Hoofdstuk
4: Religie in het alien invasion
subgenre: Christusfiguren en
duivels
Het
voornaamste punt in dit hoofdstuk is de relatie tussen religie en de
buitenaardse wezens in het ‘alien invasion’
subgenre onder de loep te nemen. De manier waarop aliens in dit
subgenre geportretteerd worden heeft alles te maken met – om het
oppervlakkig te stellen – of zij ‘goed’ zijn en het beste met
de mensheid voor hebben, of dat zij ‘slecht’ zijn en snode
plannen jegens de Aarde koesteren. De religieuze context die bij deze
weergave betrokken wordt (wat niet in alle films uit het subgenre
gebeurt) stelt de wezens daarop voor als ofwel Christusfiguren, ofwel
duivels, demonen of de Antichrist. Deze dubbele portrettering zal
daarom het uitgangspunt van dit hoofdstuk zijn. Echter, ook in andere
subgenres komen dergelijke metaforen voor. Deze zal ik ook in dit
hoofdstuk behandelen, hoewel ik hierover in voorgaande hoofdstukken
al enkele woorden heb gesproken. Dit hoofdstuk legt dus de nadruk op
het ‘alien invasion’
subgenre, maar betrekt ook andere subgenres in haar analyse. Immers,
het doel van dit paper is om een zo compleet mogelijke bespreking van
de representatie van religie in het sciencefictiongenre te leveren.
Paragraaf
4.1: Christusfiguren
Het
aantal films waarin aliens niet als boosdoeners worden neergezet is
niet bijster groot. Mijn corpus bevat een totaal van vijftien films
die onder het ‘alien
invasion’
subgenre geschaard kan worden; slechts in vier gevallen worden niet
kwaadaardige wezens opgevoerd. Eén van deze films, This
Island Earth,
is bovendien een hybride tussen dit subgenre en het ‘man
into space’
subgenre (deze naam is in Hoofdstuk 2 daarom al meerdere keren
gevallen). De
andere drie films zijn wel “pure” ‘alien
invasion’
films: The
Day the Earth Stood Still (USA:
Robert Wise, 1951), Red
Planet Mars (USA:
Harry Horner, 1952)
en It
Came from Outer Space (USA:
Jack Arnold, 1953).1
Over
Red Planet
Mars zal ik
hier niet teveel zeggen aangezien deze film een eigen casestudy
toebedeeld is (zie Hoofdstuk 6) waarin ook de representatie van
Christusfiguren aan bod komt. Ondanks het kleine aantal ‘alien
invasion’
films die vriendelijke aliens tonen valt er genoeg te zeggen over de
representatie van Christusfiguren in dit subgenre. Bovendien zijn
Christusfiguren ook in andere subgenres te vinden.
De
film die wat dit onderwerp betreft het meest relevant is, is The
Day the Earth Stood Still.
Deze film is beroemd om de weergave van een buitenaards wezen als een
Christusfiguur door het overvloedige gebruik van parallellen met het
leven van Jezus. Biskind meent zelfs dat ‘the film equates him with
Christ himself’, hoewel de bedoeling van de schrijver was om de
vergelijking symbolisch te houden.2
Over het Christusaspect van deze film zijn al een flink aantal
analyses gepubliceerd; de representatie van het Christusfiguur in
deze specifieke film is uitvoeriger behandeld dan in de rest van het
genre als geheel. Daarom wil ik mij hier beperken tot de relatie
tussen religie en wetenschap zoals die hier afgeschilderd wordt, in
plaats van een uitgebreide analyse te geven van alle Christusaspecten
in de film (en dat zijn er veel). Verder concentreer ik mij in deze
paragraaf op de andere Christusfiguren die zich aandienen in de rest
van het genre in de vijftiger jaren, aangezien dit onderwerp minder
uitgediept is.
