breder is, aangezien hij weinig moeite wil doen het genre te definiëren. Hij omschrijft het als volgt:

A science fiction movie has to be a fantasy film in which the fantastic element is rationalized as being explicable in scientific terms. (…) An attempt is made to explain it in quasi-scientific [sic] terms.6

Deze definitie is zeer breed, en omvat een hoeveelheid aan films die doorgaans niet tot het genre gerekend worden. Desondanks betrekt hij er een element bij dat ik belangrijk acht voor sciencefiction in de jaren vijftig: de quasi-science. Praktisch alle sciencefictionfilms uit de jaren vijftig bedienen zich hiervan, en een goede definitie zou dit element moeten bevatten.
Zoals gezegd behandel ik het sciencefictiongenre aan de hand van drie subgenres die prominent waren in de jaren vijftig, en destijds het grootste deel van het filmgenre besloegen.
Deze drie subgenres zijn het alien invasion genre, het terrestrial creature genre, en het altered human genre. Een vierde subgenre dat Noonan noemt, het man into space7 genre, laat ik hier achterwege. De reden voor deze omissie is dat films uit dit subgenre de neiging hebben zich in de toekomst of op andere planeten af te spelen. Dit zwakt naar mijn mening de relatie met de tijdsgeest van de jaren vijftig af, wat een belangrijk deel van mijn onderzoek is. De films waaruit mijn corpus bestaat spelen zich allen globaal af in de tijd waarin ze gemaakt zijn. Ik ben van mening dat deze films een realistischere representatie van de Amerikaanse samenleving en wetenschap in de jaren vijftig geven8. Desondanks zijn bepaalde films uit dit genre, waaronder Destination Moon, wel relevant voor opmerkingen over de tijdsgeest of onderzoek naar representatie, waardoor ze in hoofdstuk 3 en 4 wel behandeld worden.
De eerste twee subgenres worden door praktisch alle critici als zodanig erkend. Het altered human genre heb ik daarentegen zelf geformuleerd. Naar mijn mening is dit wel degelijk een apart subgenre, hoewel theoretici het doorgaans of onder het terrestrial creature genre scharen, of het als horror bestempelen. Beide mogelijkheden zijn naar mijn mening onjuist. Ten eerste is de scheiding tussen horror en sciencefiction in de jaren vijftig vaak zo vaag dat horrorfilms waarin een rol voor science is weggelegd net zo min moeten worden overgeslagen als sciencefictionfilms met horrorelementen (zoals de terrestrial creature films). Ten tweede is het overheersende thema in terrestrial creature films Man against Nature, terwijl dit bij altered human films zelden het geval is, aangezien hier andere thema’s overheersen.
Bij mijn uiteenzetting per subgenre zal er meer over de precieze definities van deze subgenres en hun kenmerken gezegd worden, alsmede de reden dat zij tot het sciencefictiongenre gerekend worden. Hier kan alvast gezegd worden dat de definitie van elk subgenre elementen bevat van zowel Sobchacks als Warrens definitie van sciencefiction. In alle drie de subgenres speelt wetenschap een doorslaggevende rol, hoewel het hier niet om realistische wetenschap gaat, maar om fictieve wetenschap. Desondanks kan gesteld worden dat de wetenschap in deze subgenres een metafoor is voor correcte wetenschap, of de gedachtes die men in de jaren vijftig had over wetenschap en haar rol in de samenleving. Alvorens over te gaan op een analyse van de rol die wetenschap in de verschillende subgenres inneemt, is het noodzakelijk te kijken naar opvattingen over en representatie van echte wetenschap in de vijftiger jaren, en hoe dit terug te zien is in de sciencefictionfilms in deze periode.
1 Noonan 2003: 26
2 Noonan 2003: 29
3 Noonan 2003: 28
4 Noonan 2003: 31
5 Noonan 2003: 38
6 Noonan 2003: 39
7 Noonan 2003: 64
8 De resterende drie subgenres beslaan overigens het grootste gedeelte van het sciencefiction genre als geheel, aangezien man into space films doorgaans dure producties waren vanwege het hogere aantal kostbare sets en effecten (zoals ruimteschepen, laserpistolen en buitenaardse werelden). Films als Forbidden Planet en This Island Earth zullen bij dit onderzoek niet betrokken worden. Een vervolgonderzoek zou echter niet misstaan.




