woensdag 18 september 2013

Today's Article: Destination God, Part 5

Hoofdstuk 5: Apocalyptiek: atoombommen en het Einde der Tijden

Zoals opgemerkt in Hoofdstuk 1 was angst een bepalend kenmerk van de Amerikaanse samenleving in de vijftiger jaren. Angst voor het communisme was alom tegenwoordig, vooral toen de situatie in Korea tot een werkelijke oorlog escaleerde. Maar sterker nog was de angst voor de bom. Dit was een geheel nieuw soort angst, een collectieve vrees voor een plotseling einde aan alles dat men kende. De bom kon zonder waarschuwing inslaan, waar dan ook in Amerika, en in korte tijd een groot gebied verwoesten. Sterker nog, in een atoomoorlog zouden kernwapens in een ommezien de menselijke beschaving van de aardbodem kunnen vegen, of zelfs al het leven op Aarde uit kunnen roeien. Hoe grootschalig een dergelijke vernietiging zou kunnen zijn wist de gemiddelde Amerikaan niet, maar dat het een reëel gevaar betrof was zeker. Ellwood verwoordt de angsten in dit tijdperk als volgt:

Many now living still remember that in those days, as children or young people, they did not expect to live to full adulthood. They would die in a nuclear holocaust, or be sent to some far-off battlefield where the cold war had become hot, like Korea, and die there.1


Vergelijkbaar stelt Brosnan:

Prior to Hiroshima and Nagasaki talk of splitting the atom was, to the man in the street, just another esoteric subject for egghead scientists to indulge in, but after the war the general public quickly realized that atomic power could destroy not only cities but the whole world. Almost overnight the assumed permanency of life on earth had vanished, and people were forced to live with the traumatic awareness that total, worldwide obliteration was a strong possibility in the near future.2

Uiteraard haakte Hollywood in op dit thema van het Einde der Tijden, of in ieder geval het einde van de beschaving zoals Amerika dat kende. Hoewel het in sciencefictionkringen niet een geheel nieuw thema betrof3, was het grotendeels onontgonnen terrein in de filmindustrie. Desondanks, binnen enkele jaren ontstond er een diversiteit aan representaties van dergelijke Apocalyptiek, divers zowel in haar representatie per subgenre als binnen de subgenres zelf. In bijna alle gevallen van apocalyptische sciencefictionfilms speelde religie een rol, variërend van slechts sporadisch aanwezig tot nadrukkelijk in beeld. Eens te meer wordt bovendien de nadruk gelegd op de definitie van “vooruitgang”, technologische ontwikkeling die de mensheid veel goeds beloofd maar ook grote nadelen met zich meebrengt. 
 
Het sciencefictiongenre in de jaren vijftig toont verschillende maten van verwoesting, van ‘grootschalig’ tot ‘totaal’. In de meeste gevallen is wetenschap, direct of indirect, de boosdoener. Het geval van grootschalige verwoesting is terug te vinden in bijna het gehele ‘terrestrial creature’ subgenre en in de meer agressieve variatie op het ‘alien invasion’ subgenre dat de aliens als veroveraars toont. Vooral in het ‘terrestrial creature’ subgenre is de connectie met de atoombom expliciet: in het merendeel van de films uit dit subgenre worden de wezens ofwel gecreëerd door de straling veroorzaakt door atoomproeven (It Came from Beneath the Sea, Them!), ofwel gewekt door atoomproeven (The Beast from 20,000 Fathoms, The Giant Behemoth, The Deadly Mantis). Dit subgenre is het duidelijkst in haar opvattingen met betrekking tot de atoombom: de bom brengt grootschalige verwoesting met zich mee die hele steden in de as legt. Minder concreet is zij in haar oordeel over de wetenschap die de bom heeft geschapen; wetenschap wordt in dit subgenre dan ook zelden eenzijdig gerepresenteerd. De films uit het subgenre maken doorgaans het statement dat wetenschap weliswaar zulke problemen voortbrengt, maar ze ook oplost, waardoor een tweezijdig beeld van wetenschap ontstaat. De wetenschap neemt verantwoordelijkheid voor het door haar aangerichte kwaad, en presenteert een plan of uitvinding om het kwaad weer uit te roeien. Het gaat niet om de wetenschap zelf, maar om diegenen die haar gebruiken, lijkt dit subgenre te beweren. 
 
