maandag 12 augustus 2013

Today's Article: Destination God Part 2: Man Into Space

Hoofdstuk 2: Man into space, het vierde subgenre

Zoals ik reeds aangaf in de inleiding is één van de voornaamste redenen voor het schrijven van deze scriptie het ontbreken van het vierde subgenre in het sciencefictiongenre in mijn BA-paper. Daarom zal het in dit paper alsnog behandeld worden. Hierbij ga ik in op zowel de representatie van religie als wetenschap in het subgenre gevolgd door een casestudy; deze aanpak komt sterk overeen met de manier waarop ik in mijn BA-scriptie de drie andere subgenres besproken heb, met als verschil dat religie daarin niet behandeld werd. Zoals we hieronder zullen zien speelt religie een niet onbelangrijke rol in dit subgenre.



Paragraaf 2.1: definitie van en de rol van wetenschap in het subgenre

Als er één subgenre is waarin sciencefiction zich duidelijk van horror onderscheidt, dan is het wel het ‘man into space’ subgenre. In dit subgenre gaat het meer om de wetenschap zelf dan de, mogelijk desastreuze, consequenties van deze wetenschap. Science is, meer dan in de andere subgenres, de spil waar de films in dit genre om draaien. Wetenschap is wat deze films drijft, wat de verhaallijnen mogelijk maakt. In dit genre wordt wetenschap als overwegend positief gezien en ruimtereizen als iets optimistisch in relatie tot het onbekende.1 Uiteraard zijn er ook de nodige uitzonderingen die wijzen op de gevaren van wetenschap. Desondanks is dit subgenre zonder meer het mildst in de representatie van wetenschap en wetenschappers.
Als voornaamste reden hiervoor kan de band die dit subgenre heeft met de werkelijkheid genoemd worden. Naast wetenschappelijk verantwoord is dit subgenre ook het meest realistisch en actueel. Vooral in de beginjaren van het sciencefictiongenre in de vijftiger jaren, toen de ‘man into space’ films het genre overheersten terwijl de andere subgenres nog uit de startblokken moesten komen, is de grens tussen ‘science fiction’ en ‘science fact’ vaak vaag. Dankzij de intrigerende invloed van het fantastische concept van ruimtereizen met raketten, dat in wetenschappelijke kringen de boventoon voerde, postuleerden deze eerste genrefilms wat er zou kunnen gebeuren als de mens de ruimte zou betreden. Hierin ging de film die als kiem van het genre wordt beschouwd, Destination Moon (USA: Irving Pichel, 1950), het verst. Door zijn veelvuldig gebruik van bestaande wetenschappelijke theorieën en de serieuze toon omtrent het, op dat moment futuristische en in de volksmond onwaarschijnlijke, concept van ruimtereizen kan deze film welhaast een semi-documentaire genoemd worden. Deze realistische toon bleef een frequent verschijnsel in het subgenre (hoewel latere films het voornamelijk gebruikten als achtergrond voor fantastische concepten, zoals buitenaardse beschavingen of andere planeten, dan als basis voor een verhaal).
Hierin ligt een interessante paradox met de andere subgenres: terwijl het subgenre de meest realistische representatie van wetenschap geeft, gaat het ‘t verst in het weergeven van de fantastische kanten van het sciencefictiongenre. Terwijl de andere subgenres zich bezighouden met de huidige tijd en samenleving, waarin de ‘Other’ (buitenaardse wezens, reusachtige monsters) naar ons – dat wil zeggen, Amerika – toekomt, speelt dit subgenre zich dikwijls af in de toekomst waarin wij naar andere werelden trekken en daardoor zelf het contact met de ‘Other’ opzoeken, of waarin wij zelf de ‘Other’ zijn. Echter, het paradoxale hierin is dat ook in de ‘altered human’ en ‘terrestrial creature’ subgenres wij zelf de ‘Other’ als het ware “opzoeken” door ons gebruik of misbruik van onze technologie. Desondanks, door haar representatie van de toekomst en andere werelden, die contrasteert met de andere subgenres doordat zij daarin ontbreekt, blijft het ‘man into space’ subgenre op het eerste gezicht een vreemde eend in de bijt.2 Door veelvuldig gebruik van dergelijke semantische aspecten (ruimte, ruimteschepen, andere planeten, toekomst) is dit subgenre echter wel het makkelijkst af te bakenen van de andere subgenres.
Wat drijft de mensheid de ruimte in? Twee verschillende drijfveren worden als reden hiervoor aangegeven in de films van dit subgenre. De eerste is wetenschap zelf, het aloude vergroten van kennis waarop wetenschap zich baseert. In deze films (maar ook al bijna in de realiteit) heeft de wetenschap het punt bereikt waarop de technologie om een ruimtereis te maken bestaat. De mens trekt daarom de ruimte in en volgt daarbij de richtlijn van wetenschap: nog meer kennisvergaring. De vraag luidt hier eerder ‘waarom niet?’ dan ‘waarom wel de ruimte in?’: het gaat de wetenschappers er niet om of de mensheid de ruimte in moet, maar of zij het kan. De technologie bestaat, dus waarom zou men er geen gebruik van maken? Deze reden kan als arrogant en zelfs onverantwoordelijk geïnterpreteerd worden: wetenschappers denken niet na bij hun creaties en het resultaat dat zij aanrichten, maar puur om de daad van het creëren zelf. Desondanks worden wetenschappers hier eerder als naïef dan als expliciet arrogant neergezet: in hun welhaast kinderlijke enthousiasme naar de nieuwe mogelijkheden verliezen zij de potentiële resultaten uit het oog. Uiteindelijk geven zij hun fouten echter wel toe, leren zij hun les en nemen zij verantwoordelijkheid, waardoor ze niet als kwaadwillend worden afgeschilderd. Deze eerste reden wordt als geheel minder frequent aangetroffen in het subgenre, maar is toch een belangrijke factor die een duidelijk conservatieve blik op technologische ontwikkeling geeft.
Dat geldt niet voor de tweede reden, waarbij wetenschap niet alleen als progressief, maar zelfs onmisbaar geacht wordt. Deze tweede reden uit zich dan ook in bittere noodzaak. De (Amerikaanse) mensheid moet de ruimte in, anders volgt rampspoed. In het subgenre dringt de ernst van de noodzaak voor ruimtereizen zich op twee manieren aan, die los van elkaar gezien kunnen worden, maar ook gekoppeld.
Ten eerste is er de competitie. Als wij, de Amerikanen, niet als eerste de ruimte ingaan en haar mysteries ontsluieren, dan doen zij het wel. Wie zijn ‘zij’? ‘Zij’ worden zelden bij naam genoemd in het sciencefictiongenre, maar het is overduidelijk: ‘zij’ zijn de communisten, de Russen, die in de jaren vijftig in een bittere ‘space race’ verwikkeld waren met Amerika. Degene die als eerste de ruimte “verovert” heeft een groot tactisch voordeel over de oppositie. In Destination Moon wordt deze stelling als volgt uitgelegd:

A rocket is an absolute necessity. If any other power gets on into space before we do, we’ll no longer be the United States, we’ll be the disunited world. […] The race is on and we’d better win it, because there’s absolutely no way to stop an attack from outer space. The first country that can use the moon for the launching of missiles will control the Earth.

Als de VS de ruimte niet als eerste veroveren, dan doet de Sovjet-Unie het. Dat zou de mogelijke ondergang van Amerika en haar idealen kunnen betekenen. Zo geïnterpreteerd draait het niet alleen om de mensheid zelf die de ruimte intrekt, maar ook om de idealen die zij meebrengt en verspreidt. Amerika, het land dat zichzelf portretteerde als laatste hoop voor vrijheid en democratie alom, had zodoende de plicht om de ruimte als eerste te bereiken om een Utopia te stichten (hetzij op Aarde, hetzij in de ruimte zelf). Deed zij dat niet, dan volgde een ideologische Apocalyps, waarin de Russen hun systeem met geweld aan de rest van de wereld op zouden dringen.
De tweede reden is nog grimmiger, en minder frequent gebruikt maar toch zeer treffend. De ruimte wordt hier geportretteerd als de laatste hoop voor de gehele mensheid, zelfs als een toevluchtsoord voor de Apocalyps. De Aarde is gedoemd, maar door de ruimte in te trekken kan de mensheid overleven, zoals in When Worlds Collide (USA: Rudolph Maté, 1951). Of andersom: een buitenaardse beschaving is gedoemd, maar door naar de Aarde te reizen en de mensheid om hulp te “vragen” kan redding gevonden worden, à la This Island Earth (USA: Joseph M. Newman, 1955). In het laatste geval kan onze technologie zich ook tegen ons keren en door wanhopige vijandelijke wezens gebruikt worden, zoals te zien is in Flight to Mars (USA: Lesley Selander, 1951), waarin Marsbewoners de raket van een groep menselijke ruimtereizigers wil kopiëren om met een leger raketten de Aarde te veroveren. Zo waarschuwt de film voor het potentiële misbruik van technologische macht, waar de eerste reden voor de menselijke drijfveer de ruimte in te trekken ook al werd voorgelegd.
When Worlds Collide en het Apocalyptische uiterste van de tweede reden zullen in Hoofdstuk 5 uitvoeriger behandeld worden. Hier voldoet het om te stellen dat deze Apocalyptische visie gevoed werd door de angst voor de atoombom: dankzij dit aspect van de wetenschappelijke vooruitgang kon het mogelijk niet lang duren voordat men werkelijk gedwongen werd de hoop op de ruimte als toevluchtsoord te richten. Zoals John Brosnan opmerkt:

That film-makers suddenly became interested in ways of leaving earth is not surprising since, at the time, it didn’t seem likely that the Earth would be around for much longer.3

Zoals in de andere subgenres doet wetenschap in dit subgenre boete voor de verwoesting die zij heeft veroorzaakt door ook de oplossing aan te dragen die de mensheid, of tenminste een gedeelte hiervan, kan redden. Echter, de daadwerkelijke Apocalyptiek zoals die in het ‘man into space’ subgenre wordt getoond, is zelden aan menselijke wetenschap toe te schrijven. Of zij wordt veroorzaakt door de natuur (When Worlds Collide) of door buitenaardse wetenschap (This Island Earth): in beide gevallen redt menselijke wetenschap de mensheid. Hoe dan ook, de metafoor voor de angst voor het atoom blijft duidelijk.


Paragraaf 2.2: religie in het subgenre

Een eerste vraag die zich aandient bij de benadering van het ‘man into space’ subgenre betreft de ruimte zelf: wat was de ruimte voor de (Amerikaanse) mens in de jaren vijftig? Voor veruit de meeste mensen was het een onbekend, ongedefinieerd gebied waar men weinig of geen kennis van had. De wetenschappelijke verkenning van de ruimte voorbij het eigen zonnestelsel kwam net op gang: in principe kon men alles verwachten achter deze nieuw geopende grens.
Een oud thema dat niettemin in enkele gevallen naar voren komt in het subgenre (voornamelijk impliciet, maar expliciet in Conquest of Space (USA: Byron Haskin, 1955); zie beneden) is het motief van de ruimte als het terrein van God en/of hogere machten: een domein waar de mens zich uit respect verre van dient te houden. Of God zich letterlijk in de ruimte bevindt of dat de ruimte een bufferzone tussen het Aardse en het hemelse is wordt niet aangestipt in het subgenre. Desondanks speelt de eerste drijfveer van het ruimtereizen (zoals in de vorige paragraaf beschreven) hier een rol: de vraag of de mens de ruimte in mag of moet, tegenover het feit dat hij het kan. De ruimte wordt vaak aangeduid als een onbekend domein waar onvoorstelbare, zo niet goddelijke, krachten heersen die de mens voorzichtig dient te benaderen - of helemaal niet - in diens queeste naar wetenschappelijke kennis. In het genre is de ruimte niet zozeer verboden terrein voor de mens, maar wel een terrein dat met alle voorzichtigheid en respect benaderd dient te worden. Zoals de opening narrator in Invaders from Mars (USA: William Cameron Menzies, 1953) zich uitdrukt:

The Heavens. Once an object of superstition, awe and fear. Now a vast region for growing knowledge: the distance of Venus, the atmosphere of Mars, the size of Jupiter and the speed of Mercury. All this and more we know, but their greatest mystery the Heavens have kept a secret: what sort of life, if any, inhabits these planets?

Zoals ook in bovenstaand citaat te zien is wordt de term ‘the heavens’ gebruikt. In tegenstelling tot het alternatief, ‘space’, heeft deze term een duidelijk religieuze connotatie. De veelvuldigheid van het gebruik van deze term in het sciencefictiongenre in de vijftiger jaren duidt op het bovenstaande oude thema van de ruimte als Gods rijk. Doorgaans blijft het bij connotaties als ‘heavens’. Het thema zelf wordt namelijk zelden concreet besproken in het sciencefictiongenre in de vijftiger jaren. Naarmate het decennium vorderde werd het hoe langer hoe minder relevant. De ‘space race’ werd steeds heftiger; het thema vormde slechts een achterhaalde sta-in-de-weg. In sciencefictionfilms uit latere periodes wordt de term ‘heavens’ slechts zeer zelden benut als aanduiding van het concept ‘space’.
Dit oude thema werd in de loop van het decennium vervangen door een nieuw thema, dat, hoewel het niet ontkende dat de ruimte mogelijk een goddelijk domein was (maar hier vooral niet op inging), deze nieuwe aanwezigheid van de mens in de ruimte goedkeurde, zij het slechts de Amerikaanse mens. Hoewel de filmindustrie gretig met het thema van de ruimtereis aan de haal ging, was de Amerikaanse overheid en wetenschap nalatig geweest in de ontwikkeling van daadwerkelijke methodes om de ruimte te betreden. Hierdoor kwam het als een schok toen de Russen in 1957 Spoetnik lanceerden en zij technologisch gezien opeens op het Westen voor leken te liggen. De paniek die deze lancering veroorzaakte deed de Amerikaanse overheid beseffen dat het verder ontwikkelen van ruimtetechnologie noodzakelijk was waarop zij vervolgens flink vaart zette achter de ‘space race’. De vraag was nu: hoe zit het met God? Stond Hij werkelijk achter de Amerikaanse zaak? Gods positie en voor sommigen Zijn hele bestaan werd in twijfel getrokken.4 Ellwood merkt op:

Sputnik, the Soviet artificial satellite whose appearance so confounded those who had trusted implicitly in God and the scientific superiority of the West. The makers of the metal moonlet mocked such pretensions, declaring the cosmic traveller had discovered nothing resembling God in the empty reaches of space.5

Het debat over de toelaatbaarheid van de mens in de ruimte was hiermee definitief verleden tijd. Amerika moest en zou de ‘space race’ winnen en niet toestaan dat het communisme ook de ruimte veroverde. De ruimte diende toe te behoren aan Amerika en de Westerse idealen. Wetenschappelijke ontwikkeling zou dit mogelijk maken.
Patrick Lucanio beschrijft in zijn werk hoe Amerikaanse technologische ontwikkeling de mensheid een ‘tweede Eden’ beloofde, waarin wetenschappelijke innovaties het leven makkelijk hadden gemaakt onder een ideologie van vrijheid en democratie. Met betrekking tot het ‘man into space’ subgenre stelt hij dat ‘…the colonization of space was yet another manifestation of the second Eden’.6 De Amerikaanse waarden werden dankzij de vruchten van de wetenschappelijke vooruitgang de ruimte in gezonden door de “echte Amerikaan” zoals deze afgeschilderd werd in de ‘scientist hero’ van het genre: een knappe, blanke, heteroseksuele man met gezond verstand, uiteraard Godvrezend. Zoals Lucanio hem omschrijft een ‘American Adam’:

The American Adam […] is the Adam before the Fall. He is morally pure and socially innocent; his drive is for freedom, manifested by his never-ending escape from the confines of civilization and from the corruption that accompanies civilization. His vision is a romantic vision, a quest, it seems, for the perfect world.7

Deze zoektocht naar een betere, zo niet perfecte, wereld is een drijfveer van het ‘man into space’ subgenre: een wereld zonder angst en paranoia, zonder communisme. Een dergelijke wereld wordt doorgaans niet gevonden in het genre: alle in de ruimte aangetroffen werelden, ook al lijken ze aanvankelijk nog zo utopisch, blijken karakterfouten te delen met de menselijke beschaving (als reflectie op de tijdsgeest) en naderen hun ondergang (o.a. in Flight to Mars en This Island Earth): in andere gevallen hebben dergelijke fouten de wereld die de ruimtereizigers vinden al lang geleden verwoest, een waarschuwing voor het lot van onze eigen wereld die in de jaren vijftig relevanter dan ooit voelde (o.a. in Rocketship X-M (USA: Kurt Neumann, 1950) en Forbidden Planet (USA: Fred M. Wilcox, 1956)). (Zie in Hoofdstuk 5 met betrekking tot deze verloren beschavingen mijn passage over de ‘Alien Apocalypse’.)
Hoewel God niet aangetroffen wordt in de ruimte, voelt de ruimtereiziger in het genre vaak een connectie met het goddelijke als hij zich in het hemels firmament waagt om de Amerikaanse idealen te verspreiden. In een aantal momenten in het subgenre bespreekt hij het gevoel gestuurd te worden door een goddelijke macht naar een bepaald doel. In een enkel geval is deze goddelijke invloed negatief, zoals in Conquest of Space als de missie de ene tegenslag na de andere ondervindt wat de gezagvoerder ervan overtuigt dat God niet wil dat de mens zich verder de ruimte in waagt (Conquest of Space wordt hieronder uitvoerig behandeld). De andere gevallen zijn overwegend positief. Een voorbeeld is te vinden in Rocketship X-M: om onverklaarbare redenen wijzigt de X-M raket koers en gaat zij naar Mars in plaats van naar de maan, haar beoogde doel. De wetenschappers merken dan op:

Dr. Lisa van Horn: ‘What does it mean, Dr.?’
Dr. Karl Eckstrom: ‘It means there are times when a mere scientist […] must pause and observe respectfully while something infinitely greater assumes control. I believe this is one of those times.’ [my emphasis]

