No movie news for me today. But fortunately there's still the wealth of my college days' material to post on this blog for the interested reader. So today I continue what I begun last week, posting the second part of my paper It Came From Cold war America: Science and American Science Fiction Movies in the Fifties.
Hoofdstuk 2: Genrekwesties
Voordat verder wordt
ingegaan op het sciencefictiongenre in de jaren vijftig, is het
noodzakelijk een poging te doen de term ‘sciencefiction’ te
definiëren. Dit is geen gemakkelijke zaak, aangezien er geen
sluitende definitie valt te maken. Desondanks dien ik de term toe te
lichten, alsmede aan te geven waarom de films die ik voor dit
onderzoek gebruikt heb tot dit genre gerekend kunnen worden. Ik zal
hierbij enkele definities van filmtheoretici betrekken.
Sciencefiction
heeft altijd nauwe banden onderhouden met het horrorgenre, en ook in
de jaren vijftig was dit sterk het geval: er was duidelijk sprake van
overlapping tussen beide genres. Vooral in de tweede helft van het
decennium, naarmate de B-films van het genre zich meer op de monsters
en minder op de science gingen richten, valt er nauwelijks een
concrete scheiding tussen beide genres te trekken.
In haar artikel
‘Science in Skirts’ geeft Noonan een zeer bruikbaar overzicht van
pogingen van verschillende theoretici om een concrete genredefinitie
van sciencefiction te formuleren. Menville beschrijft het genre als
volgt:
‘The
science-fiction film is based on speculation as to what could or will
possibly occur, given a valid scientific premise. To extrapolate on
this premise, the film maker enlarges upon it, speculates on what
could conceivably occur, no matter how improbable it may seem.’1
Deze definitie is
voor jaren vijftig sciencefiction niet zeer houdbaar, aangezien de
science in dit decennium, enkele uitzonderingen daargelaten,
meer pseudoscience is: het is nonsens, bedoeld om een verhaal
voort te stuwen. Doorgaans heeft het geen enkele realistische
connectie met echte wetenschap, of te weinig om te kunnen spreken van
een ‘valid scientific premise’. Vooral de films uit de tweede
helft van het decennium die meer horror dan sciencefiction lijken
vallen zo buiten de boot. Menville, die zijn definitie in 1959
formuleerde, rekende deze films dan ook niet mee2,
maar ik wil dit wel doen. Een definitie die voor mijn onderzoek
bruikbaar is moet sciencefiction niet afhankelijk laten zijn van
echte onvervalste wetenschap. In dat geval zou alleen Destination
Moon een echte sciencefictionfilm genoemd mogen worden.
Vivian Sobchack
betrekt het horrorgenre wel in haar definitie. Zij probeert een
balans te vinden tussen beide genres. Hoewel zij geen concrete
definitie maakt, geeft ze wel een voorbeeld van hoe zo’n definitie
zou kunnen luiden:
‘Such a
definition might read: The SF film is a film genre which emphasizes
actual, extrapolative, or speculative science and the empirical
method, interacting in a social context with the lesser emphasized,
but still present, transcendentalism of magic and religion, in an
attempt to reconcile man with the unknown.’3
Sobchacks
voorbeelddefinitie is een stuk bruikbaarder voor dit onderzoek. Er is
nu ruimte voor de horror in sciencefictionfilms. Bovendien schrijft
zij ook over de noodzaak een visuele dimensie, in de vorm van
semantische kenmerken van sciencefictionfilms als ruimteschepen en
aliens, in een definitie te betrekken4.
Aangezien zulke semantische kenmerken in de B-films uit de late jaren
vijftig vaak het enige houvast zijn om deze films niet uitsluitend
als horror te typeren, is dit een goede toevoeging aan de definitie.
De reden dat Sobchack horror bij haar definitie betrekt is overigens
dat zij de vele creature features (films gericht op één of
meerdere onmenselijke creaturen die terreur zaaien) in de jaren
vijftig onder haar definitie wil scharen, hoewel zij meent dat deze
een genre apart vormen, en eigenlijk noch sciencefiction, noch horror
zijn5.
Bill Warren
hanteert een definitie die nauw aansluit op die van Sobchack maar nog
breder is, aangezien hij weinig moeite wil doen het genre te
definiëren. Hij omschrijft het als volgt:
‘A science
fiction movie has to be a fantasy film in which the fantastic element
is rationalized as being explicable in scientific terms. (…) An
attempt is made to explain it in quasi-scientific [sic] terms.’6
Deze definitie is
zeer breed, en omvat een hoeveelheid aan films die doorgaans niet tot
het genre gerekend worden. Desondanks betrekt hij er een element bij
dat ik belangrijk acht voor sciencefiction in de jaren vijftig: de
quasi-science. Praktisch alle sciencefictionfilms uit de jaren
vijftig bedienen zich hiervan, en een goede definitie zou dit element
moeten bevatten.