The
Day the Earth Stood Still
handelt over Klaatu (gespeeld door Michael Rennie), een buitenaards
wezen in menselijke gedaante die, samen met de krachtige robot Gort,
als afgezant van een interstellaire gemeenschap naar de Aarde wordt
gestuurd om de mensheid te waarschuwen voor hun destructieve gedrag,
dat zich in de nabije toekomst door ontwikkelingen in menselijke
rakettechnologie naar andere planeten kan uitbreiden en de vreedzame
balans in de Melkweg zal verstoren. Klaatu heeft zuiver goede
bedoelingen – ‘We
have come to visit you in peace and with goodwill’, roept hij bij
zijn aankomst in Washington – maar wordt door de mensheid met
argwaan ontvangen. Hij zou immers een vermomde Rus kunnen zijn, of
een voorbode van een buitenaardse invasie! Om de mensheid beter te
leren kennen begeeft hij zich in het geheim onder het “gewone volk”
van Amerikanen uit de middenklasse. Als onderdeel van zijn vermomming
neemt hij de naam ‘Carpenter’ aan, een voor de hand liggende
verwijzing. Hij sluit vriendschap met de eminente kernfysicus
professor Barnhardt, een jongetje en diens moeder, Helen, die wel
luisteren naar zijn boodschap. Hij wordt echter verraden door de
ambitieuze verloofde van Helen die hem voor een beloning aan de
autoriteiten uitlevert, en daarmee de Judasrol voor zijn rekening
neemt.3
Op de vlucht voor het leger wordt Klaatu doodgeschoten, waarop Helen
de hulp van Gort inschakelt. Gort neemt Klaatu’s lichaam terug naar
zijn ruimteschip en weet hem opnieuw tot leven te wekken, tot grote
verbazing van Helen (als een variatie op Maria Magdalena). Het is
slechts tijdelijk en Klaatu zal spoedig definitief sterven want zelfs
zijn technologie geeft hem niet het eeuwige leven: ‘That power is
reserved to the Almighty Spirit’, stelt hij. Voor zijn afscheid
spreekt Klaatu de mensen toe in een lange monoloog, waarin hij onder
andere het volgende zegt:
For
our policemen, we created a race of robots. Their function is to
patrol the planets in spaceships like this one and preserve the
peace. In matters of aggression, we have given them absolute power
over us. This power cannot be revoked. At the first sign of violence,
they act automatically against the aggressor. The penalty for
provoking their action is too terrible to risk. The result is, we
live in peace, without arms or armies, secure in the knowledge that
we are free from aggression and war. Free to pursue more profitable
enterprises. Now, we do not pretend to have achieved perfection, but
we do have a system, and it works.
Tot
slot laat hij weten dat als de mensheid haar huidige koers van
paranoia en geweld voortzet, de Aarde vernietigd zal worden. De keuze
is aan de mensen: leer in vrede te leven of onderga de consequenties…
Vervolgens stapt hij in zijn ruimteschip en verlaat de Aarde: ‘he
ascends into the heavens’ in zowel letterlijke als figuurlijke
zin.4
Klaatu
is traditioneel voor het beeld van de alien als boodschapper van de
vrede, die de mensheid waarschuwt voor haar zelfdestructieve gedrag
en alternatieven biedt. Dit beeld is, naast het cliché van
buitenaardse wezens als gewelddadige veroveraars, exemplarisch voor
de twee heersende opvattingen over mogelijke buitenaardse bezoekers
in de jaren vijftig. Een belangrijk thema in deze periode was het
UFO-fenomeen, de waarnemingen van vliegende schotels en de beweringen
van ontvoeringen door aliens die daarmee gepaard gingen. Er ontstond
een cultus rondom personen als George Adamski, die zichzelf als
profeet voor de buitenaardsen zag en meende dat zij naar de Aarde
waren gekomen om de mensheid te helpen. Adamski’s aanhang was een
wezenlijk onderdeel van de religieuze ‘underground’ in het
decennium. In relatie tot zijn gedachtegoed stelt Ellwood:
In
the Fifties, the intruders from outer space were generally splendid,
almost godlike beings, advanced millennia beyond earth, who –
particularly in light of the recent atomic explosions – were coming
to warn this recalcitrant planet to repent and mend its ways. The
entire contactee phenomenon can hardly be regarded as other than
religious.5
De
aliens hadden volgens veel ‘contactees’
zuiver goede bedoelingen en wilden de mensheid naar een hoger
technologisch peil stuwen en vrede tussen naties brengen. Klaatu
voldoet aan deze beschrijving. Matthew Ederden stelt:
The
Day the Earth Stood Still
constitutes the archetype for the concept of a “space brother
[…],”; the nature of the evolved, scientific alien society; and
how aliens are going to save us from ourselves, usually from atomic
weapons.6
[my italics]
Klaatu
is naar de primitieve, oorlogszuchtige Aarde gekomen om te laten zien
dat het ook anders kan, zoals zijn interstellaire federatie van in
vrede coëxisterende planeten aantoont.