In gevallen als deze lijkt God de (Amerikaanse) mens te sturen naar een bepaald doel. Gezien de opvattingen over de relatie tussen God en de VS in de jaren vijftig (zie Hoofdstuk 1) is het niet merkwaardig dat het sciencefictiongenre deze positieve connectie onderstreept, zij het zelden op expliciete wijze: het wordt doorgaans gelaten bij een opmerking als deze die niet concreet op God slaat maar wel aangeeft dat een hogere macht de ruimtevaart naar een doel stuurt. Wat is dit doel? De “verovering” van de ruimte door het Amerikaanse Ideaal. Zoals Destination Moon aangeeft wanneer de Amerikaanse vlag op de maan geplant wordt:

By the grace of God and in the name of the USA I take possession of this planet for the benefit of mankind. [my emphasis]

In deze film claimt Amerika de maan voor het welzijn van de mensheid (niet slechts de Amerikaanse samenleving), en God staat dit toe. Eens te meer blijkt hieruit de gedachte dat God aan de Amerikaanse kant van vrijheid en democratie staat: het is de Amerikaanse missie deze waarden onder de hele wereld, zo niet daarbuiten, te verspreiden tegenover het communisme, de ideologie van de ‘unfriendly foreign power’ die de ruimtereis in deze film probeerde tegen te houden. In haar pogingen om de ruimte voor het Amerikaanse Ideaal te veroveren voordat een tegenstrijdige ideologie dat doet gaan wetenschap en religie hand in hand.
Aan de hand van When Worlds Collide zal de tweede drijfveer voor het maken van ruimtereizen, het overleven van de mensheid, aanvullend besproken worden in Hoofdstuk 5, gezien het aanwezige Apocalyptische aspect. Ik zal er hier niet op ingaan, teneinde onnodige herhaling te voorkomen.




Paragraaf 2.3: casestudy Conquest of Space

Conquest of Space is qua uitgangspunt en design typerend voor het ‘man into space’ subgenre, maar thematisch is het dat niet. De film draait om de eerste stap in ‘deep space’ die de mensheid in de toekomst8 zet na jaren voorbereiding: een groots ruimtestation is geconstrueerd van waaruit de eerste raket een reis naar Mars zal ondernemen in de eerste fase van de ‘verovering van de ruimte’, de poging tot kolonisatie van andere planeten door de mensheid. De mensheid werkt samen om dit doel te bereiken in een organisatie genaamd de ‘Supreme International Space Authority’; in de film wordt de bemanning geleid door Amerikaanse archetypes (de strenge maar rechtvaardige generaal, de idealistische jongeman, de komisch bedoelde sidekick).
De film, geregisseerd door Byron Haskin en geproduceerd door George Pal, is afgezien van een enkele designfout (de raket is merkwaardig genoeg uitgerust met vleugels) vrij realistisch in de weergave van wetenschappelijke theorieën en concepten. Dit is niet vreemd, aangezien Pal eerder in het decennium verantwoordelijk was voor de “pseudo-documentaire” Destination Moon. Met Conquest of Space zette hij de trend van wetenschappelijk verantwoorde sciencefiction voort.9 Dezelfde Pal leverde, in samenwerking met Haskin, twee jaar eerder The War of the Worlds (USA: Byron Haskin, 1953) af, waarin een weinig positief beeld van wetenschap geschetst werd ten gunste van religie en geloof, dat aan het eind van de film de mensheid redt van de Martianen (zie voor een analyse van de representatie van wetenschap in deze film Casestudy 1 van ‘It Came from Cold War America’). Opmerkelijk genoeg lijken Pal en Haskin hun opvattingen ten opzichte van wetenschap herzien te hebben. Waar in The War of the Worlds de menselijke wetenschap faalde in haar pogingen de mensheid te beschermen tegen de monsterlijke Martiaanse oorlogsmachine, vormt wetenschap in Conquest of Space een belangrijk hulpmiddel voor het in vrede leven van de mensheid. In deze film moet religie het ontgelden, althans die religie die geen ruimte laat voor interpretatie. In The War of the Worlds was geloof daarentegen de redder van de mensheid.10
Religie in deze film is direct gekoppeld aan het oude thema van de ruimte als het heilige domein van God, dat in 1955 al grotendeels achterhaald was vanwege de feller wordende ‘space race’. Hierdoor wijkt de film thematisch af van andere ‘man into space’ films, die dit motief alleen impliciet behandelden maar het goeddeels negeren ten bate van de wonderen van de wetenschap en de noodzaak van het ruimtereizen. De mensheid vormt, dankzij wetenschappelijke hoogmoed, een indringer in ‘the heavens’ en wordt gestraft voor zijn godslastering. Althans, dit is de redenatie van generaal Samuel Merritt, die verantwoordelijk was voor de bouw van het ruimtestation en de raket, en de eerste missie naar Mars leidt. Merritt heeft vanaf het begin van de reis sterke bedenkingen over de onderneming, aangezien het oorspronkelijk de bedoeling was naar de maan te gaan. Zijn superieuren besloten opeens het doel te veranderen terwijl de missie hier niet op berekend was. Tot zover zijn er geen religieuze bezwaren tegen de missie. Die bezwaren komen geleidelijk, als de raket met de ene na de andere catastrofe (ongelukken, botsingen met een asteroïde, verlies van bemanningsleden) geconfronteerd wordt. Dit overtuigt Merritt er hoe langer hoe meer van dat de missie vervloekt is vanwege de godslastering die de bemanning pleegt door te ver de ruimte te betreden. Uiteindelijk tracht hij er alles aan te doen om de missie te saboteren – hierbij Bijbelcitaten in het rond strooiend – waarbij hij zelfs moord niet schuwt.
Merritts transformatie van plichtsgetrouwe wetenschapper naar raaskallende godsdienstwaanzinnige wordt weinig onderbouwd. Het enige element dat Merritt in connectie brengt met religie is zijn Bijbel die hij leest tijdens de trip naar Mars. De film impliceert dat genoeg psychische tegenslag en teveel geloof in de Bijbel als Absolute Waarheid elk rationeel mens in een gewelddadige radicaal kunnen veranderen. Hier tegenover plaatst de film het beeld van de rationele mens die vertrouwt in wetenschappelijke vooruitgang, in de persoon van Merrits zoon, kapitein Barney Merritt. Ook hij ondergaat psychische druk door alle tegenslag, maar hij blijft geloven dat de wetenschap een oplossing voor alles kan bieden. Hij ontkent niet dat er een hogere macht in het spel kan zijn en benut dit ook in zijn argumentatie om zijn vader te overtuigen van de noodzaak van hun reis, getuige de volgende dialoog:

Barney: ‘I don’t remember you reading the Bible so often, sir.’
Generaal Merritt: ‘It’s the one book you never really get through reading. Man’s every move, his every thought, every action, is in there somewhere, recorded or predicted. Every move except this one. According to the Bible, Man was created on the Earth. Nothing is ever mentioned of his going to other planets. Not one blessed word.’
Barney: ‘Well, at the time the Bible was written, it wouldn't have made much sense, would it?’
Generaal Merritt: ‘Does it now? The Biblical limitations of Man's wanderings are set down as being the four corners of the Earth. Not Mars, or Jupiter, or infinity. The question is, Barney, what are we, explorers or invaders?’
Barney: ‘Invaders? Of what, sir?’
Generaal Merritt: ‘The sacred domain of God. His heavens. To Man, God gave the Earth, nothing else. This taking of... of other planets... it's almost like an act of blasphemy.’
Barney: ‘But why? They belong to no one else.’
Generaal Merritt: ‘We don't know that.’
Barney: ‘But look, sir, it couldn't be just an accident that at the very time when Man's resources on Earth are reaching an end, Man develops the ability to leave his own world and seek replenishment on other planets. The timing is what fascinates me: it's too perfect to be accidental.’
Generaal Merritt: ‘Those other planets might already be tenanted.’
Barney: ‘Oh, I don't think so... the universe was put here for Man to conquer.’

Qua religieuze overtuiging lijkt Merritt het meest op een overenthousiaste fundamentalistische evangelist die hardnekkig gelooft in de Bijbel als contextloos werk dat universele waarden voor alle tijden en situaties omvat en kritiekloos gehoorzaamd moet worden: tegenspraak wordt niet getolereerd. Het verschil van mening eindigt daarop in een conflict tussen vader en zoon, dat uitmondt in de dood van de vader die in een laatste sabotagepoging zijn zoon aanvalt, die vervolgens in zelfverdediging zijn waanzinnige vader neerschiet.
De argumentatie van zowel vader als zoon Merritt slaat terug op drijfveren tot ruimtereizen zoals ik die in Paragraaf 2.1 formuleerde. Ten eerste is er de reis naar de ruimte vanwege de bestaande mogelijkheid daartoe. In deze film heeft de mensheid de technologie om de ruimte in te trekken, maar wat is daartoe zijn reden? Volgens generaal Merritt is deze er niet, aangezien de mens op Aarde dient te blijven volgens Gods geschriften: de mens gaat de ruimte in omdat hij het kan, maar staat er niet bij stil of hij dat mag. Daarmee pleegt hij godslastering van de ergste soort, meent generaal Merritt:

Generaal Merritt: ‘Merritt speaking. Here's the report. Lost course for several days due to near-collision with asteroid, but we can still reach destination as planned... which may be Mars, or Hell. This voyage is a cursed abomination! If it were possible I'd come back now, return the ship to Earth and blow it up-’
Barney: ‘General, please!’
Generaal Merritt: ‘-together with all plans in existence for building another!
We're committing Man's greatest sacrilege! And we can't stop!’ [my emphasis]




Ten tweede is er de ruimtereis uit noodzaak, wat in het meningsverschil uiteindelijk wint. Deze drijfveer gebruikt Barney in zijn argumentatie: de grondstoffen op Aarde raken op, als de mens wil overleven moet hij nieuwe grondstoffen in de ruimte vinden. Gebeurt dit niet, dan zal de Aarde in een nieuwe Wereldoorlog terechtkomen in de strijd om grondstoffen. Een bemanningslid, de Japanse sergeant Imoto, gebruikt eerder dit argument om de noodzaak van de missie, en zijn trots eraan deel te mogen nemen, te onderstrepen. Zijn precieze bewoording is echter bizar uitgedrukt en maakt zelfs gebruik van racistische stereotypering. Het zegt meer over hoe Amerika destijds tegen de Japanners aankeek dan dat het een duidelijke onderbouwing geeft van de noodzaak de ruimte in te trekken op zoek naar grondstoffen:

Some years ago, my country chose to fight a terrible war. It was bad, I do not defend it, but there were reasons. Somehow those reasons are never spoken of. To the Western world at that time, Japan was a fairybook nation: little people living in a strange land of rice-paper houses... people who had almost no furniture, who sat on the floor and ate with chopsticks. The quaint houses of rice paper, sir: they were made of paper because there was no other material available. And the winters in Japan are as cold as they are in Boston. And the chopsticks: there was no metal for forks and knives and spoons, but slivers of wood could suffice. So it was with the little people of Japan, little as I am now, because for countless generations we have not been able to produce the food to make us bigger. Japan's yesterday will be the world's tomorrow: too many people and too little land. That is why I say, sir, there is urgent reason for us to reach Mars: to provide the resources the human race will need if they are to survive. [my emphasis]

Wat de bemanning aantreft op Mars, een dor onontgonnen terrein zonder spoor van leven, duidt op de ruimte als gebied voor grondstoffen en lijkt de afwezigheid van een goddelijke macht die tegen menselijke aanwezigheid kan zijn te bevestigen. Als een bemanningslid opnieuw opmerkt dat de hele missie vervloekt is door alle tegenslag wijst een ander hem op de levenloosheid van Mars en de hierdoor geïmpliceerde afwezigheid van God:

Only God can make a tree.” Okay? Where is it? Where's the trees, and the flowers, and the grass? Where's the water? You hear me? Where's the water?!

Desalniettemin, de bemanning ontkent niet dat God bestaat. Integendeel, ook Barney wijst in het eerste citaat op het feit dat de situatie te toevallig is om niet gestuurd te worden door een hogere macht. Een herhaling van zijn argument:

[…] it couldn't be just an accident that at the very time when Man's resources on Earth are reaching an end, Man develops the ability to leave his own world and seek replenishment on other planets. The timing is what fascinates me: it's too perfect to be accidental. [my emphasis]

