It's been a while (quite!), but I decided it's time to dust off some of my old college papers and place them on this blog for the Article Archives. There's still a few of these left that definitely deserve a place there after all. Today, I start with the first part of my personal favorite, Destination God, an exploration of the representation of religion in the science fiction films of the 1950s. This is one of my longest papers, so it will take a while before it's all here, but it makes for a fascinating read regardless. Something to help you get through the vacation month of August perhaps?
Inleiding
Deze
scriptie handelt net als mijn bachelorscriptie over Amerikaanse
sciencefictionfilms uit de jaren vijftig. Aanleiding hiervan is –
naast mijn immer voortdurende liefde voor het sciencefictiongenre in
het geheel en de sciencefictionfilms uit de vijftiger jaren in het
bijzonder – een gevoel van onvrede over het eindresultaat van mijn
bachelorscriptie dat mij heeft achtervolgd. Hoewel mijn uiteindelijke
bachelorscriptie, getiteld It Came from Cold
War America: wetenschap en Amerikaanse sciencefictionfilms in de
vijftiger jaren, geenszins slecht werk was,
bleek het achteraf incompleet.
In
het stuk beschreef en analyseerde ik het genre dat ik opgedeeld had
in drie omvangrijke subgenres, te weten de ‘terrestrial
creature’ films, de ‘alien
invasion’ films en de ‘altered
human’ films. Ik had deze indeling zo
gemaakt aan de hand van de films die ik destijds voor mijn scriptie
tot mijn beschikking had, alsmede een vergelijkbare indeling gemaakt
door de auteurs van de bronnen die ik ervoor bestudeerde. Pas laat in
het researchproces ontdekte in een vierde subgenre dat minstens zo
belangrijk was voor het onderwerp: ik heb het nu aangeduid als het
‘man into space’
genre en zal het in dit paper alsnog kort analyseren aan de hand van
de representatie van wetenschap in dit subgenre.
Daar blijft het niet bij. Ik wil mezelf niet onnodig herhalen of me
richten op een enkel subgenre. Ik wil het sciencefictiongenre als
geheel belichten vanuit een andere invalshoek aan de hand van een
nieuw onderwerp: religie. (Ik schrijf dit paper niet voor niks voor
de Onderzoeksseminar Film and Religion.) Al tijdens mijn eerste
onderzoek merkte ik op dat religie in de films uit deze tijd een vaak
aangekaart onderwerp is dat zowel een nauwe band met wetenschap als
een afkeer ervan leek te hebben. Daarom richt ik mij in deze scriptie
– die zowel een gedeeltelijk vervolg op mijn bachelorscriptie is
als een geheel nieuw paper met een niet eerder behandeld onderwerp –
op de rol van religie en haar connectie met wetenschap in het
Amerikaanse sciencefictiongenre van de jaren vijftig. De
onderzoeksvraag van deze scriptie luidt als volgt:
Hoe
wordt religie gerepresenteerd in Amerikaanse sciencefictionfilms in
de vijftiger jaren?
Als
tweede hoofdvraag zou ‘wat is de relatie tussen religie en
wetenschap in deze films?’ geformuleerd kunnen worden. Zoals ik zal
schrijven zijn beide concepten niet per definitie los van elkaar te zien in het
sciencefictiongenre in deze tijd. Dit paper zal zich daarom ook
richten op verschillende andere vragen die zich terloops zullen
aandringen. Zijn religie en wetenschap met elkaar in conflict in dit
genre? Vullen ze elkaar juist aan? Wordt wetenschap gezien als het
Kwaad dat de mensheid het Einde der Tijden zal brengen, of is zij de
redder van de mensheid? Zijn wetenschappers en buitenaardse wezens
Christusfiguren of juist demonen? Speelt wetenschap voor God? Is
wetenschap zelf wellicht een religie te noemen?
Zoals
gezegd zal ook het ‘man into space’
subgenre in dit paper belicht worden. Ik zal het analyseren op
dezelfde manier waarop ik de andere drie subgenres heb beschreven:
eerst zal ik het subgenre definiëren, vervolgens zal ik toelichten
welke rol wetenschap en religie erin speelt, en tenslotte sluit ik af
met een casestudy waarin ik een specifieke film die exemplarisch is
voor het subgenre zal analyseren. Dit subgenre leent zich prima voor
een lezing van de rol van religie in sciencefiction, gezien de
filosofische en existentiële vragen die erin aan bod komen.