De
basis voor zulke vrede ligt in de wetenschap. Het is de wetenschap
die zijn beschaving naar een dergelijk niveau van ontwikkeling heeft
gebracht. Sterker nog, de wetenschap overheerst zijn samenleving in
het persoon van de robots, die waken voor de veiligheid van het
systeem. Als zodanig heeft wetenschap ‘absolute
power’ over de maatschappij, maar dat lijkt
de inwoners van deze technocratie niet te deren.
Voor
het publiek in de jaren vijftig lag dit anders, gezien het feit dat
eenzelfde wetenschap de atoombom had opgeleverd die de wereld in de
greep van de angst hield. De film begrijpt dit, en legt daardoor
sterk de nadruk op de positieve kanten van wetenschap. De
overheersing van de robots heeft het mogelijk gemaakt dat men zich
richtte op ‘more
profitable enterprises’,
waardoor de buitenaardse maatschappij een Utopia is geworden.
Wetenschap wordt in de film meerdere malen in verband gebracht met
geneeskunde: de levensverwachting van Klaatu’s volk is twee keer zo
hoog als op Aarde, Klaatu heeft een zalf bij zich die wonden direct
heelt, en dan is er nog Klaatu’s wederopstanding.7
Maar hoe zit het dan met de atoombom, vraagt de toeschouwer van de
jaren vijftig zich ongetwijfeld af. Het atoom, zo stelt Klaatu, kan
voor allerlei doeleinden worden gebruikt, de meeste vreedzaam: de
macht van het atoom is niet gevaarlijk, het draait om de wil van de
wetenschap deze macht voor goede doeleindes te gebruiken.
De
film sust gevoelens van twijfel over wetenschappelijke macht verder
door de menselijke wetenschap in de film als het meest aangesproken
tot Klaatu’s boodschap neer te zetten. Wetenschappers
worden gezien als de discipelen van Klaatu: ‘scientists are
presented as right to regard the alien as a visitor with superior
knowledge, to be learned from, and if possible, joined’.8
Terwijl
alle anderen het buitenaardse wezen wantrouwen toont de wetenschap
zich bereid te luisteren naar zijn boodschap en deze te omarmen.
Terwijl de regeringen van de Aardse naties niet tot een ontmoeting
met Klaatu kunnen komen door hun wederzijds wantrouwen wordt de
redelijkheid van de wetenschappers versterkt als zij wel op
internationale schaal met Klaatu in debat willen gaan. Bovendien, als
Klaatu zich gedwongen voelt een destructieve demonstratie van zijn
macht te geven weerhoudt Barnhardt hem hiervan en spoort hem aan op
een niet gewelddadige wijze de mensheid tot luisteren te dwingen.
Wetenschap,
zo leert de film ons, is niet de vijand, maar een instituut van rede
en gezond verstand dat het vertrouwen van de mensheid verdient. Het
gospel dat Klaatu verkondigt is dat van de wetenschap en de vrede en
voorspoed die zij kan brengen. Als de mensheid zijn Woord echter
negeert zal zij de Apocalyps over zichzelf afroepen: voor de
veiligheid van de Melkweg zal de Aarde dan vernietigd worden.
Wetenschap kan wel destructief zijn, maar alleen met geldige redenen
en als laatste middel: de wetenschappers gebruiken deze duistere kant
van wetenschap niet zolang er vreedzame alternatieven zijn.
Welke
rol speelt religie in Klaatu’s maatschappij? De precieze bedoeling
erachter wordt niet vernoemd, maar Klaatu spreekt van een ‘Almighty
Spirit’ die de macht over leven en dood
heeft. Vertaald naar Aardse begrippen kan dit niets anders zijn dan
God. Ongeacht de verregaande technologische ontwikkeling gelooft de
buitenaardse maatschappij in een hoger wezen dat ook boven de
wetenschap staat: de wetenschap heeft religie dus niet vervangen
(waarvoor sommigen vreesden in de jaren vijftig). Etherden wijst op
een potentiële symbiose:
The
reference by Klaatu to the ‘Almighty Spirit’ invokes a sense of
an evolved religion, and in the case of bringing back the dead, one
that interacts with technology. From this, it seems that the
religious component directly mentioned in The
Day the Earth Stood Still
seems to be a highly evolved form of spirituality, one which can
interact with society through technology.9
[
my italics]
Klaatu’s
gemeenschap laat dus ruimte voor zowel religie als technologische
ontwikkeling, die vreedzaam naast elkaar bestaan en elkaar positief
beïnvloeden.