Deze boodschap wordt verder benadrukt in het ‘alien invasion’ subgenre, waarin we voorbeelden zien van zowel het positieve gebruik als het misbruik van wetenschap. Aan de ene kant zijn er enkele wezens die aantonen dat wetenschap ten goede gebruikt kan worden en zelfs een Utopia kan voortbrengen (The Day the Earth Stood Still, Red Planet Mars). Aan de andere kant zijn er de buitenaardsen die hun wetenschap ten kwade gebruiken en de mensheid met geweld willen onderwerpen, wat opnieuw gepaard gaat met grootschalige verwoesting (The War of the Worlds, Earth vs the Flying Saucers). Ook dit subgenre levert een tweezijdig beeld van wetenschap, waarin zowel een beeld getoond wordt van de voordelen als de nadelen van verregaande technologische ontwikkeling (ofwel een vreedzaam Utopia, of een versmelting van biologie met technologie dat leidt tot ontmenselijking).

Naast de ‘grootschalige verwoesting’ is er de ‘totale verwoesting’ in het genre, die slechts in een paar films aangetroffen wordt. De films die hier als voorbeeld kunnen dienen zijn Day the World Ended (USA: Roger Corman, 1956), Five (USA: Arch Oboler, 1951), Target Earth, en On the Beach (USA: Stanley Kramer, 1959). In deze films wordt de mogelijke wereld na de ramp – de ‘Atomic Holocaust’, de ‘collective incineration and extinction which could come at any time, virtually without warning’4 waar men voor vreesde in de vijftiger jaren – behandeld. Een allesverwoestende nucleaire oorlog of soortgelijke ramp heeft een handjevol overlevenden achtergelaten, die met elkaar moeten leren leven. (Er zou hier sprake van een potentieel vijfde subgenre in het sciencefictiongenre kunnen zijn, ware het niet dat de twee films die zich niet onder één van de andere subgenres laten plaatsen, On the Beach en Five, een zeer laag gehalte sciencefiction omvatten, en zich beperken tot het afschilderen van de diverse gedaantes van het menselijk wezen en de psychologie van het omgaan met het einde. Hoewel zij een duidelijke afspiegeling van de angst voor de bom vormen, worden zij hier niet behandeld, door hun twijfelachtige status als sciencefiction.5)



Hoe verhoudt religie zich tot de verschillende visies op wetenschap in films die Apocalyptische vormen aannemen? Zoals eerder vermeldt in paragraaf 4.2 (p. 44) kan gesproken worden van de thema’s ‘wetenschap als religie’ en ‘wetenschap versus religie’. Opmerkelijk is de prominentie van ‘wetenschap als religie’ in deze Apocalyptische sciencefictionfilms. Hoewel wetenschap doorgaans de verwoesting heeft gecreëerd (via de atoombom), werpt zij zich in veel gevallen op als redder van de mensheid. In Day the World Ended heeft een wetenschapper, die de bui al zag hangen, zich verschanst in een fall-out vrije bunker waarin hij een paar overlevenden opvangt. In Target Earth, zoals in meer ‘alien invasion’ films, rekent de menselijke wetenschap uiteindelijk af met haar boosaardige buitenaardse tegenhanger. In zulke films redt “gewone” religie de mensheid niet (in tegenstelling tot in een film als The War of the Worlds), maar profileert de wetenschap zich als datgene wat de mensheid de Apocalyps zal doen overleven, waarbij zij zich elementen van religie eigen maakt. Zij beschermt de wereld (Amerika) tegen kwaadaardige buitenaardse “religies” (de verwoestende buitenaardse wetenschap als on-Amerikaanse ideologieën). De wetenschappers worden priesters, met eigen “rituelen” en een eigen taal die voor niet ingewijden onbegrijpelijk is. Wetenschap lijkt de functie van de kerk over te nemen en biedt een betere, comfortabele wereld voor iedereen die haar als autoriteit accepteert. Door middel van technologische vooruitgang levert zij het betere leven dat zij de mensheid belooft. Ook Vieth maakt deze vergelijking tussen wetenschap en religie:

The power of science lies in its ability to both provide answers and to control the fundamental (that is, atomic) forces of nature. Its practitioners are privy to that understanding and have power over those forces. The metaphor is similar to certain religious constructions, with science as revealed truth and scientists as priests. 6

De connectie tussen wetenschap en religie, hoewel thematisch frequent aanwezig, wordt slechts een enkele keer expliciet aangekaart in de films zelf. Zo beweert een wetenschapper in Invaders from Mars dat ‘Doctors are sort of like ministers, you can tell them anything’, wanneer een jongetje aan komt lopen met het verhaal dat zijn ouders door aliens zijn overgenomen. Evenals religie presenteert wetenschap een wereldbeeld dat een waarheid voor ogen staat en met deze waarheid de mens van dienst wil zijn. Echter, wetenschap baseert zich op de directe realiteit, niet op de vermeende gebeurtenissen van duizenden jaren eerder. Wetenschap concentreert zich op het hier en nu, net zoals haar resultaten (de verregaande technologische ontwikkeling in de jaren vijftig) afgeleverd worden in het hier en nu. De wetenschap is daardoor niet zozeer spiritueel, maar substantieel. Desondanks tracht zij eenzelfde geestelijke troost en vrede te bewerkstelligen als “echte” religies, door zich in te zetten voor een betere wereld voor de gehele mensheid. Ook critici in de jaren vijftig zagen een parallel tussen wetenschap en religie; vooral schrijvers in Godsdienststudies vonden een dergelijke vergelijking beangstigend. Ellwood haalt als voorbeeld Robert Fitch aan, die waarschuwt voor

[…] a “new priesthood of science”, with scientists as “a new sort of religious order”, set apart from the rabble by “a discipline, a language”, and an attitude” of contemptus mundi – disdain for the world of ordinary people – though their language was not Latin but the arcane hieroglyphics of mathematics. Their temptations, like that of any priestly class, were spiritual pride, and the desire to assume temporal authority, being ethical purists and devoutly believing that such power would be for the good of all.7

Zulke kritiek op wetenschap was niet geheel ongegrond. Evenals religie kan ook zij vervormd of misbruikt worden en ingezet worden voor doeleinden die haaks staan op haar bedoelingen. De impact van haar misbruik is echter groter dan religieus misbruik, zeker in het tijdperk van de atoombom. Bovendien, als wetenschap de mensheid al redt, dan nog is de wereld onherroepelijk veranderd, zo ingrijpend is haar invloed.8 In het sciencefictiongenre wordt dit laatste punt zowel bevestigd als ontkracht: verandering door de invloed van wetenschap kan catastrofaal zijn, maar ook positief of zelfs noodzakelijk. Het is hier gepast de blik opnieuw op het ‘man into space’ subgenre te richten.



De grootschalige verandering die wetenschappelijke vooruitgang teweeg kan brengen wordt zowel op positieve als negatieve wijze geïllustreerd in het ‘man into space’ subgenre. De positieve manieren, de mogelijkheden van ontdekking en verovering van de ruimte en de welvaart die dit de mensheid kan opleveren, zagen we al in Hoofdstuk 2. De negatieve kanten, naast het mogelijke conflict met religie waar het gaat om het domein van God, nemen ook in dit subgenre Apocalyptische vormen aan. In plaats van een Aardse Apocalyps maakt men hier echter gebruik van, zoals ik het noem, de ‘Alien Apocalyps’: de weergave van stervende of verwoeste buitenaardse beschavingen veroorzaakt door wat wetenschappelijke vooruitgang had moeten zijn. Zo tonen de films de wonderen van de wetenschap, het reizen in de ruimte, maar waarschuwen zij tegelijk ook voor het achterliggende gevaar dat misbruik van wetenschap kan vormen. Voorbeelden van de ‘Alien Apocalyps’ zijn te vinden in Forbidden Planet, waarin een technologisch geavanceerde beschaving een staat van Utopia had bereikt, om vervolgens ten onder te gaan aan haar eigen sluimerende primitieve driften: wetenschap kan een perfecte wereld opleveren, maar dit is zinloos zolang deze wereld bevolkt wordt door wezens die zelf imperfect zijn. This Island Earth toont een beschaving die in een staat van oorlog is met een naburige planeet, waardoor wetenschap slechts wordt aangewend voor het vervaardigen van wapens en de planeet zijn ondergang tegemoet gaat. Andere films houden het dichter bij de realiteit van de jaren vijftig en plaatsen de atoombom in deze context. Zowel Flight to Mars als Rocketship X-M tonen een post-apocalyptische wereld geschapen door een atoomoorlog. In het eerste geval heeft de beschaving zich gedeeltelijk gehandhaafd maar wordt zij nu geconfronteerd met tekort aan grondstoffen die zij vervolgens op de Aarde willen buitmaken (het exacte tegendeel van de situatie in Conquest of Space, waarin de mensheid zelf de ruimte intrekt op zoek naar grondstoffen). In het tweede geval zijn de overlevenden gedegenereerd tot blinde mutanten die in een staat van primitieve barbarij leven. De boodschap is in alle gevallen duidelijk: kijk wat de wetenschap deze beschavingen heeft gebracht en houd in het achterhoofd dat zij zowel voordelen als nadelen kan brengen. Het is aan de mens zelf ervoor te waken dat wetenschap niet misbruikt wordt.