Desondanks zijn de andere drie subgenres ook van belang voor het
beantwoorden van de onderzoeksvraag. Dit geldt het sterkst voor het
‘alien invasion’
subgenre, waarin de buitenaardsen ofwel met vreedzame bedoelingen
komen waardoor zij doen denken aan Christusfiguren, of het zijn
agressors die de Aarde met geweld willen veroveren, waarop de mensheid
zijn hoop op goddelijk ingrijpen kan richten als de wetenschap faalt
de veroveraars te weerstaan. Dit subgenre en het ‘man
into space’ subgenre zullen in dit paper
het uitvoerigst aan bod komen. Zowel het ‘terrestrial
creature’ als het ‘altered
human’ subgenre laten minder ruimte voor
religie in hun strijd met monsters, en waar religie wel naar voren
komt is het doorgaans gericht op het aloude ‘playing
God’ thema. Om deze reden zullen beide
subgenres in dit paper korter behandeld worden. Desondanks bieden ook
deze subgenres interessante perspectieven op het overkoepelende
thema.
Ik
zal dit paper afsluiten met een casestudy van een film waarin religie
een prominente rol speelt, waarin ik mijn bevindingen van de rol van
religie in het genre als geheel zal toelichten. Gezien mijn
achtergrond als filmstudent zal ik mij niet bezighouden met de
definitie van ‘religie’, aangezien ik niet de pretentie heb een
sluitend antwoord te kunnen leveren op de vraag wat religie precies
is. Hiermee heeft religiestudies zich immers al decennia lang bezig
gehouden. Wel zal ik proberen een redelijke beschrijving van de
belevenis van religie in de Amerikaanse samenleving van de vijftiger
jaren te geven, voor zover dit überhaupt mogelijk is. Hierbij laat
ik de minder opvallende religies die zich in het multiculturele
Amerika ophouden buiten beschouwing, aangezien zij niet of nauwelijks
gerepresenteerd worden in de filmindustrie van de jaren vijftig:
alleen de mainstream religies
als protestantisme en Rooms-katholicisme hadden in Hollywood destijds
sterke invloed. Een steekhoudende definitie van ‘wetenschap’ heb
ik reeds geleverd in mijn bachelorscriptie dus zal ik ervan afzien
mijzelf te herhalen door het begrip hier opnieuw te definiëren.
Het
corpus aan films zal, afgezien van haar omvang (een totaal van 41
titels), inhoudelijk niet verschillen van het corpus van mijn
bachelorscriptie. Ik zal mij beperken tot het behandelen van
Amerikaanse sciencefictionfilms uit de periode 1950-1959. Films uit
andere landen die destijds ook actief met het genre bezig waren
(zoals Japan en het Verenigd Koninkrijk) komen niet aan bod, ongeacht
de ongetwijfeld fascinerende religieuze (sub)teksten die zich in deze
films ophouden.
Hoofdstuk 1: Religie
en/in Amerika in de vijftiger jaren
Voordat
ik inga op de rol van
religie in sciencefictionfilms is het noodzakelijk dat ik het begrip
‘religie’ in een historisch kader plaats. De rol die religie
speelt in het genre is, net zoals de rol van wetenschap, beïnvloed
door de tijdsgeest en het is nodig dat ik een aantal zaken hierover
vermeld zodat de religie zoals we die later zien in de
sciencefictionfilms in een context geplaatst kan worden. Religie
speelde in de jaren vijftig een aanzienlijke rol in de Amerikaanse
samenleving, waardoor ik het niet in veel detail kan beschrijven
aangezien mij de ruimte en kennis daartoe ontbreekt. Gelukkig heeft
een aantal auteurs vanuit het perspectief van de godsdienststudies
gedegen onderzoek gedaan naar de belevenis van religie in de
Amerikaanse samenleving destijds. Gebaseerd op hun werk kan ik ten
minste de belangrijkste aspecten kort toelichten, maar ik ontken niet
dat deze toelichting onvolledig is: zij dient uitsluitend als
achtergrond voor de daarop volgende analyse van het
sciencefictiongenre. Hoewel niet alle fronten waarop religie actief
was in de jaren vijftig (zeker niet de kleinere, minder invloedrijke
religies, aangezien deze geen invloed hadden op de productie van
Hollywoodfilms) direct gereflecteerd werden in het
sciencefictiongenre is het toch bruikbaar een overzicht van de
werking van religie destijds te schetsen, wat ons helpt de invloed
van religie en haar representatie in films te begrijpen.
Zoals
ik beschreef in mijn BA-scriptie werd de Amerikaanse samenleving in
de jaren vijftig gekenmerkt door angst voor de dreigende situatie die
de Koude Oorlog geschapen had, alsmede de verandering binnen de
samenleving op technologisch en cultureel gebied. De angst voor een
atoomoorlog hing als een schaduw over de samenleving heen, terwijl de
dreiging van communistische elementen binnen de eigen maatschappij de
politiek vooral in de eerste jaren van het decennium beheerste.