Zoals gezegd
behandel ik het sciencefictiongenre aan de hand van drie subgenres
die prominent waren in de jaren vijftig, en destijds het grootste
deel van het filmgenre besloegen.
Deze drie subgenres zijn het alien
invasion genre, het terrestrial
creature genre, en het altered
human genre. Een vierde subgenre dat Noonan
noemt, het man into space7
genre, laat ik hier achterwege. De reden voor deze omissie is dat
films uit dit subgenre de neiging hebben zich in de toekomst of op
andere planeten af te spelen. Dit zwakt naar mijn mening de relatie
met de tijdsgeest van de jaren vijftig af, wat een belangrijk deel
van mijn onderzoek is. De films waaruit mijn corpus bestaat spelen
zich allen globaal af in de tijd waarin ze gemaakt zijn. Ik ben van
mening dat deze films een realistischere representatie van de
Amerikaanse samenleving en wetenschap in de jaren vijftig geven8.
Desondanks zijn bepaalde films uit dit genre, waaronder Destination
Moon, wel relevant voor opmerkingen over de
tijdsgeest of onderzoek naar representatie, waardoor ze in hoofdstuk
3 en 4 wel behandeld worden.
De eerste twee subgenres worden door praktisch alle critici als
zodanig erkend. Het altered human genre heb ik daarentegen
zelf geformuleerd. Naar mijn mening is dit wel degelijk een apart
subgenre, hoewel theoretici het doorgaans of onder het terrestrial
creature genre scharen, of het als horror bestempelen. Beide
mogelijkheden zijn naar mijn mening onjuist. Ten eerste is de
scheiding tussen horror en sciencefiction in de jaren vijftig vaak zo
vaag dat horrorfilms waarin een rol voor science is weggelegd
net zo min moeten worden overgeslagen als sciencefictionfilms met
horrorelementen (zoals de terrestrial creature films). Ten
tweede is het overheersende thema in terrestrial creature
films Man against Nature, terwijl dit bij altered human
films zelden het geval is, aangezien hier andere thema’s
overheersen.
Bij mijn uiteenzetting per subgenre zal er meer over de precieze
definities van deze subgenres en hun kenmerken gezegd worden, alsmede
de reden dat zij tot het sciencefictiongenre gerekend worden. Hier
kan alvast gezegd worden dat de definitie van elk subgenre elementen
bevat van zowel Sobchacks als Warrens definitie van sciencefiction.
In alle drie de subgenres speelt wetenschap een doorslaggevende rol,
hoewel het hier niet om realistische wetenschap gaat, maar om
fictieve wetenschap. Desondanks kan gesteld worden dat de wetenschap
in deze subgenres een metafoor is voor correcte wetenschap, of de
gedachtes die men in de jaren vijftig had over wetenschap en haar rol
in de samenleving. Alvorens over te gaan op een analyse van de rol
die wetenschap in de verschillende subgenres inneemt, is het
noodzakelijk te kijken naar opvattingen over en representatie van
echte wetenschap in de vijftiger jaren, en hoe dit terug te zien is
in de sciencefictionfilms in deze periode.
1
Noonan 2003: 26
2
Noonan 2003: 29
3
Noonan 2003: 28
4
Noonan 2003: 31
5
Noonan 2003: 38
6
Noonan 2003: 39
7
Noonan 2003: 64
8
De resterende drie subgenres beslaan overigens het grootste gedeelte
van het sciencefiction genre als geheel, aangezien man into
space films doorgaans dure producties waren vanwege het hogere
aantal kostbare sets en effecten (zoals ruimteschepen, laserpistolen
en buitenaardse werelden). Films
als Forbidden Planet en This Island Earth zullen bij dit onderzoek
niet betrokken worden. Een vervolgonderzoek zou echter niet
misstaan.
Hoofdstuk
3: Representatie
Films ontstaan niet
in een vacuüm. Bij het maken van praktisch elke film komen
opvattingen over op dat moment in de samenleving spelende issues in
impliciete of expliciete mate naar voren. De wereld die geschapen
wordt in films is zo geheel of gedeeltelijk representatief voor de
echte wereld. Vooral in het sciencefictiongenre is dit sterk het
geval: dit genre geeft filmmakers de kans thema’s die in de
maatschappij moeilijk te bespreken zijn in een verhulde vorm te
behandelen en mogelijk bespreekbaar te maken. Maar ook onbewuste
opvattingen, op politiek of cultureel gebied, kunnen in films
aangetroffen worden. In dit hoofdstuk wil ik ingaan op enkele thema’s
uit de Amerikaanse samenleving in de vijftiger jaren die
gerepresenteerd worden in de sciencefictionfilms uit deze tijd, als
voorbeeld van hoe representatie in dit genre te werk gaat, alvorens
in hoofdstuk 4 over te gaan op de wijze waarop de tijdsgeest het
genre beïnvloedde. Ik noem hier niet alle thema’s die we in het
genre kunnen aantreffen, maar pik de voornaamste eruit.
