vrijdag 30 december 2016

De Vijf Slechtste Films van 2016...

Tussen al het fraais dat de Nederlandse bioscopen haalde zaten helaas ook een aantal titels die beter niet uitgebracht hadden kunnen worden, maar helaas door snode geesten in de distributiebranche toch een bioscooprelease gegund werd. Mij viel de twijfelachtige eer ten deel om het vijftal cinematische drollen hieronder aan te zien, hetzij omdat ik er een recensie over moest schrijven (altijd leuk, gif spuien over een waardeloos gedrocht), hetzij omdat ik in een sadomasochistische of domweg onwetende bui verkeerde. Mensen met ook maar een greintje smaak kunnen deze beschouwing voor hun eigen gemoedsrust beter in zijn geheel overslaan, maar diegenen die zich interesseren voor mijn eigen bescheiden mening treffen hieronder de vijf grootste zeperds van het jaar 2016 aan. Links laten liggen is het devies.




5: Ben-Hur (Timur Bekmambetov, VS)

'Die onsterfelijke klassieker uit 1959 is nodig toe aan een remake, teneinde de blijde boodschap van het gospel wederom onder de massa te verspreiden', dacht de Evangelische producent LightWorks. Oei, dachten ze dat fout! Deze herbewerking van het elf Oscars winnende epos van weleer voegt absoluut niets toe aan het origineel en deed niets dat de vorige film niet beter deed. Hoewel de Here Christus meer schermtijd heeft gekregen (en dit keer bovendien Zijn gezicht herkenbaar in beeld wordt gebracht, zodat we kunnen zien dat het dezelfde acteur is als die kwade keizer vol bling-bling uit 300) is de speelduur vergeleken met de superieure versie amper half zo lang. Beknibbeld is er niet op de zeeslag en de wagenrennen, die er nog acceptabel uitzien ondanks het te hoge digitale gehalte. Wel is er opmerkelijk minder geld gestoken in het scenario en de personages, die plompverloren door de Antieke Wereld slenteren en een steevast fletse indruk maken. Zelfs Morgan Freeman tilt de film niet naar een hoger plan, en dat is beangstigend (hij speelde weliswaar God in Bruce Almighty, maar Gods zegen rust geenszins op dit wanproduct). Niet verrassend vloog deze peperdure productie aan de box-office net zo hard uit de bocht als de bad guy tijdens de wagenrennen.




4: The Sea of Trees (Gus van Sant, VS)

Maar liefst twee films over het intrigerende Japanse 'zelfmoordbos' Aokigahara bereikten ons dit jaar. De ene, The Forest, was een matige thriller met die rondborstige chick uit Game of Thrones. De andere, The Sea of Trees, was zo mogelijk nog slechter. Het betreft een serieus drama van een gerespecteerd regisseur, maar dat is de film nergens aan te zien. Het plot is zowel magertjes als voorspelbaar en blijkt een onsamenhangende mix van Oosterse mystiek, Westerse religie, schaamteloos melodrama en weinig enerverende thriller. Matthew McConaughey kijkt constant verveeld om zich heen op zoek naar een niet te vinden uitdaging voor zijn talent, terwijl Ken Watanabe eens te meer zijn status bevestigt ziet als de enige Japanner die Hollywood kent. Erg jammer, want uit het gegeven van een daadwerkelijk bestaand bos waar men massaal zelfmoord pleegt moet toch een fascinerender film dan dit te distilleren zijn?




3: The 9th Life of Louis Drax (Alexandre Aja, VS/Canada)

Met Horns leverde Aja een geinig en bizar allegaartje op. Met The 9th Life of Louis Drax probeert hij dat kunstje te herhalen, maar het wil niet lukken. De film is een tenenkrommend rommeltje. Absurdistische humor wordt geforceerd gepaard met weinig indrukwekkende spanning rond een zeemonster, overgoten met een ridicuul verpleegsterromannetjesplot waarin de onrealistisch sexy dokter (die vieze zweepjesman uit Fifty Shades of Grey) er met de fraaie moeder van het in coma liggende jonge slachtoffer uit de titel vandoor gaat. Plotwendingen in overvloed, maar ofwel komen ze niet als verrassing of ze zijn te belachelijk voor woorden. Dat de film tegen het einde toe opeens een opvallend serieuze lading omtrent een controversieel maatschappelijk thema krijgt, maakt de kijker vooral boos. De film is te veel in conflict met zichzelf en zwiept alle kanten uit, maar geen enkele richting blijkt de juiste.