Tegelijkertijd werd men geconfronteerd met een lange reeks technische
innovaties (zowel negatieve als positieve) waaraan men in korte tijd
moest wennen, en waren de rolverdelingen tussen mannen en vrouwen
enerzijds en de oudere en jonge generaties anderzijds veranderd.
Verandering en angst, dat waren de concepten die het tijdperk het
best typeerden: Errol Vieth spreekt in relatie tot beide aspecten
over ‘two significant threads that weave through the fifties’.1
Het is alleen maar begrijpelijk dat velen in zulke tijden als nooit
tevoren toevlucht zochten tot hun geloof, hetzij het traditionele
Protestantisme dat tot nog toe de dominante godsdienst was in de
Verenigde Staten, hetzij in andere religies die steeds prominenter
werden. Religie bloeide op als nooit tevoren: er werden meer Bijbels
verkocht en kerken werden op zondag in de vijftiger jaren drukker
bezocht dan ooit.2
In
zijn diepgaande onderzoek naar religie in het Amerika van de jaren
vijftig omschrijft Robert Ellwood het decennium als een ‘spiritual
marketplace’3:
er was een divers aanbod aan verschillende (interpretaties van)
religies: het merendeel was Christelijk, maar ook het Jodendom bleef stabiel, evenals de religieuze ‘underground’.
De Amerikaanse samenleving werd altijd al getypeerd door een
diversiteit aan godsdiensten. Na elk naoorlogs tijdperk vond een
sterke opleving van religieuze interesse plaats. Dit gold voor de
jaren vijftig even sterk als voor eerdere tijden. Het grote aanbod
aan religies duidt Ellwood aan als de ‘supply
side’
van deze spirituele markt die eenieder de mogelijkheid biedt een
geschikte, voor hem/haar werkende geloofsbelijdenis te vinden.4
De diversiteit aan religies zorgde echter voor spanningen tussen de
grotere religies, voornamelijk tussen het traditionele Amerikaanse
Protestantisme en het Rooms-katholicisme dat in de naoorlogse jaren
een grote groei doormaakte.5
Deze competitie versterkte de nauwe banden die men met de eigen kerk
had, aangezien de kerken zichzelf sterker konden profileren door zich
tegen de waarden van de ander af te zetten: Ellwood omschrijft deze
concurrentie als de nodige ‘medium
tension’
die voor de bloei van de kerken zorgt.6
Religie
richtte zich in deze periode vooral op het gezin en propageerde een
houvast aan gezinsnormen en familiebanden die als hoeksteen van de
samenleving moesten dienen in deze woelige tijden. Het ideaal van
‘togetherness’,
waarin de man buitenshuis de kost verdient en de vrouw op het huis en
de kinderen past, in een algemeen harmonieuze sfeer tussen alle
partijen, stond rotsvast en vond op grote schaal navolging.7
Gezien het grote aantal gezinnen dat Amerika rijk was dankzij de baby
boom
van na de oorlog is het logisch dat godsdienst actief een rol speelde
bij het helpen functioneren van deze ‘nuclear
family’
en het opvoeden van de kinderen. Hiermee schaarde religie zich onder
het gevoel van ‘conformity’
dat de Amerikaanse massacultuur beheerste, maar voor velen als
inperking van vrijheid en zelfontplooiing voelde. De kerk moest dan
ook leren omgaan met assertieve getrouwde vrouwen die vaak
buitenshuis wilden werken, jongeren die zich schuldig maakten aan
‘juvenile
delinquency’,
en anderen die zich afzetten tegen het patriarchale conformistische
systeem dat de kerk voor ogen had.
Desondanks
werd de kerk door velen gezien als een bolwerk dat de goede waarden
verspreidde onder de Amerikaanse bevolking en streed tegen de
destabiliserende invloeden die het communisme onder de bevolking kon
verspreiden. Ook hier gold ‘togetherness’
maar dan op macroniveau, het niveau van de staat: iedereen in de
samenleving behoorde zich te scharen onder het kapitalistische
systeem en te waken voor ondermijnende communistische invloeden. Alle
Amerikaanse instituties, politiek, leger, wetenschap en kerk, waren
verenigd en stonden klaar om elk probleem dat Amerika bedreigde aan
te pakken.8
Uitzonderingen werden niet getolereerd: wie tegen de autoriteit van
dit systeem was werd gezien als mogelijke tegenstander van de staat.9
Alle
religies waren sterk anticommunistisch, hoofdzakelijk door de
inperking van godsdienstbelijdenis die het regime in de Sovjet-Unie
voorstond. Men had genoeg om bang voor te zijn tijdens de Koude
Oorlog, maar de kerk kon helpen deze angsten te beteugelen.10
Helaas ging de kerk, net als de politiek, soms te ver in haar
pogingen de Amerikaanse staat tegen het rode gevaar te beschermen: zo
zorgden de nauwe banden die de Rooms-katholieke kerk onderhield met
Senator McCarthy in zijn heksenjacht op communisten voor een deuk in
haar imago toen McCarthy uiteindelijk ten onder ging na ongestoord de
levens van vele onschuldigen verwoest te hebben. Hoewel ook de andere
religies anticommunistisch waren hadden zij van begin af aan een
kritischer blik op McCarthy gericht.