Hoofdstuk 3: Representatie

Films ontstaan niet in een vacuüm. Bij het maken van praktisch elke film komen opvattingen over op dat moment in de samenleving spelende issues in impliciete of expliciete mate naar voren. De wereld die geschapen wordt in films is zo geheel of gedeeltelijk representatief voor de echte wereld. Vooral in het sciencefictiongenre is dit sterk het geval: dit genre geeft filmmakers de kans thema’s die in de maatschappij moeilijk te bespreken zijn in een verhulde vorm te behandelen en mogelijk bespreekbaar te maken. Maar ook onbewuste opvattingen, op politiek of cultureel gebied, kunnen in films aangetroffen worden. In dit hoofdstuk wil ik ingaan op enkele thema’s uit de Amerikaanse samenleving in de vijftiger jaren die gerepresenteerd worden in de sciencefictionfilms uit deze tijd, als voorbeeld van hoe representatie in dit genre te werk gaat, alvorens in hoofdstuk 4 over te gaan op de wijze waarop de tijdsgeest het genre beïnvloedde. Ik noem hier niet alle thema’s die we in het genre kunnen aantreffen, maar pik de voornaamste eruit.
Een eerste thema dat in verkapselde vorm in het genre in deze tijd wordt gerepresenteerd is het effect van de Koude Oorlog, voornamelijk de angsten voor het onbekende en de paranoia die hieruit voortvloeiden. De red scare, de angst voor het communisme, zat er goed in en werd aangewakkerd door de media en de politiek. Het sciencefictiongenre speelde hier op twee verschillende manieren op in.
De eerste manier bevestigde de angst voor het onbekende, waarin de indringers (aliens, monsters) een bedreiging vormen voor de mensheid (of specifieker: voor Amerika). Parallellen kunnen vaak getrokken worden tussen de indringers en de communisten1: exemplarisch zijn hier de Marsbewoners (afkomstig van de rode planeet) die hun wereldinvasie op de kapitalistische landen (de communistische landen worden simpelweg niet genoemd) lijken te richten in The War of the Worlds (USA: Byron Haskin, 1953). Een ander voorbeeld vormen de aliens in Invasion of the Body Snatchers (USA: Don Siegel, 1956), die mensen overnemen en assimileren in een emotieloze samenleving waarin iedereen gelijk en gelukkig is. In deze reading kunnen de indringers gezien worden als symbolisch voor het communisme, wat Lucanio aanduidt als ‘aliens and monsters as surrogates for the Sino-Soviet menace2. De indringers in zulke films kunnen gezien worden als symbolisch voor de communistische staten door hun gedrag waarmee ze de Amerikaanse waarden en samenleving ondermijnen. Gelukkig zijn er heldhaftige, vaak doorsnee Amerikaanse, personages die, meestal in samenwerking met het leger, zulke invasies weten terug te dringen.
De tweede manier staat hier lijnrecht tegenover, en waarschuwt juist voor de gevolgen van paranoia en xenofobie. De indringers in deze films hebben vaak het beste met de mensheid voor, of zijn neutraal. Ze proberen mensen te waarschuwen voor het dood en verderf wat de haat tussen staten (oftewel de Koude Oorlog) kan veroorzaken, maar worden hierop zelf begroet met haat en angst. Slechts enkele mensen, meestal intellectuelen of tolerante mensen, horen hun boodschap. Hier zien we dus een kritiek op ‘normality’: wezens die ons willen helpen worden geschuwd slechts omdat ze anders zijn3. Sterke voorbeelden zijn hier The Day the Earth Stood Still, waarin een alien ons waarschuwt voor onze haat en vernietigingsdrang, en It Came from Outer Space (USA: Jack Arnold, 1953), waarin gestrande aliens zo snel mogelijk weg willen omdat ze vrezen dat hun voor mensen afschrikwekkende uiterlijk slechts agressie teweeg zal brengen. Slechts in een enkel geval wordt er echt geluisterd naar de aliens. Het curieuze Red Planet Mars (USA: Harry Horner, 1952), waarin na contact met Mars blijkt dat deze planeet een paradijs is dankzij het woord van God, waarop revolutie de Aarde overspoelt, is hier het enige sterke voorbeeld. Deze tweede manier kijkt reflexief naar de destijds heersende situatie, en probeert te waarschuwen voor paranoia en vreemdelingenhaat.
Een tweede thema dat in het genre wordt gerepresenteerd is verwant aan dit eerste thema. Het betreft echter niet de ‘Us vs. Them’ positie die we aantreffen tussen Amerika en de communistische staten, maar heeft betrekking op een vergelijkbare ‘Us vs. Them’ positie binnen de Amerikaanse samenleving zelf. De politieke situatie zorgde voor een sterke scheiding tussen left-wing en right-wing. De left-wing was liberaal en niet intolerant jegens andersdenkenden, de right-wing stond daar pal tegenover, was conservatief en richtte zich sterk op het behoud van Amerikaanse normen en waarden, waarbij andersdenkenden geschuwd werden. Deze politieke scheiding is tegenwoordig nog steeds sterk aan te treffen in de Amerikaanse maatschappij, maar is minder zichtbaar in de filmindustrie, die nu overwegend left-wing georiënteerd is. In de jaren vijftig echter was deze scheiding wel merkbaar in Hollywood, en ook in het sciencefictiongenre is hij terug te vinden.