Naast de ‘Alien Apocalyps’ toont het ‘man into space’ subgenre in enkele gevallen ook een menselijke Apocalyps. Daarbij is wetenschap de grote redder van de mensheid in plaats van de boosdoener: wetenschap helpt de mensheid overleven, zowel in minder gehaaste omstandigheden (het opraken van aardse grondstoffen in Conquest of Space) als in situaties van direct gevaar. Ter illustratie, het meest concrete voorbeeld van de wetenschap die de mensheid van de Apocalyps redt en naar een betere wereld leidt treffen we aan in When Worlds Collide, waarin wetenschap sterk de vorm van een religie aanneemt. Deze film vormt een geval apart in het kader van ‘totale verwoesting’, aangezien zij ‘totaal’ zeer letterlijk neemt en zich niet beperkt tot de verwoesting van de menselijke beschaving, maar van de planeet zelf. Daarmee vormt zij het ultieme voorbeeld van de noodzaak voor de mens om de ruimte in te trekken, zoals besproken in paragraaf 2.1. In When Worlds Collide wordt de hele Aarde vernietigd in een botsing met de ster Bellus. Haar satelliet, de planeet Zyra, scheerde enkele dagen eerder daarvoor rakelings langs de Aarde, en een klein aantal mensen weet in een raket naar Zyra te vluchten om daar een nieuwe menselijke beschaving op te bouwen. De (Amerikaanse) wetenschap had de Apocalyps voorspeld: zij zag de planeet als eerste naderen en waarschuwde de mensheid, maar werd niet geloofd door wetenschappers uit andere landen. Dankzij het kapitalistische Amerikaanse systeem – het persoonlijke kapitaal van een rijke grootindustrieel die de boodschap wel serieus neemt – kon zij een reddingsplan in werking stellen: de constructie van een ruimteschip dat, als de Ark van Noach (de film zelf legt deze link ook expliciet), een handjevol mensen kan redden. Uiteindelijk slaagt het schip erin gelanceerd te worden vlak voor de Aarde ten onder gaat, en komt het aan op Zyra. Eenmaal geland op haar oppervlak blijkt deze planeet een paradijselijk oord, een hemels landschap met groene velden, bloeiende bomen, zonnestralen en witte wolkjes. Zo redt de wetenschap haar getrouwen (immers, alleen mensen die bijgedragen hebben aan de bouw van het schip mogen mee) van de totale ondergang. 



 
Geproduceerd door George Pal blijft de film uiteraard niet gespaard voor religieuze connotaties (in grotere hoeveelheden dan andere Apocalyptische films), evenals de jaren hierop zou gebeuren met The War of the Worlds en Conquest of Space. De film opent met een shot van de Bijbel, waarin te lezen is (terwijl hymnische muziek klinkt op de achtergrond):

And God looked upon the earth, and behold, it was corrupt; for all flesh had corrupted his way upon the earth. And God said unto Noah, the end of all flesh is come before me; for the earth is filled with violence through them: and, behold, I will destroy them with the earth…