Ongeacht
blunders als het McCarthy-schandaal bleef het bolwerk der kerken
overeind in haar strijd tegen het kwaadaardige communisme, dat vaak
werd afgebeeld als een ‘religie des kwaads’ die erop uit was de
Westerse wereld op te slokken. Hoewel de Koude Oorlog vooral draaide
om het conflict tussen ideologieën kon het met behulp van dergelijke
metaforen beschouwd worden als strijd tussen ‘the
god-fearing and the godless’,
waardoor er een religieuze factor aan toegevoegd werd.11
Voor Amerikanen was het duidelijk dat hun vrije staat door God
gerechtvaardigd was als de hoogste macht, volgens sommigen ‘the
highest pinnacle of human civilization’,
die onder dit uitzonderlijke moreel andere naties bijstond in hun
gevecht tegen de communistische doctrine.12
Amerika had een missie: het verspreiden van Gods boodschap van
vrijheid en rechtvaardigheid en het verslaan van doctrines die deze
waarden niet respecteerden. Zo had zij het Nazisme verslagen, en als
God het wil zou zij ook de Sovjet-Unie verslaan.13
Niet voor niets voegde men onder Eisenhower in 1953 de aanvulling
‘under
God’
toe aan de ‘Pledge
of Allegiance’.14
Bovendien werd ‘In God We Trust’ in 1956 het officiële motto van
de VS.15
God stond aan de Amerikaanse kant, en een goede Amerikaan geloofde in
God, terwijl atheïsme als voorbode van communisme werd gezien.16
President Eisenhower zelf stelde:
Recognition
of the Supreme Being is the first, the most basic, expression of
Americanism. Without God, there could be no American form of
government, nor an American way of life.17
Religie
kon als wapen ingezet worden tegen de Sovjetdoctrine: al tijdens
Trumans presidentschap (1945-1953) werd religie gebruikt als
propagandamiddel om de vrijheid in Amerika tegenover de onderdrukking
in de Sovjetstaten te benadrukken. Amerika presenteerde zich graag
als sympathieke wereldleider in de hoop dat andere landen, die konden
zwichten onder communistische invloeden, dit Amerikaanse voorbeeld
zouden volgen.18
Dianne Kirby merkt op:
[…]the
conflict with the Soviet Union had to be unfolded as a particular
sort of Christian enterprise. It was presented as part of America’s
‘manifest destiny’ and sustained by the conviction that the
American cause was morally right and the communists were evil. […]
Religious faith in the ‘free world’ represented a means of
inoculating people against the ‘virus’ of communism.19
Uiteraard
werd ook de filmindustrie ingezet als propagandamiddel om deze
religieuze boodschap te verspreiden. Hierbij moet gezegd worden dat
het sciencefictiongenre minder frequent voor propaganda werd gebruikt
dan bijvoorbeeld de spionagethriller of het Bijbelse epos. Desondanks
zullen we in latere hoofdstukken zien dat ook dit genre niet
gevrijwaard bleef van propaganda tegen het communisme en voor
religie.
Ondanks
de wereldwijd uitgedragen boodschap dat God aan de Amerikaanse kant
stond was er echter geen eenduidige invulling van God of religie in
Amerika. Ondanks de sfeer van ‘togetherness’
en het feit dat de kerken eensgezind waren in hun minachting van
communisten vormden ze geenszins een front, maar waren ze verdeeld.