Klaatu
is het prominentste Christusfiguur in het sciencefictiongenre, maar
zeker niet het enige. Een tweede alien die als zodanig beschouwd kan
worden is Exeter (gespeeld door Jeff Morrow) uit This
Island Earth, die zich aanvankelijk bezig hield
met het kidnappen van Aardse wetenschappers als laatste hoop voor
zijn eigen stervende beschaving, de planeet Metaluna (die in een
oorlog met een buurplaneet is verwikkeld). In feite kan hij als
Christusfiguur voor Metaluna gezien worden. Het plan faalt en
Metaluna is gedoemd, waarop de heerser van de buitenaardse beschaving
oordeelt dat de aliens de Aarde zullen koloniseren (uiteraard ten
koste van de mensheid). Exeter beschouwt dit als immoreel en komt in
opstand: hij helpt de wetenschappers te ontsnappen en brengt hen
terug naar de Aarde, vlak voordat Metaluna vernietigd wordt. Een
Metalunische mutant, die als verstekeling meereist, verwondt Exeter
echter dodelijk. Nadat hij de wetenschappers veilig thuis heeft
gebracht, doodt Exeter zichzelf door zijn ruimteschip in de oceaan te
laten storten.
Evenals
Klaatu blijkt Exeter het beste met de mensheid voor te hebben. Na
gefaald te hebben als Christusfiguur voor zijn eigen volk werpt hij
zich op als Christusfiguur voor de mensheid. Hij redt de
wetenschappers waarbij hij de hoon van zijn eigen volk op de hals
haalt. Als hij vervolgens dreigt het niet te overleven offert hij
zichzelf op en voorkomt hij dat zijn ruimteschip in menselijke handen
valt. Hierdoor levert hij de wapentechnologie die in de oorlog voor
Metaluna’s ondergang heeft gezorgd niet over aan de mensheid die
daardoor eenzelfde lot bespaard blijft. In zekere zin redt hij zo de
mensheid van zichzelf, zei het met minder Christelijke connotaties
dan Klaatu. Gezien de nadruk in de film op wetenschap als
ontwikkelaar van wapens is er hier echter geen sprake van een
geslaagde symbiose tussen religie en wetenschap.
Christusfiguren
in het sciencefictiongenre beperken zich niet tot aliens. Een andere
vorm van het Christusfiguur dat in zowel het ‘alien
invasion’ subgenre als het ‘terrestrial
creature’ subgenre tot uiting komt vinden
we in het personage van de ‘scientist hero’:
de wetenschapper als protagonist die geconfronteerd wordt met wezens
of monsters en het voortouw neemt in het maatschappelijk verzet
hiertegen. Hier wordt minder – vaak zelfs geen – gebruik gemaakt
van Christelijke connotaties. We zien de vergelijking met het
Christusfiguur terug in de narratieve formule waarvan beide subgenres
zich frequent bedienen in hun portrettering van de ‘scientist
hero’.
De
‘scientist
hero’
wordt meestal als eerste geconfronteerd met de wezens, en verkondigt
daarop de waarheid van hun bestaan en het gevaar dat zij brengen in
de beschaafde wereld. Slechts weinigen hebben oren naar zijn
boodschap, maar toch weet hij enige mensen – discipelen als het
ware – te overtuigen. Hieronder bevindt zich in alle gevallen de
clichématige ‘love
interest’
(een variatie op Maria Magdalena), die als eerste overtuigd wordt van
zijn gelijk en daarvoor meelijdt onder de spot van de samenleving die
hem niet gelooft. Lucanio
betrekt het Bijbelse aspect van de ‘scientist
hero’
tot deze hoon van de gemeenschap: ‘the hero’s mission is to save
society in spite of itself, and as such the hero functions as a
redeemer, a heroic figure whose heritage is linked to biblical
typology’.10
Evenals
Klaatu heeft de ‘scientist
hero’
het beste met de mensheid voor, maar de mensheid wil dit niet inzien.
Dit
verandert als het kwaad toeslaat in de beschaafde wereld, waarop
niemand meer twijfelt aan het woord van de ‘scientist
hero’.
