woensdag 7 augustus 2013

Today's Article: Destination God, Part 1: Introduction and Chapter 1: American Religion in the Fifties

It's been a while (quite!), but I decided it's time to dust off some of my old college papers and place them on this blog for the Article Archives. There's still a few of these left that definitely deserve a place there after all. Today, I start with the first part of my personal favorite, Destination God, an exploration of the representation of religion in the science fiction films of the 1950s. This is one of my longest papers, so it will take a while before it's all here, but it makes for a fascinating read regardless. Something to help you get through the vacation month of August perhaps?
 



Inleiding

Deze scriptie handelt net als mijn bachelorscriptie over Amerikaanse sciencefictionfilms uit de jaren vijftig. Aanleiding hiervan is – naast mijn immer voortdurende liefde voor het sciencefictiongenre in het geheel en de sciencefictionfilms uit de vijftiger jaren in het bijzonder – een gevoel van onvrede over het eindresultaat van mijn bachelorscriptie dat mij heeft achtervolgd. Hoewel mijn uiteindelijke bachelorscriptie, getiteld It Came from Cold War America: wetenschap en Amerikaanse sciencefictionfilms in de vijftiger jaren, geenszins slecht werk was, bleek het achteraf incompleet. 
 
In het stuk beschreef en analyseerde ik het genre dat ik opgedeeld had in drie omvangrijke subgenres, te weten de ‘terrestrial creature’ films, de ‘alien invasion’ films en de ‘altered human’ films. Ik had deze indeling zo gemaakt aan de hand van de films die ik destijds voor mijn scriptie tot mijn beschikking had, alsmede een vergelijkbare indeling gemaakt door de auteurs van de bronnen die ik ervoor bestudeerde. Pas laat in het researchproces ontdekte in een vierde subgenre dat minstens zo belangrijk was voor het onderwerp: ik heb het nu aangeduid als het ‘man into space’ genre en zal het in dit paper alsnog kort analyseren aan de hand van de representatie van wetenschap in dit subgenre. 
 
Daar blijft het niet bij. Ik wil mezelf niet onnodig herhalen of me richten op een enkel subgenre. Ik wil het sciencefictiongenre als geheel belichten vanuit een andere invalshoek aan de hand van een nieuw onderwerp: religie. (Ik schrijf dit paper niet voor niks voor de Onderzoeksseminar Film and Religion.) Al tijdens mijn eerste onderzoek merkte ik op dat religie in de films uit deze tijd een vaak aangekaart onderwerp is dat zowel een nauwe band met wetenschap als een afkeer ervan leek te hebben. Daarom richt ik mij in deze scriptie – die zowel een gedeeltelijk vervolg op mijn bachelorscriptie is als een geheel nieuw paper met een niet eerder behandeld onderwerp – op de rol van religie en haar connectie met wetenschap in het Amerikaanse sciencefictiongenre van de jaren vijftig. De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt als volgt:

Hoe wordt religie gerepresenteerd in Amerikaanse sciencefictionfilms in de vijftiger jaren?

Als tweede hoofdvraag zou ‘wat is de relatie tussen religie en wetenschap in deze films?’ geformuleerd kunnen worden. Zoals ik zal schrijven zijn beide concepten niet per definitie los van elkaar te zien in het sciencefictiongenre in deze tijd. Dit paper zal zich daarom ook richten op verschillende andere vragen die zich terloops zullen aandringen. Zijn religie en wetenschap met elkaar in conflict in dit genre? Vullen ze elkaar juist aan? Wordt wetenschap gezien als het Kwaad dat de mensheid het Einde der Tijden zal brengen, of is zij de redder van de mensheid? Zijn wetenschappers en buitenaardse wezens Christusfiguren of juist demonen? Speelt wetenschap voor God? Is wetenschap zelf wellicht een religie te noemen?