De manier waarop een film left-wing of right-wing getypeerd kan worden hangt samen met het eerste thema, waarin representatie van met de Koude Oorlog verwante factoren behandeld werden. De films die aliens als goedbedoelde of neutrale wezens typeerden waren left-wing: de hoofdpersonages in deze films, meestal dromerige en wat naïeve leden van de intellectuele elite, staan open voor hun boodschap en helpen hen met hun doel, bedreigd door de intolerante samenleving die hen wantrouwt4. De films die indringers als kwaadaardig en destructief zagen zijn right-wing: de indringers bedreigen Amerika en haar waarden, en moeten met geweld worden teruggedrongen om de status quo te kunnen hervatten5. De hoofdpersonages in deze films zijn doorsnee Amerikanen waar het gewone publiek zich mee kon identificeren. De indringers waren daarentegen eendimensionaal, slechts gericht op vernietiging van de mensheid, en hadden weinig menselijke kenmerken. Dankzij de effectieve samenwerking tussen wetenschap en leger, symbolisch voor de eenheid van de staat, konden zij vernietigd worden, zoals te zien is in bijna alle alien invasion en terrestrial creature subgenres (zie paragrafen 5.2 en 6.2).
Opmerkelijk is hierbij het verbond dat Hollywood en het Amerikaanse leger aangingen in deze periode: in ruil voor positieve representatie, soms zelfs directe propaganda, van het leger, kreeg de filmindustrie de materiële steun van het leger in de vorm van legeruitrusting, soldaten en materiaal voor films waarin deze gebruikt konden worden. Voor het sciencefictiongenre, waarin de indringers die de Aarde bedreigen door het leger teruggedrongen moesten worden, was deze steun van groot belang, waardoor het leger in dit genre zelden negatief wordt gerepresenteerd, zowel in de left-wing als in de right-wing films6.
Een derde thema dat naar voren komt in het genre in deze tijd was kritiek op bepaalde facetten van de Amerikaanse cultuur, waaronder het Fordisme. Hoewel het Amerika op economisch gebied goed ging, droeg de economische groei sociale problemen met zich mee: veel mensen vreesden voor een verlies van persoonlijkheid en individualisme en voelden zich niet meer dan raderen in het systeem. Ook dit ‘loss of self’ werd in het sciencefictiongenre gerepresenteerd. In meerdere films wordt de mensheid bedreigd door fysieke of mentale overname door indringers in een emotieloos collectief waarin iedereen gelijk is. Voorbeelden zijn onder andere Invaders from Mars (USA: William Cameron Menzies, 1953) en The Blob (USA: Irving S. Yeaworth, 1958). Invasion of the Body Snatchers is hier echter het sterkste voorbeeld, wat opvallend is, aangezien het hierboven al genoemd werd in de context van de angst voor een communistische invasie7. Deze film kan dan ook op verschillende manieren gelezen worden. Het is interessant dat de kenmerken die men in het sciencefictiongenre ziet in de representatie van de Sovjets ook toegeschreven worden aan de kenmerken van de representatie van de negatieve aspecten van de Amerikaanse samenleving zelf! Meerdere readings zijn dus toepasbaar8, maar geen van hen heeft perse gelijk: de toeschouwer mag zelf speculeren over welke reading hij verkiest, aangezien het einde van de film wat dat betreft open gelaten is.
Naast deze vaak terugkerende thema’s worden ook andere thema’s in mindere mate gerepresenteerd in het sciencefictiongenre in deze tijd, zoals de veranderende positie van de vrouw in de Amerikaanse samenleving, de plaats van de mens in de natuur of de kosmos en de angst voor wereldvernietiging door middel van een atoombom. In deze scriptie kijk ik echter naar de manier waarop wetenschap in dit genre gerepresenteerd wordt. Daarvoor is het eerst nodig dat ik kijk naar verschillende opvattingen over wetenschap die destijds speelden in de Amerikaanse samenleving.

1 Jancovich, Mark. Rational fears: American horror in the 1950’s. Manchester: Manchester University Press, 1996: p. 15
2 Lucanio, Patrick. Them or us: archetypal interpretations of fifties alien invasion films. Indianapolis: Indiana University Press, 1987: 42
3 Jancovich 1996: 82
4 Biskind, Peter. Seeing is believing: how Hollywood taught us to stop worrying and love the fifties. New York: Pantheon Books, 1983: p. 144
5 Biskind 1983: 120-121
6 Vieth 2001: 72-74
7 Jancovich 1996: 64
8 Jancovich 1996: 26

Geen opmerkingen:

Een reactie posten