2: Shut In (Farren Blackburn, Canada/Frankrijk)

In contrast met de vorige prutfilm, die te veel surprises behelst staat deze irritant conservatieve horrorfilm, die bovenal geen verrassingen lijkt te willen omvatten. Het plot is van begin tot einde een oefening in voorspelbaarheid, waardoor ook de schrikmomenten één voor één doodvallen. En daaraan wordt een topactrice als Naomi Watts schaamteloos verspild. Erg jammer, en bovendien is Shut In exemplarisch voor de staat van het horrorgenre in 2016, waarbij vooral de saaie, 'been there, done that' titels een release kregen en vernieuwende verrassingen als The Witch en Bone Tomahawk direct naar VOD-kanalen verbannen werden.


1: Dirty Grandpa (Dan Mazer, VS)

Het dieptepunt van 2016 is gelijk ook het dieptepunt in de lange loopbaan van de haast legendarische Robert de Niro. In deze pijnlijk onleuke poging tot hilariteit speelt hij de titelfiguur, een oude gluiperd die eigenlijk alleen maar seks met veel jongere meisjes wil hebben en daarvoor zijn relatie met zijn kleinzoon misbruikt. Vervolgens worden we onderworpen aan een eindeloze reeks grappen over ofwel drugs of seks, of allebei tegelijk. Kan iemand mij uitleggen wat er grappig is aan Zac Efron (zijn aanwezigheid is sowieso altijd al een indicatie dat we beter een andere komedie kunnen opzoeken) die De Niro's geslachtsorgaan in zijn gezicht geduwd krijgt? De Niro had waarschijnlijk een welkome afwisseling van de diverse zware drama's die zijn carrière rijk is voor ogen, maar zet zichzelf compleet voor schut en sleept anderen, zoals de ontegenzeggelijk komisch talentvolle Aubrey Plaza, mee in deze beerput van slechte smaak en Amerikaanse seksuele onzekerheden. Plaatsvervangende schaamte regeert tijdens de hele speelduur van dit abominabele misbaksel. Ik zie een hele hoop Razzies in het verschiet van dit verwerpelijke gedrocht...

woensdag 28 december 2016

De Tien Beste Films van 2016


Hoewel 2016 niet zo sterk was als 2015 - echte levensveranderende titels bleven achterwege - viel er tussen al het overhypede Hollywoodspektakel en het bescheidener werk in de filmhuizen toch voldoende te genieten om van een geslaagd bioscoopjaar te spreken. Mijn persoonlijk record aan bioscoopbezoeken ging ruimschoots aan diggelen met maar liefst 102 gangen naar de bios 'voor de lol' en 32 persvoorstellingen, waardoor ik met enige zekerheid durf te zeggen dat ik al het belangrijkste, niet te missen materiaal daadwerkelijk ook niet heb gemist. Deze tien titels - en de re-release van de onsterfelijke klassieker Once Upon a Time in the West, die als heruitbreng helaas achterwege moet blijven - bleven me het meest bij en kan ik iedereen met een beetje interesse in bewegend beeld van harte aanbevelen.


10: The Wailing (Hong-jin Na, Zuid-Korea)

Hoewel in eigen land niet eens zo bijster populair, viert Koreaanse horror onder genreliefhebbers wereldwijd al jaren triomfen. Spijtig genoeg blijft de meeste titels een Nederlandse release bespaard, maar The Wailing vormt een aangename uitzondering. Na's bizarre cocktail van politiekolder, Westerse religie, Oosterse mystiek en nagelbijtende suspense houdt de kijker in een relaas over gruwelijke moorden, duivelse verschijningen en vaderlijke zorg 156 minuten lang in een constante staat van verrassing.



9: Hell or High Water (David Mackenzie, VS)

De teloorgang van het platteland door de economische misère levert deze bijzonder puike neo-Western op, waarin een goede vader en zijn minder goede criminele broer het heft in eigen handen nemen en terugnemen wat het hunne is. Gevatte dialogen met aanstekelijke humor en fraaie landschapsvista's enerzijds, anderzijds stof tot nadenken en de vraag aan wiens kant we moeten staan, die van de wanhopige boeven of de plichtsgetrouwe maar vuilbekkende dienders die hen moeten opsporen? Geen daadwerkelijke desperado's hier, wat garant staat voor een onontkomelijk dramatische ontknoping.