Zoals gezegd zal ook het ‘man into space’ subgenre in dit paper belicht worden. Ik zal het analyseren op dezelfde manier waarop ik de andere drie subgenres heb beschreven: eerst zal ik het subgenre definiëren, vervolgens zal ik toelichten welke rol wetenschap en religie erin speelt, en tenslotte sluit ik af met een casestudy waarin ik een specifieke film die exemplarisch is voor het subgenre zal analyseren. Dit subgenre leent zich prima voor een lezing van de rol van religie in sciencefiction, gezien de filosofische en existentiële vragen die erin aan bod komen. Desondanks zijn de andere drie subgenres ook van belang voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Dit geldt het sterkst voor het ‘alien invasion’ subgenre, waarin de buitenaardsen ofwel met vreedzame bedoelingen komen waardoor zij doen denken aan Christusfiguren, of het zijn agressors die de Aarde met geweld willen veroveren, waarop de mensheid zijn hoop op goddelijk ingrijpen kan richten als de wetenschap faalt de veroveraars te weerstaan. Dit subgenre en het ‘man into space’ subgenre zullen in dit paper het uitvoerigst aan bod komen. Zowel het ‘terrestrial creature’ als het ‘altered human’ subgenre laten minder ruimte voor religie in hun strijd met monsters, en waar religie wel naar voren komt is het doorgaans gericht op het aloude ‘playing God’ thema. Om deze reden zullen beide subgenres in dit paper korter behandeld worden. Desondanks bieden ook deze subgenres interessante perspectieven op het overkoepelende thema.

Ik zal dit paper afsluiten met een casestudy van een film waarin religie een prominente rol speelt, waarin ik mijn bevindingen van de rol van religie in het genre als geheel zal toelichten. Gezien mijn achtergrond als filmstudent zal ik mij niet bezighouden met de definitie van ‘religie’, aangezien ik niet de pretentie heb een sluitend antwoord te kunnen leveren op de vraag wat religie precies is. Hiermee heeft religiestudies zich immers al decennia lang bezig gehouden. Wel zal ik proberen een redelijke beschrijving van de belevenis van religie in de Amerikaanse samenleving van de vijftiger jaren te geven, voor zover dit überhaupt mogelijk is. Hierbij laat ik de minder opvallende religies die zich in het multiculturele Amerika ophouden buiten beschouwing, aangezien zij niet of nauwelijks gerepresenteerd worden in de filmindustrie van de jaren vijftig: alleen de mainstream religies als protestantisme en Rooms-katholicisme hadden in Hollywood destijds sterke invloed. Een steekhoudende definitie van ‘wetenschap’ heb ik reeds geleverd in mijn bachelorscriptie dus zal ik ervan afzien mijzelf te herhalen door het begrip hier opnieuw te definiëren. 
 
Het corpus aan films zal, afgezien van haar omvang (een totaal van 41 titels), inhoudelijk niet verschillen van het corpus van mijn bachelorscriptie. Ik zal mij beperken tot het behandelen van Amerikaanse sciencefictionfilms uit de periode 1950-1959. Films uit andere landen die destijds ook actief met het genre bezig waren (zoals Japan en het Verenigd Koninkrijk) komen niet aan bod, ongeacht de ongetwijfeld fascinerende religieuze (sub)teksten die zich in deze films ophouden.





Hoofdstuk 1: Religie en/in Amerika in de vijftiger jaren


Voordat ik inga op de rol van religie in sciencefictionfilms is het noodzakelijk dat ik het begrip ‘religie’ in een historisch kader plaats. De rol die religie speelt in het genre is, net zoals de rol van wetenschap, beïnvloed door de tijdsgeest en het is nodig dat ik een aantal zaken hierover vermeld zodat de religie zoals we die later zien in de sciencefictionfilms in een context geplaatst kan worden. Religie speelde in de jaren vijftig een aanzienlijke rol in de Amerikaanse samenleving, waardoor ik het niet in veel detail kan beschrijven aangezien mij de ruimte en kennis daartoe ontbreekt. Gelukkig heeft een aantal auteurs vanuit het perspectief van de godsdienststudies gedegen onderzoek gedaan naar de belevenis van religie in de Amerikaanse samenleving destijds. Gebaseerd op hun werk kan ik ten minste de belangrijkste aspecten kort toelichten, maar ik ontken niet dat deze toelichting onvolledig is: zij dient uitsluitend als achtergrond voor de daarop volgende analyse van het sciencefictiongenre. Hoewel niet alle fronten waarop religie actief was in de jaren vijftig (zeker niet de kleinere, minder invloedrijke religies, aangezien deze geen invloed hadden op de productie van Hollywoodfilms) direct gereflecteerd werden in het sciencefictiongenre is het toch bruikbaar een overzicht van de werking van religie destijds te schetsen, wat ons helpt de invloed van religie en haar representatie in films te begrijpen. 
 