Deze neemt hierop de leiding – ongeacht zijn precieze positie in de
wetenschappelijke wereld (kernfysicus, entomoloog, paleontoloog) die
niet altijd even goed aansluit op de aard van het gevaar – in het
proces van het bestrijden van het gevaar. Dit eindigt in succes en de
samenleving wordt bevrijd van de wezens, maar leert tegelijk een les
over haar plaats in de natuur of de kosmos (zie hierover ook
Hoofdstuk 3, p. 25-26). De ‘scientist
hero’
wordt hierbij als redder van de samenleving beschouwd. De parallellen
met Christus in zijn lijdensweg van spot en hoon, alsmede zijn
verkondiging van het ware woord, eindigen in deze subgenres niet in
zijn dood, maar in de bekering van de gemeenschap.11
Hiertegenover
plaatst het ‘altered human’
subgenre de wetenschapper van de Prometheustekst, wiens lijdensweg
wel eindigt in de dood. Ongeacht zijn arrogantie en het spelen voor
God kan ook hij beschouwd worden als een Christusfiguur, maar dan de
lijdende variant. Zijn sterven voor de zaak waarin hij geloofde leidt
tot het martelaarschap. Zijn bedoeling was om de mensheid met zijn
uitvinding een betere wereld te schenken, maar de rampzalige gevolgen
van zijn experimenten leidden tot een gevaar voor de samenleving. De
maatschappij kan medelijden met hem voelen, maar hij wordt beschouwd
als een te grote bedreiging en moet daarom sterven. In zekere zin
helpt hij toch de mensheid door haar in te laten zien dat zijn visie
van wetenschap en zijn werkwijze (alleen en in het geheim) niet de
juiste was. Lucanio zegt hierover:
[…]
he is depicted as the suffering victim, the innocent who dies and is
resurrected [als monster in plaats van mens], leading mankind to a
higher degree of understanding and awareness. […] this type of hero
is usually found in the “martyr” films in which the unfortunate
scientist […] becomes a monster.12
De
‘scientist
hero’
in het ‘altered
human’
subgenre kan gezien worden als een onconventioneel Christusfiguur,
die in opstand komt tegen het goddelijke in het ‘playing
God’
motief. Hij is een Christus gestraft door God (een Antichrist?); hij
sterft voor zijn eigen zonden in plaats van de zonden van anderen. In
het martelaarschap dat hier getoond wordt herkent de samenleving
daarop de noodzaak voor de wetenschap om niet voor God te spelen.
Zoals
Lucanio het uitlegt: ‘Experimentation with modern technology,
specifically atomic experimentation, is best left alone’.13
Paragraaf
4.2: Duivels en Antichristen
Tegenover
de vreedzame buitenaardsen met hun wijze lessen staan de creaturen
die onze planeet met geweld aan zich willen onderwerpen. Waar de
“goede” alien een Christusfiguur heet, kan daar de “slechte”
alien als Antichrist gezien worden? Of tenminste als duivels wezen?
Een dergelijke metafoor ligt voor de hand, maar wordt in het genre
zelf vaak niet getrokken. Dit neemt niet weg dat het genre desondanks
een kleine hoeveelheid als Antichrist te beschouwen verschijningen
herbergt. Ook deze hebben een connectie met wetenschap, maar nu het
negatieve beeld van wetenschap zoals dat speelde in de vijftiger
jaren.
De
angst voor de snelle ontwikkeling van de wetenschap en de uitvinding
van de atoombom in het vorige decennium stimuleerden een beeld van de
wetenschapper als gevaarlijk persoon die niet perse het beste met de
mensheid voor heeft ondanks beweringen van het tegendeel. Immers, de
uitvinding en het gebruik van de atoombom, vooral de atoomproeven op
Amerikaanse bodem (Bikini), deden velen twijfelen aan de wetenschap,
vooral in haar verantwoordelijkheid en redelijkheid.14
Hoewel de regering probeerde een positief beeld van wetenschap te
verspreiden onder de samenleving en daarbij ook de filmindustrie te
hulp werd geroepen (wat films opleverde die een overwegend positief
beeld van wetenschap gaven, zoals The
Day the Earth Stood Still)
was voornoemd stereotype, zeker vóór het Spoetnikincident, een vaak
terugkerend verschijnsel. Ook Hollywood maakte er gebruik van, vooral
in de meer conservatieve films die weliswaar niet ontkenden dat
wetenschap van nut kon zijn, maar het liefst hadden dat het sterk
door de overheid en het leger gecontroleerd werd. Als het niet in
toom werd gehouden door autoritaire waarden konden wetenschappers
ongestoord hun gang gaan met negatieve consequenties. Immers,
‘Superior science, unencumbered by moral scruples, will bleed us to
death’.15
Religie
is in dit deel van het genre een middel om wetenschap mee in toom te
houden en, indien nodig, te bevechten. Het wordt vaak niet expliciet
als zondanig ingezet, maar wanneer dat gebeurt, gebeurt het met
verve. Het meest treffende voorbeeld vinden we in The
War of the Worlds, waarin zowel “goede” als
“slechte” wetenschap wordt gebruikt. Helaas is de
“goede”wetenschap, die van de mensheid, veruit inferieur aan die
van de Martianen.
Wetenschap,
zo meent de film, is alleen geschikt voor het maken van wapens.16
Hoewel de menselijke wetenschap de nodige wapens heeft voortgebracht,
blijven de menselijke wetenschappers in de film sympathiek en
hanteren zij scrupules. In het conflict met de aliens zijn zulke
eigenschappen echter nutteloos. De Martianen hebben geen moraal en
hebben daardoor massavernietigingswapens uitgevonden die niet door de
menselijke wetenschap bestreden kunnen worden. In deze strijd van
buitenaardse totale immoraliteit tegen menselijke moraliteit is de
menselijke wetenschap zinloos. De protagonist, een typische
‘scientist
hero’,
blijft tot het uiterste de hoop koesteren dat wetenschap verlichting
kan brengen, maar geeft zich uiteindelijk over aan het geloof. Op het
moment dat hij zijn geliefde omarmt in de kerk en zijn vertrouwen in
de wetenschap opzij zet in ruil voor geloof, gaat het mis met de
indringers. Buiten de kerk storten de oorlogsmachines neer en sterven
de Martianen. Het
blijkt dat zij niet bestand waren tegen simpele bacteriën waarvoor
de mens immuun is: ‘After
all that men could do had failed, the Martians were destroyed and
humanity was saved by the littlest things, which God, in His wisdom,
had put upon this Earth’. Zogezegd
blijkt religie van begin af aan al de oplossing in handen te hebben
gehad, maar het is niet totdat de wetenschapper zich onderwerpt aan
religie dat God dit middel loslaat en de indringers vernietigt. De
boodschap is duidelijk: als het eraan komt, kunnen we niet op
wetenschap vertrouwen, maar slechts troost vinden in het geloof.
Douglas
Cowan stelt in deze context: ‘the
film ends with a ringing endorsement of humankind’s place in the
universe secured by God’s blessing and protection’.17
De
immorele wetenschap van de buitenaardsen staat in zulke gevallen
lijnrecht tegenover de moraliteit van het menselijk geloof. In een
dergelijk conflict is het niet verbazend dat de filmmakers er alles
aan doen om de aliens zo min mogelijk menselijke eigenschappen
(geestelijk, maar vooral lichamelijk) toe te delen. Dit in
tegenstelling tot de aliens als Christusfiguren, die zowel over
moraliteit als een herkenbaar menselijk uiterlijk beschikken: Klaatu
was niet te onderscheiden van een mens, Exeter had alleen een
opvallend hoog voorhoofd. In de agressieve variatie op het genre
waarin de alien als veroveraar wordt opgevoerd zien we een
hoeveelheid aan niet-menselijke verschijningen uitkomen, de één nog
afstotelijker dan de ander. Jancovich
stelt:
If
the invaders are presented as natural, they are carefully
distinguished from associations with ‘human nature’. They are
vegetables, insects or reptiles. They are cold-blooded beings which
lack […] human feelings or thought processes. They resist
anthropomorphism, and are usually presented as little more than
biological machines.18
Zoals
Jancovich al aangeeft kan hier een onderscheid worden gemaakt tussen
‘natuurlijke’ en ‘onnatuurlijke’ indringers. Jancovich houdt
zich echter nog in met zijn beschrijving: in beide aanduidingen is de
indringer in het meest extreme geval niet eens een levend wezen. De
‘natuurlijke’ variatie voert klodders slijm (The
Blob (USA:
Irvin S. Yeaworth Jr., 1958)) of brokken steen (The
Monolith Monsters
(USA: John Sherwood, 1957)) als indringers op, terwijl de
‘onnatuurlijke variatie met robots (Target
Earth (USA:
Sherman A. Rose, 1954)) of geenszins antropomorfische machines
(Kronos
(USA: Kurt Neumann, 1957)) komt aanzetten.19
In de gevallen waarin het wel om levende wezens gaat wordt hun
koudheid en gebrek aan emoties inderdaad bevestigd door hun
onmenselijk uiterlijk, in vormen die geassocieerd worden met het
ontbreken van gevoel en empathie: voornamelijk insecten en reptielen.
In het laatste geval kan hier een Bijbelse connotatie aan bevestigd
worden: het reptiel, vooral het serpent, als archetype van het
kwaad.20
Een vergelijkbare connotatie was ook in het ‘terrestrial
creature’
subgenre aan te treffen (zie Hoofdstuk 3 p. 28). De onmenselijke
indringers van de agressieve variatie zijn de duivels, tegenover de
Christusfiguren van de positieve variatie.
Een
belangrijk thema in de agressieve variatie binnen het ‘alien
invasion’ subgenre is de rol van de
wetenschapper als “duivelsaanbidder”. Dit thema omhelst de
gedreven wetenschapper, geobsedeerd door zijn werk, als gefascineerd
door de indringers; deze zijn in zijn ogen een hogere levensvorm door
hun verder ontwikkelde technologie. Dat deze ontwikkeling de wezens
beroofd heeft van eigenschappen als liefde en empathie deert hem
niet. De wezens zijn voor zulke wetenschappers een voorbeeld dat, in
het belang van de mensheid of de “vooruitgang” (wat dat ook moge
betekenen in zulke gevallen), nagestreefd moet worden. Ook als de
creaturen begonnen zijn het aantal menselijke karakters in de film
uit te dunnen blijft de wetenschapper hen als “beter” beschouwen.
Het bekendste voorbeeld van zo’n wetenschapper is Dr. Carrington in
The Thing from Another World (USA:
Christian Nyby, 1951). Hij gaat zover in zijn respect voor de
levensvorm dat hij hem de hand boven het hoofd houdt, ook als hij aan
het moorden is geslagen, Hij saboteert pogingen het wezen te doden,
ook al is het uit zelfverdediging. Uiteindelijk moet hij zijn geloof
in de superioriteit van het wezen bijna met de dood bekopen als het
hem zelf aanvalt terwijl hij ermee probeert te communiceren; pas dan
komt hij tot inzicht.
In
deze film en vergelijkbare films komt een conservatief beeld van
wetenschap naar voren dat waarschuwt voor de ontmenselijking van
wetenschap en wetenschappers. Vaak zijn de aliens het product van
vergevorderde wetenschap, en in deze hoedanigheid een voorbeeld van
waartoe ongebreidelde wetenschappelijke vooruitgang kan leiden. De
gedreven wetenschapper die teveel respect toont voor de indringer
vormt daarbij de eerste stap in dezelfde richting als de indringer,
maar komt doorgaans gelukkig tot inzicht. Hoewel wetenschap in een
aantal gevallen de wezens weet te verdrijven, is het niet het
belangrijkste ingrediënt van de overwinning. Zoals Jancovich het
omschrijft:
[…]
even in the most pro-scientific of the 1950s invasion narratives, the
scientists often display a respect for, and a fascination with, the
aliens which […] represent their ‘ideal’ of a society ordered
by scientific-technical rationality. […] Science may at times be
necessary to destroy the aliens, but these texts often highlight the
uselessness of scientific experts in favour of spontaneity,
practicality and even domestic knowledge. As a result, even the most
positive accounts of science within these texts suggest a sense of
ambivalence with regard to technology.21
Wetenschap
is niet per definitie incorrect, maar wel opvallend aanwezig aan de
kant van de indringer (en dan nooit positief). Aan de menselijke kant
wordt het gepresenteerd als één van de mogelijkheden om de aliens
te overwinnen, maar niet perse de belangrijkste of meest effectieve.
Dit in tegenstelling tot die gevallen waarin vertrouwen, samenwerking
en vooral geloof de oplossing levert: zulke factoren worden dan als
doorslaggevend en onmisbaar opgevoerd.
In
veel opzichten voert de agressieve variatie van het ‘alien
invasion’ subgenre het thema ‘wetenschap
versus religie’ op
(in die gevallen waarin religie een concrete rol speelt), waarin
wetenschap het kwaad voortbrengt dat door het goede (bijvoorbeeld
religie, maar ook andere factoren) bestreden moet worden. Dit in
direct contrast met de ‘wetenschap als
religie’ van de positieve variatie (zoals in The
Day the Earth Stood Still). Desondanks, het gaat
te ver om te zeggen dat wetenschap hier uitsluitend als kwaadaardig
wordt beschouwd. Hoewel de verdorven kant van wetenschap de boventoon
voert zijn er immers ook wetenschappers in het subgenre die zich wel
inzetten voor het welzijn van de mensheid en zich verzetten tegen de
indringers. Vaak oogsten zij daarbij weinig succes (zoals de
protagonist in The War of the Worlds
en Carringtons collegae in The Thing from Another
World), maar een enkele keer mag wetenschap de
rol van ‘exorcist’ vervullen; dankzij de inspanningen van de
wetenschap wordt de indringer uitgebannen (o.a. in Earth
vs the Flying Saucers (USA: Fred F. Sears, 1956)
en Kronos)
en wordt de samenleving bevrijd van het kwaad. Over het algemeen
leert de agressieve variatie op het subgenre ons echter dat we niet
blindelings in wetenschap moeten vertrouwen. Andere elementen zullen
ons eerder redden van de duivelse buitenaardsen: moed (van het leger
of het individu), listigheid, en het belangrijkst, geloof.
1
Het woord ‘invasion’ moet hier met een korrel zout genomen
worden. Zoals ik al besprak in ‘It Came from Cold War America’
(p. 26) is een invasie van de Aarde niet het doel van alle aliens in
het subgenre. Echter, het voelt voor de mensheid in deze films wel
als zodanig, aangezien men niet weet of de aliens werkelijk goede
bedoelingen hebben. Ook de ‘goede’ aliens in het subgenre
worden, uit angst voor een invasie, daarom met argwaan en
vijandigheid begroet.
2
Biskind 1983: p. 152
3
Kozlovich, Anton Karl. ‘The
Structural Characteristics of the Cinematic Christ-figure.’
The Journal of Religion and Film,
vol. 8 (september 2004): p. 14
5
Ellwood 1997: p. 93-94
6
Etherden, Matthew. ‘The Day the Earth
Stood Still: 1950’s Sci-Fi, Religion and the Alien Messiah.’
The Journal of Religion and Film,
vol. 9, nr. 2 (oktober 2005): p. 2
7
Jancovich 1996: p. 44
8
Jancovich 1996: p. 32
9
Etherden 2005: p. 4
10
Lucanio 1987: p. 35
11
Deze narratieve formule is terug te vinden in het grootste gedeelte
van zowel het ‘alien invasion’ als het ‘terrestrial
creature’ subgenre. Lucanio bespreekt de formule in detail in
zijn boek, p. 27-44. Hij deelt het verloop van de formule op in tien
stappen. 1: ‘The scientist hero sees the
invader appear on Earth.’ 2: ‘He is not believed by those he
tells and is mocked and scorned.’ 3: ‘Unexplained happenings
occur.’ 4: ‘Society searches for reasons; those of the scientist
hero are rejected.’ 5: ‘The scientist hero begins a lonely
battle against the invader and the mocking society.’ 6: ‘The
invader makes its presence known.’ 7: ‘Society turns to the
scientist hero for leadership even though it may still be suspicious
of his abilities.’ 8: ‘The scientist hero offers a plan to repel
the invader; society rallies in a common cause.’ 9: ‘The invader
is repelled/destroyed.’ 10: ‘Humanity acknowledges is has been
arrogant in presuming upon its role in the cosmos.’ Films uit mijn
corpus die deze formule nauw volgen zijn: The
Monolith Monsters, It
Came from Outer Space, Earth
vs. the Flying Saucers, Kronos,
The Beast from 20,000 Fathoms,
Them!, It
Came from Beneath the Sea, The
Giant Behemoth, The
Black Scorpion, The
Deadly Mantis en The
Monster that Challenged the World.
12
Lucanio 1987: p. 84
13
Lucanio 1987: p. 90
14
Vieira, Mark A. Hollywood horror: from
gothic to cosmic. New York: Harry N.
Abrams Inc., 2003: p. 153
16
Het gebruik van wapens wordt, behalve in de strijd tussen de
Martiaanse oorlogsmachine en de menselijke wetenschap en het
militaire apparaat (die de indringers met gelijke munt proberen
terug te betalen door hun eigen massavernietigingswapens te
ontwikkelen), nog eens benadrukt in de ‘opening narration’:
‘In the First World War, and for the first time in the history of
man, nations combined to fight against nations using the crude
weapons of those days. The Second World War
involved every continent on the globe, and men
turned to science for new devices of warfare,
which reached an unparalleled peak in their capacity for
destruction. And now, fought with the
terrible weapons of super-science,
menacing all mankind and every creature on the Earth comes the War
of the Worlds!’ [my emphasis]
17
Cowan 2007: p. 2
18
Jancovich 1996: p. 27
19
In Kronos wordt de reusachtige machine die alle energie op Aarde
dreigt te absorberen genoemd naar de Griekse god van de tijd (de
oorsprong van de naam wordt expliciet vermeld in de dialoog). Zo
geeft deze film, bewust of onbewust, een polytheïstische draai aan
de indringer, die in conflict komt met de monotheïstische
Amerikaanse samenleving.
20
Lucanio 1987: p. 55
21
Jancovich 1996: p. 26
Geen opmerkingen:
Een reactie posten