8: The Revenant (Alejandro Gonzalez Inarritu, VS)

Ook dit overblijfsel uit 2015 mag een neo-Western genoemd worden, maar is vooral een schokkend wraakepos. Leonardo DiCaprio acteerde zichzelf dan eindelijk naar die lang verdiende Oscar als een voor dood achtergelaten pionier die zich in de barre winter omstreeks 1820 tegen alle natuurwetenschappen in in leven weet te houden door pure wraakzucht jegens de man die zijn zoon doodde. Schitterende locatiefotografie, innovatieve cameravoering en acteerprestaties die nog lang bijblijven maken de worsteling met de wildernis buiten en binnenin de mens tot een zinderende helletocht.



7: Zootropolis / Zootopia (Byron Howard & Rich Moore, VS)

Disney's meest politieke tekenfilm tot dusverre maakt voor de verandering nou eens verhaaltechnisch effectief gebruik van het concept van 'sprekende 'beestjes' om ons een ingenieuze parabel over verontrustende ontwikkelingen in onze dagelijkse maatschappij voor te schotelen. In een wereld vol dieren proberen schimmige krachten de burgerij op te splitsen door middel van irrationele angst. Een dapper konijn en een slinkse vos moeten een onwaarschijnlijk bondgenootschap aangaan om de ineenstorting van de samenleving te voorkomen. Intrigerende politieke parallellen en legio geslaagde woordgrapjes voor de ouders, visueel spektakel, leuke liedjes en fijne personages voor de koters.




6: Kubo and the Two Strings (Travis Knight, VS)

Toch zou die Oscar voor Beste Animatie heel goed aan Zootropolis' neus voorbij kunnen gaan, ten faveure van Kubo and the Two Strings. Kubo heeft wellicht niet zo'n geraffineerd ideologisch verhaal, maar de stop motion animatie is wonderschoon, van het allerhoogste niveau wat studio Laika tot nu toe heeft geproduceerd. Het verhaal over een kleine jongen met magische gaven die een boze geest moet uitbannen met behulp van de in een aap en een strijdkever gereïncarneerde zielen van diens ouders, is geworteld in de beste mythische tradities, Japans of westers.




5: Arrival (Denis Villeneuve, VS)

Villeneuve bewijst opnieuw zijn creatieve genie in dit fascinerende, nadenkende verhaal over een buitenaardse aankomst. Wanneer intimiderende ruimteschapen op Aarde arriveren, dreigt de mensheid haar eigen wereld in paniek in brand te steken. Slechts een poging tot wederzijds begrip leidt tot het afwentelen van de ondergang, in dit naar Hollywoodmaatstaven diepzinnige wetenschapsdrama dat het niet van bombastisch spektakel maar van enerverende expositie en een wetenschappelijk gefundeerd plot moet hebben. Een plottwist á la Interstellar, maar dan minder ridicuul, ligt in het verschiet en zal niet allen kunnen behagen, maar Villeneuve komt er ruimschoots mee weg.




4: Deadpool (Tim Miller, VS)

Wie de superheldenrage in Hollywood na een dik decennium onderhand wel zat is, mag zich laven aan deze subversieve anti-held, die zijn heroïsche tegenhangers met aanstekelijk succes op de hak neemt. De onderbroekenlol en het expliciete geweld is wellicht niet voor iedereen even aangenaam, maar Deadpool weet een groot aantal demografieën te verenigen in zijn bizarre hoedanigheid als schunnige superheldenromkom. Ryan Reynolds rekent bovendien fenomenaal af met de fouten uit zijn verleden in deze herschepping van de 'Merc with a Mouth', tot grote vreugde van zowel Marvel-fanboys als het algemene publiek.



3: Toni Erdmann (Maren Ade, Duitsland)

Voor aangrijpender humor met een herkenbaar alledaags hart moeten we dit jaar echter in Duitsland zijn. Ondanks de imposante speelduur van 162 minuten laat Toni Erdmann ons geen moment onberoerd in zowel tragiek als hilariteit in de queeste van een vader diens volwassen dochter nieuwe levenslust te schenken. Die raakte ze kwijt aan het grijze bedrijfsleven, dus infiltreert hij in deze genadeloze wereld met niets meer dan een pruik en valse tanden om haar terug te veroveren. Fantastisch optreden op alle fronten van Peter Simonischek als de titelfiguur. Terechte kans op Oscar voor Beste Buitenlandse Film.



2: The Red Turtle (Michael Dudok de Wit, Frankrijk/Japan)

Die nominatie zou echter ook heel goed kunnen passen bij The Red Turtle, het onwaarschijnlijke maar bijzonder ontroerende cinematisch kind van Nederlandse, Franse en Japanse origine. Minimalistische maar emotierijke animatie en dito dialogen in dit verhaal over de worsteling van een schipbreukeling om zich op een eenzaam eiland in leven te houden, en hoe een mysterieuze rode schildpad hem doet berusten in zijn lot. Zakdoeken mee voor deze weergaloos fraaie contemplatie over een menselijk leven.