Zoals ik beschreef in mijn BA-scriptie werd de Amerikaanse samenleving in de jaren vijftig gekenmerkt door angst voor de dreigende situatie die de Koude Oorlog geschapen had, alsmede de verandering binnen de samenleving op technologisch en cultureel gebied. De angst voor een atoomoorlog hing als een schaduw over de samenleving heen, terwijl de dreiging van communistische elementen binnen de eigen maatschappij de politiek vooral in de eerste jaren van het decennium beheerste. Tegelijkertijd werd men geconfronteerd met een lange reeks technische innovaties (zowel negatieve als positieve) waaraan men in korte tijd moest wennen, en waren de rolverdelingen tussen mannen en vrouwen enerzijds en de oudere en jonge generaties anderzijds veranderd. Verandering en angst, dat waren de concepten die het tijdperk het best typeerden: Errol Vieth spreekt in relatie tot beide aspecten over ‘two significant threads that weave through the fifties’.1 Het is alleen maar begrijpelijk dat velen in zulke tijden als nooit tevoren toevlucht zochten tot hun geloof, hetzij het traditionele Protestantisme dat tot nog toe de dominante godsdienst was in de Verenigde Staten, hetzij in andere religies die steeds prominenter werden. Religie bloeide op als nooit tevoren: er werden meer Bijbels verkocht en kerken werden op zondag in de vijftiger jaren drukker bezocht dan ooit.2
 
In zijn diepgaande onderzoek naar religie in het Amerika van de jaren vijftig omschrijft Robert Ellwood het decennium als een ‘spiritual marketplace3: er was een divers aanbod aan verschillende (interpretaties van) religies: het merendeel was Christelijk, maar ook het Jodendom bleef stabiel, evenals de religieuze ‘underground’. De Amerikaanse samenleving werd altijd al getypeerd door een diversiteit aan godsdiensten. Na elk naoorlogs tijdperk vond een sterke opleving van religieuze interesse plaats. Dit gold voor de jaren vijftig even sterk als voor eerdere tijden. Het grote aanbod aan religies duidt Ellwood aan als de ‘supply side’ van deze spirituele markt die eenieder de mogelijkheid biedt een geschikte, voor hem/haar werkende geloofsbelijdenis te vinden.4 De diversiteit aan religies zorgde echter voor spanningen tussen de grotere religies, voornamelijk tussen het traditionele Amerikaanse Protestantisme en het Rooms-katholicisme dat in de naoorlogse jaren een grote groei doormaakte.5 Deze competitie versterkte de nauwe banden die men met de eigen kerk had, aangezien de kerken zichzelf sterker konden profileren door zich tegen de waarden van de ander af te zetten: Ellwood omschrijft deze concurrentie als de nodige ‘medium tension’ die voor de bloei van de kerken zorgt.6
 
Religie richtte zich in deze periode vooral op het gezin en propageerde een houvast aan gezinsnormen en familiebanden die als hoeksteen van de samenleving moesten dienen in deze woelige tijden. Het ideaal van ‘togetherness’, waarin de man buitenshuis de kost verdient en de vrouw op het huis en de kinderen past, in een algemeen harmonieuze sfeer tussen alle partijen, stond rotsvast en vond op grote schaal navolging.7 Gezien het grote aantal gezinnen dat Amerika rijk was dankzij de baby boom van na de oorlog is het logisch dat godsdienst actief een rol speelde bij het helpen functioneren van deze ‘nuclear family’ en het opvoeden van de kinderen. Hiermee schaarde religie zich onder het gevoel van ‘conformity’ dat de Amerikaanse massacultuur beheerste, maar voor velen als inperking van vrijheid en zelfontplooiing voelde. De kerk moest dan ook leren omgaan met assertieve getrouwde vrouwen die vaak buitenshuis wilden werken, jongeren die zich schuldig maakten aan ‘juvenile delinquency’, en anderen die zich afzetten tegen het patriarchale conformistische systeem dat de kerk voor ogen had.

Desondanks werd de kerk door velen gezien als een bolwerk dat de goede waarden verspreidde onder de Amerikaanse bevolking en streed tegen de destabiliserende invloeden die het communisme onder de bevolking kon verspreiden. Ook hier gold ‘togetherness’ maar dan op macroniveau, het niveau van de staat: iedereen in de samenleving behoorde zich te scharen onder het kapitalistische systeem en te waken voor ondermijnende communistische invloeden. Alle Amerikaanse instituties, politiek, leger, wetenschap en kerk, waren verenigd en stonden klaar om elk probleem dat Amerika bedreigde aan te pakken.8 Uitzonderingen werden niet getolereerd: wie tegen de autoriteit van dit systeem was werd gezien als mogelijke tegenstander van de staat.9