Een eerste thema
dat in verkapselde vorm in het genre in deze tijd wordt
gerepresenteerd is het effect van de Koude Oorlog, voornamelijk de
angsten voor het onbekende en de paranoia die hieruit voortvloeiden.
De red scare, de angst voor het communisme, zat er goed in en
werd aangewakkerd door de media en de politiek. Het
sciencefictiongenre speelde hier op twee verschillende manieren op
in.
De eerste manier bevestigde de angst voor het onbekende, waarin de
indringers (aliens, monsters) een bedreiging vormen voor de mensheid
(of specifieker: voor Amerika). Parallellen kunnen vaak getrokken
worden tussen de indringers en de communisten1:
exemplarisch zijn hier de Marsbewoners (afkomstig van de rode
planeet) die hun wereldinvasie op de kapitalistische landen (de
communistische landen worden simpelweg niet genoemd) lijken te
richten in The War of the Worlds (USA: Byron Haskin, 1953). Een ander
voorbeeld vormen de aliens in Invasion of the Body Snatchers (USA:
Don Siegel, 1956), die mensen overnemen en assimileren in een
emotieloze samenleving waarin iedereen gelijk en gelukkig is. In deze
reading kunnen de indringers gezien worden als symbolisch voor
het communisme, wat Lucanio aanduidt als ‘aliens and monsters as
surrogates for the Sino-Soviet menace’2.
De indringers in zulke films kunnen gezien worden als symbolisch voor
de communistische staten door hun gedrag waarmee ze de Amerikaanse
waarden en samenleving ondermijnen. Gelukkig zijn er heldhaftige,
vaak doorsnee Amerikaanse, personages die, meestal in samenwerking
met het leger, zulke invasies weten terug te dringen.
De tweede manier staat hier lijnrecht tegenover, en waarschuwt juist
voor de gevolgen van paranoia en xenofobie. De indringers in deze
films hebben vaak het beste met de mensheid voor, of zijn neutraal.
Ze proberen mensen te waarschuwen voor het dood en verderf wat de
haat tussen staten (oftewel de Koude Oorlog) kan veroorzaken, maar
worden hierop zelf begroet met haat en angst. Slechts enkele mensen,
meestal intellectuelen of tolerante mensen, horen hun boodschap. Hier
zien we dus een kritiek op ‘normality’: wezens die ons
willen helpen worden geschuwd slechts omdat ze anders zijn3.
Sterke voorbeelden zijn hier The Day the Earth Stood Still, waarin
een alien ons waarschuwt voor onze haat en vernietigingsdrang,
en It Came from Outer Space (USA: Jack Arnold, 1953), waarin
gestrande aliens zo snel mogelijk weg willen omdat ze vrezen dat hun
voor mensen afschrikwekkende uiterlijk slechts agressie teweeg zal
brengen. Slechts in een enkel geval wordt er echt geluisterd naar de
aliens. Het curieuze Red Planet Mars (USA: Harry Horner, 1952),
waarin na contact met Mars blijkt dat deze planeet een paradijs is
dankzij het woord van God, waarop revolutie de Aarde overspoelt, is
hier het enige sterke voorbeeld. Deze tweede manier kijkt reflexief
naar de destijds heersende situatie, en probeert te waarschuwen voor
paranoia en vreemdelingenhaat.
Een tweede thema
dat in het genre wordt gerepresenteerd is verwant aan dit eerste
thema. Het betreft echter niet de ‘Us vs. Them’ positie
die we aantreffen tussen Amerika en de communistische staten, maar
heeft betrekking op een vergelijkbare ‘Us vs. Them’
positie binnen de Amerikaanse samenleving zelf. De politieke situatie
zorgde voor een sterke scheiding tussen left-wing en
right-wing. De left-wing was liberaal en niet intolerant
jegens andersdenkenden, de right-wing stond daar pal
tegenover, was conservatief en richtte zich sterk op het behoud van
Amerikaanse normen en waarden, waarbij andersdenkenden geschuwd
werden. Deze politieke scheiding is tegenwoordig nog steeds sterk aan
te treffen in de Amerikaanse maatschappij, maar is minder zichtbaar
in de filmindustrie, die nu overwegend left-wing georiënteerd
is. In de jaren vijftig echter was deze scheiding wel merkbaar in
Hollywood, en ook in het sciencefictiongenre is hij terug te vinden.