1: Rogue One: A Star Wars Story (Gareth Edwards, VS)

Ondanks alle emotionele pracht en praal van de voorgaande titels kan een geek als ik echter niet anders dan volledig meegaan in de monumentale triomf van Rogue One. Hoewel doorspekt met (heerlijke!) nostalgische verwijzingen naar het roemruchte verleden, blijkt de film toch een eigen kloppend hart te kennen als oorlogsfilm met opmerkelijk duistere diepgang. Deze beste film uit de reeks - feitelijk niet eens echt in de reeks! - sinds Return of the Jedi is zowel de ultieme knipoog naar het verleden als de belofte voor de toekomst dat goede Star Wars films onder de doctrine van Disney nog steeds tot de mogelijkheden behoren.


zondag 18 december 2016

Jurassic Park 2009: Deluxe Electronic Tyrannosaurus Rex


Year of release: 2009

Accessories:
-Forest Hunter General
-Missile Launcher (with missile)
-Off-Road Vehicle cut-out (Note: since this last “accessory” is actually a part of the figure's box, it will not be reviewed here.)



Description: this Tyrannosaurus figure, though heavily retooled, is still the largest of all JP dinosaur toys ever produced. It measures a good 70 centimetres in length and about 20 centimetres tall. This Rex stands in an active pose, with its left leg moved forward and its right leg posed backward, as if walking. Its head is quite large, almost as big as its belly. It can swallow human and smaller dinosaur figures whole, but they have to be retrieved via the same way they came in. The head, neck and tail are made of a more flexible material than the rest of the figure, with the eyes being small transparent orbs with a black spot (the pupil) painted on them. The T-Rex features poseable arms, legs and even feet (which sport huge toes and claws, including the smaller ones on the side of the lower legs). On its belly, the T-Rex carries a visible speaker unit and battery cover, as well as a little switch, with 'On', 'Off' and 'Try me' printed next to it. The actual sounds are activated by pushing the little button on its back, above the upper legs. In the case of the latter option, the figure only makes noises when the button is pushed, while when in 'On' mode the figure also produces sounds at random. Overall, this figure produces at least thirteen different sounds, including stomping sounds which can be produced by bashing the feet on any surface (this also works when the figure is still boxed).
This large T-Rex features a basic three-way paint job. Colours on the softer parts of the figure's body are more vivid because of the different materials used. The underside (most of the lower jaw, throat, belly and most of the lower part of the tail) are painted greyish beige. The limbs, flanks and middle part of the tail are coloured grey. The top parts of the body (most of the head, neck, back and upper part of the tail) are painted orange. Black lines run over the orange colouring, while additional black colouration is found on the head on the snout, in a a big cluster around the eyes, with a line running out of this part around the chin and in a wave pattern over the lower jaw. Diffused black stripes and spots adorn the flanks, knees and tail, while black bands are found around the lower arms and end of the tail, and a row of black spots runs over each toe. On the upper jaw near the snout the creature sports small triangular blue shapes, two on each side of the face, with black lines around these. The claws on both fingers and toes are painted black. The Rex has beige teeth (some of them broken off or worn out) and the inside of its mouth is pink, with the tongue coloured a darker shade of pink.
The Forest Hunter General wears a dark grey jacket adorned with lighter grey spots and shapes and revealing a grey shirt underneath, as well as silver tags around his neck. He also sports a black utility belt, dark grey trousers and black boots. His pants and shirt sport some slight tears, like he’s had a run-in with an unpleasant dinosaur. He has brown hair and eye brows, black eyes and a rather grim look on his face. He stands in a very odd pose, left leg stretched forwards and right leg braced backwards, left arm reaching up and right arm pointing down, as if he's startled by some prehistoric vermin in front of him. He comes with a missile launcher, which is coloured in a slightly metallic dark grey paint job, with a dark pink missile sticking out of it on both ends. Pushing the end of the missile sort of launches it, though it doesn’t work very well.



Analysis: it took a while, but Hasbro finally did something else than just repaint figure after figure for this toy line, though only once. In this case, they dug up an old T-Rex sculpt, the biggest and baddest around, and revamped it to become the new top predator figure. With great results, since this is by far the most impressive, awe-inspiring and daring figure Hasbro has produced since the JP III line!
Even though this Deluxe Tyrannosaurus uses the specifications of the classic and much beloved Bull T-Rex figure from the TLWS1 toy line, it's a totally different animal altogether. It can still swallow figures, but these can only go a short distance instead of making it all the way to the belly and being retrieved via a big slit in its belly (which also means this new T-Rex incarnation doesn't have a big hole there). That's probably why this Rex doesn't come with a survival pod, since human figures won't be retrieved and thus won't survive being gulped down by the latest Tyrant Lizard King. The figure's poseability has been maximized. This time it can move more than just the arms. The legs and even the feet (which is wholly new for JP toys' standards) are also poseable, increasing playability.
The new paint job is okay, but not the figure's most appealing feature: the grey, beige and black feels fine, the orange less so. It seems too colourful and cheerful on a massive predator like this, though it does feel in place in the already very brightly coloured JP 2009 line. It does also hint at the dismally ugly orange paint job from the Chaos Effect Omega T-Rex predecessor though. However, overall it's an acceptable paint job, and also fairly detailed. All the claws have been taken care off, the tongue is coloured differently from the rest of the mouth, and there's various lines, spots and stripes to give the animal more character. The triangular blue shapes on the upper jaw are a nice little touch for example. The Rex also retains its glassy retina, something only used three times now in JP toys lore.
The sound system of this T-Rex has been expanded a lot compared to the previous Rexes. Though the sounds are not as loud as before, there's an awful lot of them instead of only two or three. At least thirteen different noises can be heard, varying from movie accurate roars to snarls, growls, chomping and stomping sounds. Some of these may be familiar, as they were used for the Bull T-Rex and the JP III T-Rex figures. The difference between a 'Try me' and an 'On' option is a nice touch, but makes little difference overall.
This Deluxe Tyrannosaurus comes with a Forest Hunter General figure and its missile launcher. The human figure is completely dwarfed by the huge T-Rex, and is only useful as prey for this berserker beast. It fits in its mouth and throat easily. Basically Hasbro provided the Rex with its own snack. Unfortunately the General is not painted differently from its regular appearance in this toy line, which makes it less original. The weapon is still totally lame and does absolutely no damage to the hulking carnivore.
Overall, this is one of Hasbro's finest releases and certainly the main attraction of JP 2009. It's not surprising many dinosaur collectors totally ignored the rest of the line and only got themselves its crowning achievement. It should come as no surprise if this becomes a much desired and valuable toy over the next decade, as has been the faith of most big JP figures before. It sincerely deserves such a future.
Unless Hasbro starts to milk this figure to no end as well...

Repaint: yes, more or less. Though at first glance this figure appears a mere repaint of the TLWS1 Bull T-Rex, only its bare shape and size have survived the heavy retooling this sculpt underwent for this toy line. The torso and limbs are now composed of hard plastic, while the head, neck and tail are comprised of softer material than before. The original three Bull Rex sounds are still there, but now backed up by new roars and growls, as well as the JP III T-Rex figures' noises. Overall, this figure might as well be a totally new sculpt, even though it doesn't appear to be. The Forest Hunter General appeared in the exact same paint job in his own set in this toy line, but was originally a JP III figure, which by itself was already repainted for JPD2. The missile launcher originally came with the JP III Military Diver figure, appeared again with that figure repainted in JPD2 and has also been featured with the Diver of this toy line.

Overall rating: 8/10. Probably the best addition to the world of JP toys since the better JP III sculpts were first released in 2001. Though the paint job is not perfect, the many new features, much improved poseability and overall size make for a formidable dinosaur toy. The General and his weapon (as well as the cut-out vehicle) are nice little additions but are hardly noteworthy compared to the main attraction here, though they add some additional fun. This set wasn't rare on release, but that swiftly changed. Because it's such a good and huge toy, it was quite sought after and has by now become almost as valuable as the original TLW Bull T-Rex it was based on. Don't expect this one to be an easy find, despite it not being a very old toy.

woensdag 14 december 2016

Today's Review: Rogue One: A Star Wars Story




Hollywood wordt verweten te teren op de nostalgische onderbuik van haar publiek. Populaire franchises worden teruggebracht naar hun basis met zoveel mogelijk knipogen naar vroeger. Uiteraard mag Star Wars, de moeder aller fanfranchises, niet aan het herkauwlijstje ontbreken, terwijl de reeks tegelijkertijd klaargestoomd wordt voor de toekomstige generatie. Disney lost die tegenstrijdigheid op door zich in de eigenlijke 'Episodes', ondanks de aanwezigheid van oudgedienden, vooral te richten op wat komen gaat, terwijl in de 'Anthology' serie juist de oudere fan zijn hart kan ophalen bij nieuwe verhalen over oude situaties. Rogue One geeft geslaagd de aftrap met één grote nostalgietrip naar het allereerste uur van de ruimtesage, het getouwtrek om die wapenplannen.
 
De afloop is bekend, maar dat mag de pret niet drukken. Hoe het de Death Star uiteindelijk verging is niet van belang, wel hoe het onding tot stand kwam en hoeveel moeite de Rebellen moesten doen om de bouwplannen te bemachtigen. Spil in dit relaas is de getroebleerde Jyn Erso, die door het verzet wordt geronseld in een speurtocht naar haar vader. Zoals ook voor Luke gold, kampt Jyn met flinke 'daddy issues'. Papa Erso werd destijds met geweld van haar ontrukt door kwade Keizerlijke genius Krennic, die zijn technologisch vernuft benutte voor de verwezenlijking van zijn droom des doods. Geplaagd door zijn geweten probeert de ongelukkige echter de opstandelingen van vitale kennis te voorzien. Reden genoeg voor de norse rebellenkapitein Andor om samen met Jyn de waarheid achter de Death Star te achterhalen. Tegen haar zin in, want ze zit niet te wachten op een hernieuwde kennismaking met zowel het verzet als haar vaderlief.


Gareth Edwards blijkt de juiste keuze voor de regiestoel van Rogue One, nadat hij hiervoor met succes Godzilla heruitvond op een wijze die recht deed aan diens verleden, maar fris genoeg was voor het heden. Hij overgoot het reuzenreptiel met een intrigerend duister sausje en doet nu hetzelfde met Star Wars, want de helden in Rogue One zijn lang zo heldhaftig niet. De kersverse Rebellenalliantie moet haar draai als vrijheidsstrijders nog vinden, vooral de methodes die haar afzetten tegen de onderdrukker die zij bestrijdt. Andor is bijvoorbeeld niet te beroerd om pardoes een paniekerige informant uit de weg te ruimen. Dat zijn eigenlijke missie hem kaarsrecht tegenover zijn beschermeling Jyn plaatst, is al gauw duidelijk en zorgt voor het nodige vuurwerk tussen de onvrijwillige bondgenoten. Op hun eerste trip kruisen zij het pad van een fanatieke rebellenleider wiens werkwijze te grof was voor de Alliantie. De manier waarop zijn gesluierde aanhangers in een drukke woestijnstad achteloos hun tegenstanders te lijf gaan, zal onder Edwards geen toevallige parallel met de brandhaarden in het Midden-Oosten vormen. Het is aan Jyn om de rebellie op diens eerste grote missie om te vormen tot een coherent geheel van goeieriken, zoals we die kennen uit de originele trilogie.

Het siert Edwards dat Rogue One voorzien is van volwassen morele diepgang en bovengemiddelde karakteruitdieping in wat feitelijk een onvervalste oorlogsfilm is, maar nooit verliest hij de pure lol uit het oog die Star Wars zo kenmerkt. Dankzij het bonte samenraapsel aan personages - waaronder een Keizerlijke overloper, een blinde Force-adept, een lekker cynische droid - en hun overtuigende onderlinge chemie, vormt de film een weergaloos avontuur vol exotische locaties en humoristische terzijdes. Het plezier dat de cast, van de stoere heldin tot de vilein schmierende schurk, beleeft, spat zichtbaar van het scherm. Kleine misstappen, zoals het gemakzuchtig snel heen en weer schakelen tussen diverse locaties in het begin van de film, zijn daardoor makkelijk te vergeven. En hoewel Jyns aanhoudend pleidooi voor de kracht van hoop wat geforceerd overkomt, stoort het nergens. Het hinten naar 'nieuwe hoop' is immers slechts één van vele verwijzingen naar de originele trilogie die het nostalgische gevoel van Rogue One zo aanstekelijk maken.

Want hoewel voor iedereen onderhoudend, is Rogue One een feest van herkenning voor de fans. Het respect dat Edwards en zijn kompanen voor vooral Episode IV koesteren, is in elk shot voelbaar. Herkenbare sets, muziek, dialoog en cameo's van allerhande oude personages worden een dikke twee uur lang over ons uitgestort, waarbij een gevoel van nodeloze uitpersing der klassieken zich nimmer opdringt. We vergeven zelfs het gemis van de iconische openingstitels. Rogue One is overduidelijk een product van liefde. En natuurlijk een visueel genot. X-Wings en Star Destroyers, maar ook nieuwe voertuigen, vliegen ons om de oren en de Death Star zelf zag er nog nooit zo glorieus uit. Het spektakel was gegarandeerd, maar voelt met de puike cast en dito regie haast meeslepender dan ooit. Bovendien hoeft de film geen frustrerende overkoepelende mysteries voor latere delen op te bouwen, waartoe The Force Awakens was veroordeeld. Rogue One is geen schaamteloze uitmelking van onze nostalgie, maar Edwards' liefdesbrief aan de fans, waartoe hij klaarblijkelijk ook zichzelf rekent.

zaterdag 10 december 2016

Jurassic Park 2009: Battle Growlers: Velociraptor



Year of release: 2009

Description: this Raptor figure can only stand up straight in an overly dramatic posture, its body straight upwards, its legs wide apart and its ferocious claws ready for action, its head facing upwards and turned to the right, jaws wide open (incapable of being closed). The tail is bent in a sort of 'S' shaped fashion. This sculpt has proto-feathers on the back of its head, following the design change of the Jurassic Park III Velociraptors as compared to the Raptors seen in the first two movies. Accordingly, it also has a nasal ridge on each side of its face. A dino damage wound is located on the upper base of the tail, revealing some of its tail bones and dark red muscle tissue. Inside the wound a button is found: when pressed this produces a snarling sound. On its back this creature has a small lever, activating the slashing claw action feature. This also produces an eerie shrieking noise.
This Raptor has a fairly restrained paint job compared to some of the more bizarrely coloured dinosaur figures of this toy line. The underside (throat, belly, lower part of the tail, feet and arms, inner part of the legs) and most of the head is painted very light grey. The rest of the body (back of the head and neck, back, flanks, the rest of the limbs and tail) is coloured brown. On each side of the body, a brown stripe runs from the arms almost to the end of the tail, interrupted only by the upper legs. A very thin light blue stripe runs all the way above it. The proto-feathers on the back of the head are coloured in the same shade of blue. The face is adorned with dark brown stripes, three on each jaw (so twelve in total, or six if the jaws could be closed), one starting much broader than the others at the eye sockets. The Raptor has small yellow eyes with black pupils, white teeth, a pink tongue and inside of the mouth, dark grey claws on both toes and fingers and a white JP logo on each upper leg.


Analysis: naturally this new 2009 JP line couldn't go without a larger Raptor figure, so once again the original JP III Alpha Velociraptor sculpt was revamped (despite the JP III Pack Raptor being such a lousy figure you'd wish Hasbro would repaint that particular sculpt for a change). Apparently the designer who came up with this new paint job wasn't completely high as the designer who thought of the more grotesque paint jobs of this line was (or he/she did a better job at hiding it), since this Velociraptor's paint job is fairly simple compared to those.
It's a pretty good new paint job, original enough but also not totally new. It's interesting to see the underside's colour also covering the head for a change, since that is usually reserved for the topside's main colouring. The slight camouflage effect achieved by the dark stripes over the light facial colour works well: it is somewhat reminiscent of a zebra or a white tiger. The brown and blue stripes are also a nice touch, adding enough diversity to the paint job without the overall colouration going over the top. Still, the proto-feathers could have used more work, they're rather bland now. This paint job's colouration remind one of the old JPS2 Gallimimus' colours, with its combination of brown, blue stripes and a light grey underside. This is most likely unintentional though.
Otherwise, this release is nothing special. It still comes with an irritating posture hindering playability, a very annoying wound that can't be covered up and a fairly ineffective attack option. It's definitely the paint job that makes this Raptor worthwhile enough.

Repaint: yes. This is a repaint of the JP III Alpha Velociraptor figure (Wave 1). It has been repainted several times before for Camo-Xtreme, JPD2 and JPD3.

Overall rating: 6/10. A solid new paint job, but only a half decent sculpt. This dinosaur figure is not at all rare and can still be found easily. Since this set was a Toys'R'Us exclusive that could change over time, but probably not in the coming decade.

zondag 4 december 2016

Today's Review: A Quiet Passion




Dat de Britse regisseur Terence Davies het leven van de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson naar het witte doek vertaalde, zal geen toeval zijn. Dickinson is buiten Amerika vrij onbekend, ondanks haar nalatenschap van bijna tweeduizend gedichten. De poëte genoot tijdens haar eigen leven in de negentiende eeuw weinig erkenning voor haar werk. Van Davies kan hetzelfde gezegd worden, want hoewel zijn films altijd goed ontvangen zijn door de critici, is de omvang van zijn oeuvre bescheiden en is ook hij niet erg bekend bij het publiek. Davies geeft Dickinson alsnog een stem in het bescheiden kostuumdrama A Quiet Passion, en daarmee ook zichzelf.

Dat Dickinson (1830-1886) amper aandacht kreeg, is niet verwonderlijk, aangezien ze het grootste deel van haar leven in haar ouderlijk huis doorbracht en niet vaak onder de mensen kwam. Die beperkingen vloeiden voort uit het patriarchale, diepgelovige milieu dat haar voortbracht. Het was een verstikkende omgeving voor een rebelse, onafhankelijke dame als zijzelf, die vooral haar eigen meester wou zijn, en niet haar hele leven de wil van haar vader of echtgenoot wou volgen. Ze trouwde dan ook nooit. Ze gaf veel om haar familie en wilde niet riskeren weggetroond te worden door een man. Dit in tegenstelling tot haar vriendinnen, die ze langzaamaan uit het oog verloor vanwege zulke huwelijkse verplichtingen. Haar gedichten waren voor haar een vorm van ontsnapping uit deze mannenwereld, waarin de wens van de vrouw simpelweg nooit ter sprake kwam. Dat haar werk doorspekt was met aanklachten tegen religie en de gangbare rollenpatronen, moge duidelijk zijn.

Davies zal in Dickinson een zielsverwant herkend hebben. Zoals de dichteres slechts met de grootste moeite enkele stukken gepubliceerd kreeg - en dan ook nog in aangepaste vorm, tot haar grote woede - zo ziet ook de regisseur zich te vaak geconfronteerd met problemen rond de financiering van zijn films. Bovendien zag hij zijn moeder wegkwijnen in een huwelijk met een gewelddadige echtgenoot, een lot dat Dickinson wist te voorkomen, ook al leverde haar dat juist een leven vol eenzaamheid op. Het was een harde keuze, die veel van haar seksegenoten echter nooit kregen. Als haar schoonzus haar zegt te benijden vanwege haar schijnbare vrijheid, is dat gevoel van Dickinsons kant geheel wederzijds, want die vrijheid gaat ten koste van een gewoon leven. Toch schrijft Dickinson onverdroten voort, want het is letterlijk de enige passie die ze ooit zal kennen.


Het is ironisch dat juist Cynthia Nixon gecast werd in de rol van de alleenstaande schrijfster. Nixon is vooral bekend vanwege haar rol in Sex and the City, waarin haar personage zo'n beetje alles was wat Dickinson niet was. Davies waarschuwde Nixon vooraf dat hij een hekel had aan alles waar haar doorbraakrol voor stond, maar desondanks bleek haar casting een schot in de roos. Nixon speelt Dickinson gepast introvert, als een stille vrouw wier opstand tegen het systeem slechts tot uiting komt in haar werk. De enige stem die ze heeft en die er uiteindelijk toe doet, zit verscholen in haar poëzie. Dat weerhoudt haar er niet van om haar naasten toch stevig van repliek te dienen als de discussie over haar plaats in het leven weer oplaait. Want ze cijfert zichzelf niet weg, in tegenstelling tot haar moeder die slaafs haar man volgt. Dickinsons weigering om te trouwen en haar overgave aan haar dichtkunst vormen een persoonlijke overwinning, het doorbreken van het haar opgelegde leven. Om nog maar te zwijgen van haar weigering deel te nemen aan het heersende streng religieuze leven, in die tijd een flink schandaal. Nixon vat de persoon Dickinson en haar stille daden van feministisch verzet uitstekend en laat zo het stigma dat Sex and the City bij haar achterliet geslaagd vallen.

Het neemt niet weg dat A Quiet Passion toch de indruk van een wat stoffig kostuumdrama achterlaat. Gezien het leven dat Dickinson leidde is het niet vreemd dat de film zich hoofdzakelijk binnenshuis in donkere kamertjes afspeelt. Muziek is grotendeels afwezig, de cameravoering blijft verstild. Deze beperkte, theatrale opzet doet weliswaar recht aan Dickinsons leven, maar maakt de beleving toch wat flets. Op den duur kabbelt de film teveel voort richting melodrama, als Dickinsons moeder in een snikfestijn overlijdt, haar broer overspel pleegt met een jongere vrouw en zijzelf langzaamaan bezwijkt aan een pijnlijke nierziekte. De gevatte dialogen tussen de jongere Dickinson en haar scherp van de tongriem gesneden vriendinnen die de eerste helft van de film kenmerken, worden tegen die tijd node gemist. Die scherpzinnigheid blijft echter levend in haar gedichten die tussen de aktes door voorgedragen worden. Want ook al kabbelt Dickinsons tegendraadse leven langzaam voort naar een schijnbaar roemloos einde in dit rustige cinematische toneelstuk, onder het oppervlak van zowel de vrouw als de film bruist het van de rebelse, levenslustige energie.