Dit citaat impliceert dat deze Apocalyps een straf van God is. De verwoester, de planeet Bellus (wat een connotatie oplevert met het Latijnse woord voor 'oorlog' en als zodanig al een beeld van verwoesting suggereert) komt ook uit de “hemelen”, maar wordt in de film zelf verder niet aan God toegeschreven. In tegenstelling tot de andere variaties op het Einde der Tijden in het sciencefictiongenre uit deze periode is hier sprake van een natuurlijke verwoester, niet van een technologische verwoester die door de wetenschap is voortgebracht. Als God de mensheid inderdaad straft in deze film, doet Hij dat niet voor haar wetenschappelijke transgressies. Hij stelt de “sekte van de wetenschap” immers toe om het “paradijs” te bereiken en daar een nieuwe menselijke samenleving op te bouwen. ‘[…] we are hoping that with God’s help and guidance, a few may do exactly that’, stelt de wetenschapper die de Verenigde Naties toespreekt, en hij krijgt gelijk. Als het Einde der Tijden later in de film daadwerkelijk nadert en Zyra dichterbij komt, wat gepaard gaat met natuurrampen en grootschalige verwoesting, komt ook de rest van de mensheid tot inkeer.
Never before in the history of the world has humanity felt so close to God. As Zyra inexorably rushes toward us, perhaps to destroy the Earth, men and women of all races and creeds pause to think, to pray and to atone’, wordt over de radio vermeldt. Maar het is te laat voor de rest van de mensheid. De wetenschap heeft de noodzaak om maatregelen te treffen verkondigd, maar dat gebeurde niet. Alleen dat deel van de mensheid dat geloof had in de wetenschap (en dan alleen de ware wetenschap, want ook de wetenschappers waren verdeeld) zal gered worden.

Wetenschap en religie gaan hier hand in hand: niet voor niets zien we halverwege de film een close-up van een boekenkast waarin de Bijbel naast wetenschappelijke boeken (onder andere Anatomy of the Human Body, Practical Mathematics en Standard Agriculture) staat, maar wel twee keer zo dik is als de andere boeken. Ook de Bijbelse opening van de film wekt de indruk dat religie de overhand heeft: hoewel het niet als zodanig gesteld wordt in de film, gunt God het de wetenschappers (Noach) een Ark te bouwen, de ondergang te overleven en het Paradijs te betreden.9 God staat welwillend tegenover de wetenschap, maar Zijn macht overheerst nog steeds de macht van de wetenschap.




1 Ellwood 1997: p. 171
2 Brosnan 1978: p. 72
3 In geschreven sciencefiction werd het thema van grootschalige verwoesting dor technologische ontwikkeling al decennia eerder aangekaart, onder andere in het werk van H.G. Wells (Brosnan 1978: p. 72). In sciencefictionfilms was het tot dan toe slechts een enkele keer behandeld, onder andere in Things to Come (USA: William Cameron Menzies, 1936), een film die gebaseerd is op een boek van diezelfde Wells.
4 Citaat van Susan Sontag in: Sobchack 1980: p. 47
5Tegenover beide films valt Day the World Ended onder het ‘altered human’ subgenre, en is Target Earth een ‘alien invasion’ film. Het verhaal van beide films komt overeen met het uitgangspunt van deze Apocalyptische films zoals hier omschreven: een groep mensen met uiteenlopende achtergronden wordt door een allesomvattende ramp bij elkaar gebracht en moet leren met elkaar te leven, terwijl ze respectievelijk mutanten/buitenaardse robots van het lijf moeten zien te houden.
6 Vieth 2001: p. 180
7 Ellwood 1997: p. 188
8 Jancovich 1996: p. 27
9 Anton Kozlovich bespreekt When Worlds Collide kort in zijn tekst over Christusfiguren in film. Hij beschrijft een beschouwing van Glenn Erickson over Zyra als een ‘subtextual Jesus’. Persoonlijk vind ik dit te ver gaan, des te meer omdat Erickson’s argument niet onderbouwd wordt en Kozlovich het laat bij deze aanduiding die hijzelf ook afschildert als pretentieus. Daarom heb ik Zyra, de planeet als Christusfiguur, niet behandeld in paragraaf 4.1. Kozlovich, Anton Karl. The Structural Characteristics of the Cinematic Christ-figure.The Journal of Religion and Film, vol. 8 (september 2004): p. 9

Geen opmerkingen:

Een reactie posten