De manier waarop
een film left-wing of right-wing getypeerd kan worden
hangt samen met het eerste thema, waarin representatie van met de
Koude Oorlog verwante factoren behandeld werden. De films die aliens
als goedbedoelde of neutrale wezens typeerden waren left-wing:
de hoofdpersonages in deze films, meestal dromerige en wat naïeve
leden van de intellectuele elite, staan open voor hun boodschap en
helpen hen met hun doel, bedreigd door de intolerante samenleving die
hen wantrouwt4.
De films die indringers als kwaadaardig en destructief zagen zijn
right-wing: de indringers bedreigen Amerika en haar waarden,
en moeten met geweld worden teruggedrongen om de status quo te kunnen
hervatten5.
De hoofdpersonages in deze films zijn doorsnee Amerikanen waar het
gewone publiek zich mee kon identificeren. De indringers waren
daarentegen eendimensionaal, slechts gericht op vernietiging van de
mensheid, en hadden weinig menselijke kenmerken. Dankzij de
effectieve samenwerking tussen wetenschap en leger, symbolisch voor
de eenheid van de staat, konden zij vernietigd worden, zoals te zien
is in bijna alle alien invasion en terrestrial creature
subgenres (zie paragrafen 5.2 en 6.2).
Opmerkelijk is hierbij het verbond dat Hollywood en het Amerikaanse
leger aangingen in deze periode: in ruil voor positieve
representatie, soms zelfs directe propaganda, van het leger, kreeg de
filmindustrie de materiële steun van het leger in de vorm van
legeruitrusting, soldaten en materiaal voor films waarin deze
gebruikt konden worden. Voor het sciencefictiongenre, waarin de
indringers die de Aarde bedreigen door het leger teruggedrongen
moesten worden, was deze steun van groot belang, waardoor het leger
in dit genre zelden negatief wordt gerepresenteerd, zowel in de
left-wing als in de right-wing films6.
Een derde thema dat
naar voren komt in het genre in deze tijd was kritiek op bepaalde
facetten van de Amerikaanse cultuur, waaronder het Fordisme. Hoewel
het Amerika op economisch gebied goed ging, droeg de economische
groei sociale problemen met zich mee: veel mensen vreesden voor een
verlies van persoonlijkheid en individualisme en voelden zich niet
meer dan raderen in het systeem. Ook dit ‘loss of self’
werd in het sciencefictiongenre gerepresenteerd. In meerdere films
wordt de mensheid bedreigd door fysieke of mentale overname door
indringers in een emotieloos collectief waarin iedereen gelijk is.
Voorbeelden zijn onder andere Invaders from Mars (USA: William
Cameron Menzies, 1953) en The Blob (USA: Irving S. Yeaworth, 1958).
Invasion of the Body Snatchers is hier echter het sterkste voorbeeld,
wat opvallend is, aangezien het hierboven al genoemd werd in de
context van de angst voor een communistische invasie7.
Deze film kan dan ook op verschillende manieren gelezen worden. Het
is interessant dat de kenmerken die men in het sciencefictiongenre
ziet in de representatie van de Sovjets ook toegeschreven worden aan
de kenmerken van de representatie van de negatieve aspecten van de
Amerikaanse samenleving zelf! Meerdere readings zijn dus
toepasbaar8,
maar geen van hen heeft perse gelijk: de toeschouwer mag zelf
speculeren over welke reading hij verkiest, aangezien het
einde van de film wat dat betreft open gelaten is.
Naast deze vaak
terugkerende thema’s worden ook andere thema’s in mindere mate
gerepresenteerd in het sciencefictiongenre in deze tijd, zoals de
veranderende positie van de vrouw in de Amerikaanse samenleving, de
plaats van de mens in de natuur of de kosmos en de angst voor
wereldvernietiging door middel van een atoombom. In deze scriptie
kijk ik echter naar de manier waarop wetenschap in dit genre
gerepresenteerd wordt. Daarvoor is het eerst nodig dat ik kijk naar
verschillende opvattingen over wetenschap die destijds speelden in de
Amerikaanse samenleving.
1
Jancovich, Mark. Rational fears:
American horror in the 1950’s.
Manchester: Manchester University Press, 1996: p. 15
2
Lucanio, Patrick. Them or us:
archetypal interpretations of fifties alien invasion films.
Indianapolis: Indiana University Press, 1987: 42
3
Jancovich 1996: 82
4
Biskind, Peter. Seeing is believing:
how Hollywood taught us to stop worrying and love the fifties.
New York: Pantheon Books, 1983: p. 144
5
Biskind 1983: 120-121
6
Vieth 2001: 72-74
7
Jancovich 1996: 64
8
Jancovich 1996: 26