Interreligieuze banden werden nauwelijks onderhouden, hoewel met de
bijeenkomst van de ‘World
Council of Churches’
in Evanston in 1954 wel een poging werd gedaan de onderlinge banden
te versterken. Het gedeelde optimisme op deze bijeenkomst leverde
echter geen concreet resultaat op.20
De Protestanten en Rooms-katholieken bekvechtten met elkaar over
issues als McCarthy of de aanstelling van een Amerikaanse ambassadeur
in Vaticaanstad (een belangrijke stap in Trumans plan om de banden
met Vaticaanstad aan te halen om de religieuze buffer tegen het
communisme te versterken), terwijl het Protestantisme – hoewel de
kerk met de meeste aanhang – verdeeld was tussen de liberalen en de
Evangelisten. De liberalen meenden dat de invulling van het gospel
gerangschikt moest worden naar de tijdsgeest en men vrij was te
luisteren naar de wetenschappelijke en filosofische opvattingen van
de eigen tijd, terwijl de Evangelisten het zagen als onverbiddelijk
onveranderlijk en universeel door de eeuwen heen.21
Vooruitlopend op de zaken, de liberaal Protestantse visie zien we het
meest terug in het sciencefictiongenre, terwijl Evangelische en ook
Katholieke visies slechts sporadisch in deze films zijn terug te
vinden, niet altijd op positieve wijze.
Ellwood
typeert de jaren vijftig als het ‘laatste moderne decennium voor
religie’.22
Ondanks de vele vormen van religie in de Amerikaanse samenleving werd
dit tijdperk beschouwd als ‘an
age of faith in competing totalistic belief systems’.23
Religie was een middel waarmee men zich kon afzetten tegen andere
denkbeelden, vooral de niet religieuze (of zelfs antireligieuze)
zoals het communisme. Het belijden van een religie werd als norm
beschouwd, evenals de invloed van religie op politiek en samenleving.
In de jaren zestig verdween dit beeld langzaamaan dankzij de grote
culturele veranderingen in dat decennium. Ontzuiling en
postmodernisme zorgden voor een nieuwe culturele discours over
religie: hoewel nog steeds belangrijk in de ogen van velen was de
geloofsbelijdenis van de jaren vijftig en daarvoor definitief
veranderd.
1
Vieth, Errol. Screening science:
contexts, texts, and science in fifties science fiction films.
Londen: The Scarecrow Press, 2001: p. 55-56
2
Ellwood meldt het hoogste percentage kerkbezoek ooit gemeten in
Amerika als 47 procent in 1955 en 1958. Kerklidmaatschap groeide van
57 procent in 1950 tot 63 procent in 1959. Ellwood,
Robert S. The Fifties Spiritual
Marketplace: American Religion in a Decade of Conflict.
New Jersey: Rutgers University Press, 1997: p. 1, 5 /
Vergelijkbaar spreekt Biskind over een verhoging van het aantal
verkochte Bijbels, met als uitschieter omstreeks 10 miljoen in 1953.
Biskind, Peter. Seeing is believing: how
Hollywood taught us to stop worrying and love the fifties.
New York: Pantheon Books, 1983: p. 115
3
Ellwood 1997: p. 6
4
Ellwood 1997: p. 6-7
5
Ellwood 1997: p. 59
6
‘Low tension’ zorgt ervoor dat mensen zich niet nauw
genoeg met hun kerk verbonden voelen, ‘high tension’
spreekt juist te weinig mensen aan. Ellwood 1997: p. 8
7
Ellwood 1997: p. 3, 16
8
Biskind 1983: p. 102
9
Jancovich, Mark. Rational fears:
American horror in the 1950’s.
Manchester: Manchester University Press, 1996: p. 15
10
Ellwood 1997: p. 25-26
11
Kirby, Dianne. Religion and the Cold
War. Hampshire en New York: Palgrave
Macmillan Ltd., 2003: p. 1
12
Ellwood 1997: p. 4 / Kirby 2003: p. 1
13
Kirby 2003: p. 3
14
Ellwood 1997: p. 117 / Kirby 2003: p. 3, 96
15
Kirby 2003: p. 96
16
Over dit punt zijn veel auteurs het eens. Kirby, Ellwood, Biskind en
Cowan geven allen aan dat het geloof in God een essentieel onderdeel
was van de instelling van de gemiddelde Amerikaan. Kirby
2003: p. 2, 3 / Ellwood 1997: p. 42 / Biskind 1983: p. 115 / Cowan,
Douglas E. ‘Intellects vast and cool and
unsympathetic: Science, Religion and the War of the Worlds.’
The Journal of Religion and Film,
vol. 11, nr. 1 (april 2007): p. 15
17
Biskind 1983: p. 116
18
Kirby 2003: p. 6, 12, 77
19
Kirby 2003: p. 77
20
Ellwood 1997: p. 54, 130-132 / Kirby 2003: p. 94
21
Ellwood 1997: p. 47
22
Ellwood 1997: p. 230
23
Ellwood 1997: p. 231
Geen opmerkingen:
Een reactie posten