Alle religies waren sterk anticommunistisch, hoofdzakelijk door de inperking van godsdienstbelijdenis die het regime in de Sovjet-Unie voorstond. Men had genoeg om bang voor te zijn tijdens de Koude Oorlog, maar de kerk kon helpen deze angsten te beteugelen.10 Helaas ging de kerk, net als de politiek, soms te ver in haar pogingen de Amerikaanse staat tegen het rode gevaar te beschermen: zo zorgden de nauwe banden die de Rooms-katholieke kerk onderhield met Senator McCarthy in zijn heksenjacht op communisten voor een deuk in haar imago toen McCarthy uiteindelijk ten onder ging na ongestoord de levens van vele onschuldigen verwoest te hebben. Hoewel ook de andere religies anticommunistisch waren hadden zij van begin af aan een kritischer blik op McCarthy gericht.





Ongeacht blunders als het McCarthy-schandaal bleef het bolwerk der kerken overeind in haar strijd tegen het kwaadaardige communisme, dat vaak werd afgebeeld als een ‘religie des kwaads’ die erop uit was de Westerse wereld op te slokken. Hoewel de Koude Oorlog vooral draaide om het conflict tussen ideologieën kon het met behulp van dergelijke metaforen beschouwd worden als strijd tussen ‘the god-fearing and the godless’, waardoor er een religieuze factor aan toegevoegd werd.11 Voor Amerikanen was het duidelijk dat hun vrije staat door God gerechtvaardigd was als de hoogste macht, volgens sommigen ‘the highest pinnacle of human civilization’, die onder dit uitzonderlijke moreel andere naties bijstond in hun gevecht tegen de communistische doctrine.12 Amerika had een missie: het verspreiden van Gods boodschap van vrijheid en rechtvaardigheid en het verslaan van doctrines die deze waarden niet respecteerden. Zo had zij het Nazisme verslagen, en als God het wil zou zij ook de Sovjet-Unie verslaan.13 Niet voor niets voegde men onder Eisenhower in 1953 de aanvulling ‘under God’ toe aan de ‘Pledge of Allegiance’.14 Bovendien werd ‘In God We Trust’ in 1956 het officiële motto van de VS.15 God stond aan de Amerikaanse kant, en een goede Amerikaan geloofde in God, terwijl atheïsme als voorbode van communisme werd gezien.16 President Eisenhower zelf stelde:


Recognition of the Supreme Being is the first, the most basic, expression of Americanism. Without God, there could be no American form of government, nor an American way of life.17


Religie kon als wapen ingezet worden tegen de Sovjetdoctrine: al tijdens Trumans presidentschap (1945-1953) werd religie gebruikt als propagandamiddel om de vrijheid in Amerika tegenover de onderdrukking in de Sovjetstaten te benadrukken. Amerika presenteerde zich graag als sympathieke wereldleider in de hoop dat andere landen, die konden zwichten onder communistische invloeden, dit Amerikaanse voorbeeld zouden volgen.18 Dianne Kirby merkt op:


[…]the conflict with the Soviet Union had to be unfolded as a particular sort of Christian enterprise. It was presented as part of America’s ‘manifest destiny’ and sustained by the conviction that the American cause was morally right and the communists were evil. […] Religious faith in the ‘free world’ represented a means of inoculating people against the ‘virus’ of communism.19


Uiteraard werd ook de filmindustrie ingezet als propagandamiddel om deze religieuze boodschap te verspreiden. Hierbij moet gezegd worden dat het sciencefictiongenre minder frequent voor propaganda werd gebruikt dan bijvoorbeeld de spionagethriller of het Bijbelse epos. Desondanks zullen we in latere hoofdstukken zien dat ook dit genre niet gevrijwaard bleef van propaganda tegen het communisme en voor religie.

Ondanks de wereldwijd uitgedragen boodschap dat God aan de Amerikaanse kant stond was er echter geen eenduidige invulling van God of religie in Amerika. Ondanks de sfeer van ‘togetherness’ en het feit dat de kerken eensgezind waren in hun minachting van communisten vormden ze geenszins een front, maar waren ze verdeeld. Interreligieuze banden werden nauwelijks onderhouden, hoewel met de bijeenkomst van de ‘World Council of Churches’ in Evanston in 1954 wel een poging werd gedaan de onderlinge banden te versterken. Het gedeelde optimisme op deze bijeenkomst leverde echter geen concreet resultaat op.20 De Protestanten en Rooms-katholieken bekvechtten met elkaar over issues als McCarthy of de aanstelling van een Amerikaanse ambassadeur in Vaticaanstad (een belangrijke stap in Trumans plan om de banden met Vaticaanstad aan te halen om de religieuze buffer tegen het communisme te versterken), terwijl het Protestantisme – hoewel de kerk met de meeste aanhang – verdeeld was tussen de liberalen en de Evangelisten. De liberalen meenden dat de invulling van het gospel gerangschikt moest worden naar de tijdsgeest en men vrij was te luisteren naar de wetenschappelijke en filosofische opvattingen van de eigen tijd, terwijl de Evangelisten het zagen als onverbiddelijk onveranderlijk en universeel door de eeuwen heen.21 Vooruitlopend op de zaken, de liberaal Protestantse visie zien we het meest terug in het sciencefictiongenre, terwijl Evangelische en ook Katholieke visies slechts sporadisch in deze films zijn terug te vinden, niet altijd op positieve wijze. 
 
Ellwood typeert de jaren vijftig als het ‘laatste moderne decennium voor religie’.22 Ondanks de vele vormen van religie in de Amerikaanse samenleving werd dit tijdperk beschouwd als ‘an age of faith in competing totalistic belief systems’.23 Religie was een middel waarmee men zich kon afzetten tegen andere denkbeelden, vooral de niet religieuze (of zelfs antireligieuze) zoals het communisme. Het belijden van een religie werd als norm beschouwd, evenals de invloed van religie op politiek en samenleving. In de jaren zestig verdween dit beeld langzaamaan dankzij de grote culturele veranderingen in dat decennium. Ontzuiling en postmodernisme zorgden voor een nieuwe culturele discours over religie: hoewel nog steeds belangrijk in de ogen van velen was de geloofsbelijdenis van de jaren vijftig en daarvoor definitief veranderd. 


 
1 Vieth, Errol. Screening science: contexts, texts, and science in fifties science fiction films. Londen: The Scarecrow Press, 2001: p. 55-56
2 Ellwood meldt het hoogste percentage kerkbezoek ooit gemeten in Amerika als 47 procent in 1955 en 1958. Kerklidmaatschap groeide van 57 procent in 1950 tot 63 procent in 1959. Ellwood, Robert S. The Fifties Spiritual Marketplace: American Religion in a Decade of Conflict. New Jersey: Rutgers University Press, 1997: p. 1, 5 / Vergelijkbaar spreekt Biskind over een verhoging van het aantal verkochte Bijbels, met als uitschieter omstreeks 10 miljoen in 1953. Biskind, Peter. Seeing is believing: how Hollywood taught us to stop worrying and love the fifties. New York: Pantheon Books, 1983: p. 115
3 Ellwood 1997: p. 6
4 Ellwood 1997: p. 6-7
5 Ellwood 1997: p. 59
6Low tension’ zorgt ervoor dat mensen zich niet nauw genoeg met hun kerk verbonden voelen, ‘high tension’ spreekt juist te weinig mensen aan. Ellwood 1997: p. 8
7 Ellwood 1997: p. 3, 16
8 Biskind 1983: p. 102
9 Jancovich, Mark. Rational fears: American horror in the 1950’s. Manchester: Manchester University Press, 1996: p. 15
10 Ellwood 1997: p. 25-26
11 Kirby, Dianne. Religion and the Cold War. Hampshire en New York: Palgrave Macmillan Ltd., 2003: p. 1
12 Ellwood 1997: p. 4 / Kirby 2003: p. 1
13 Kirby 2003: p. 3
14 Ellwood 1997: p. 117 / Kirby 2003: p. 3, 96
15 Kirby 2003: p. 96
16 Over dit punt zijn veel auteurs het eens. Kirby, Ellwood, Biskind en Cowan geven allen aan dat het geloof in God een essentieel onderdeel was van de instelling van de gemiddelde Amerikaan. Kirby 2003: p. 2, 3 / Ellwood 1997: p. 42 / Biskind 1983: p. 115 / Cowan, Douglas E. ‘Intellects vast and cool and unsympathetic: Science, Religion and the War of the Worlds.’ The Journal of Religion and Film, vol. 11, nr. 1 (april 2007): p. 15
17 Biskind 1983: p. 116
18 Kirby 2003: p. 6, 12, 77
19 Kirby 2003: p. 77
20 Ellwood 1997: p. 54, 130-132 / Kirby 2003: p. 94
21 Ellwood 1997: p. 47
22 Ellwood 1997: p. 230
23 Ellwood 1997: p. 231

Geen opmerkingen:

Een reactie posten