In Barneys denkkader geeft deze macht toestemming aan de mensheid om de ruimte in te trekken en diens voortbestaan te waarborgen, wat blijkt uit de haast perfecte aaneenschakeling van omstandigheden. Dit argument kan beschouwd worden als een uiting van het geloof in de God die het Amerikaanse Ideaal steunt, de God die achter Amerika’s handelingen in de naam van democratie en vrijheid staat en zorg draagt voor Amerika’s overleven, en daardoor dat van de hele mensheid. In deze film wordt de verovering van de ruimte, ondanks de doorgaans negatieve connotatie van het woord ‘verovering’, niet gezien als een verkeerde daad, maar als noodzakelijk en indirect gesteund door God.
In tegenstelling tot in The War of the Worlds maakt Conquest of Space geen gebruik van religieuze symboliek (afgezien van het kruis als markeerpunt voor het graf van de generaal op Mars), maar is de discussie over de functie van religie alleen terug te vinden in de dialoog. De dialoog is precies datgene wat ten node gemist wordt tussen de verschillende kerken in de vijftiger jaren, en deze film spreekt dit thema (waarschijnlijk onbewust) aan ter illustratie van het gebrek aan samenwerking tussen de kerken. In een kritieke situatie, zij het fictief (de oprakende grondstoffen) of actueel (de dreiging van het communisme) is het juist noodzakelijk verdeeldheid - hetzij tussen kerken in de realiteit, of tussen de naties zoals de film weergeeft (de naties werken samen in de “verovering” van de ruimte door de mensheid) - opzij te zetten om samen te overleven, waarbij religie als bindmiddel en wetenschap als hulpmiddel moet dienen. Dit is het punt dat Conquest of Space lijkt te willen maken, maar door de eenzijdige negatieve representatie van de aanvankelijk rationele generaal die onder druk in een redeloze fanatiekeling verandert waarschuwt de film eerder voor de gevaren van het blind vertrouwen in de Bijbel.
How far is too far?’, luidt de tagline van de film. Het antwoord hierop schuilt niet in de vorderingen van de technologische ontwikkeling of het verkennen van de ruimte, maar in de grenzen van het geloof. Een degelijke balans tussen vertrouwen in de vooruitgang en religie is goed mogelijk (zoals Barneys perspectief aantoont), tenzij men te ver gaat in het letterlijk nemen van de bronnen van religie, waarop radicale geloofsbelijdenis een belemmering vormt voor het welzijn van de mensheid.



1 Sobchack, Vivian. ‘The alien landscapes of the planet Earth: science fiction in the fifties.’, in: Atkins, Thomas R. Science Fiction Films. New York: Monarch Press, 1976: p. 51
2 Dit is een reden dat ik het ‘man into space’ subgenre niet in mijn BA-scriptie behandelde. Naast het feit dat ik het te laat distantieerde van de andere subgenres wist ik niet goed hoe ik de geportretteerde toekomstbeelden voldoende kon laten aansluiten met onderzoek naar de samenleving in de jaren vijftig zelf, die duidelijker gerepresenteerd werd in de andere subgenres. Deze fout hoop ik hier goed te maken.
3 Brosnan, John. Future tense: the cinema of science fiction. New York: St. Martin’s Press Inc., 1978: p. 81-82
4 Ellwood 1997: p. 186
5 Ellwood 1997: p. 175
6 Lucanio, Patrick. Them or us: archetypal interpretations of fifties alien invasion films. Indianapolis: Indiana University Press, 1987: p. 88
7 Lucanio 1987: p. 88
8 De precieze datum wordt in de film zelf niet genoemd, maar het is ongetwijfeld niet in de jaren vijftig. Brosnan beweert dat het ‘set in the 1980s’ is (Brosnan 1978: p. 79); ook op IMDb wordt dit vermeld.
9 Pal maakte o.a. gebruik van technisch advies van Wernher von Braun (ontwerper van de Duitse V-2 raket). Brosnan 1978: p. 81
10 Pal en Haskin zijn zeer wisselvallig in hun weergave van de relatie tussen wetenschap en religie. Als hun hele repertoire aan sciencefictionfilms van de vijftiger jaren in beschouwing wordt genomen lijken ze geen eenduidige mening over deze relatie te hebben. In Destination Moon is, op een enkele opmerking na, geen sprake van religie: wetenschap voert de boventoon en helpt Amerika als eerste de maan te bereiken. When Worlds Collide gebruikt daarentegen op verschillende momenten Bijbelse spreuken om het Apocalyptische gehalte van de film te benadrukken. In deze film vormt wetenschap het middel dat de laatste restanten van de mensheid naar een nieuw thuis in de ruimte voert, als een metafoor voor de Ark van Noach. Hier kunnen wetenschap en religie dus vreedzaam samengaan en vormt wetenschap tot op zekere hoogte een eigen religie (zie Hoofdstuk 5). Daarop volgt The War of the Worlds, die een grimmig beeld van falende menselijke wetenschap schetst, naast een schokkende metafoor voor de overdaad aan wetenschappelijke kracht in haar representatie van de zeer geavanceerde maar onethische Martianen. In deze film wordt de mensheid slechts gered door zich tot God te wenden (‘divine intervention’). Tenslotte volgt Conquest of Space waarin wetenschap als een hulpmiddel voor het overleven van de mensheid wordt beschouwd, dat door sommige gelovigen wordt omarmd (in de persoon van Barney), maar door anderen als godslasterlijk wordt gezien (Generaal Merritt). Het lijkt erop dat Pal en Haskin geen specifieke opvatting prefereren maar iedereen te vriend willen houden door zowel religie als wetenschap multi-interpretabel te laten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten