woensdag 29 augustus 2012

The Dark Cave: Femininity and Abjection in The Descent, Part 1

 I'm off to see some films today, but time has permitted me a short break I can appropriate for mainpaging something. I'm not sure when I'll have time to review the films I'll watch tonight, and there's little worthwhile news to comment on, so I once again dusted off my old files containing my papers I wrote in university, and found a nice little one I thought I'd share. It's a fairly brief paper (only three chapters) so I'll post it on three different occasions. For a change it doesn't concern the science fiction genre, but focuses on the horror genre instead, specifically on one of my favorite recent horror movies, Neil Marshall's The Descent (2005). The paper applies psychological theories to analyze this film with, something I wasn't too fond of while in class back in the days. Nevertheless, the result is intriguing enough to post here. 
Now, off to see some films!


 
De duistere grot:
femininity en abjection in The Descent

Inleiding

In deze scriptie wordt de film The Descent (Reg. Neil Marshall. Celador Films, VK: 2005) onderworpen aan een feministische analyse. Begin 2006 zag ik deze film in de bioscoop; ik was zeer onder de indruk van de intense spanning en claustrofobische setting alsmede het onheilspellend ambigue einde, maar wat mij het meest opviel was het feit dat de cast bijna uitsluitend uit vrouwen bestond, wat ongebruikelijk is voor het horrorgenre, ondanks de belangrijke rollen die vrouwen in het genre spelen. De vraag hoe de film omgaat met rolverdelingen qua gender en wat de films anders maakt van andere films waarin vrouwen een hoofdrol spelen dringt zich hierdoor op. Hierdoor is de film een intrigerend studieobject voor deze scriptie.

Gezien de aard van de film, een cast van hoofdzakelijk vrouwelijke personages, een festijn van gore zoals alleen een horrorfilm dat kan leveren en een overvloed aan seksuele metaforen en omgedraaide rolverdelingen, leent de film zich uitstekend voor een lezing vergelijkbaar met Barbara Creed’s analyse van Alien. The Descent zal hier op vergelijkbare wijze geanalyseerd worden en zich daarbij richten op een lezing van de conceptuele metafoor body, en in lichtere mate ook skin, voornamelijk aan de hand van de termen ‘abjection’, ‘monstrous feminine’ en ‘archaic mother’ zoals geformuleerd in het werk van Creed en Kristeva.

The Descent is zowel exemplarisch als afwijkend voor het horrorgenre. Aan de ene kant is het verhaal vrij standaard: een groep mensen stuit in een diepe grot op een roedel kwaadaardige vleesetende wezens, waarna volgens de clichématige regels van het genre de één na de ander op bloedige en gewelddadige wijze het lootje legt in een wanhopige strijd om te overleven en heelhuids naar de beschaving terug te keren. Aan de andere kant bestaat de groep in dit geval uit alleen maar vrouwen, waardoor de rolverdelingen anders liggen dan men gewend is van een horrorfilm. Het stereotype van de constant gillende ‘damsel in distress’ ontbreekt en heeft plaats gemaakt voor een beeld van de vrouw als serieuze protagonist die haar “mannetje” staat en doet wat nodig is om te overleven. Ongetwijfeld speelt de film ook op andere manieren met de clichés van het genre. De doelstelling van dit paper is om de representatie van vrouwelijkheid in deze film onder de loep te nemen. Daarbij zal de representatie van vrouwen in het horrorgenre vergeleken met The Descent behandeld worden op basis van Carol Clover’s theorieën over de ‘Final Girl’.
De vragen waar deze scriptie een antwoord op zal pogen te geven luiden als volgt:

-Hoe wordt de ‘monstruous feminine’ en ‘abjection’ gerepresenteerd in The Descent?
-Welke vormen van moederfiguren (vooral de ‘archaic mother’) en ‘femininity’ zijn aan te treffen in The Descent?
-Hoe wordt Clover’s term ‘Final Girl’ bevestigd/ontkracht in The Descent?

Voor het beantwoorden van de eerste twee vragen zal de film geanalyseerd worden aan de hand van de tekst van Barbara Creed en het werk van Julia Kristeva dat zij in deze tekst kritisch toelicht. De derde vraag zal beantwoord worden door eigen analyse en ondersteund door theorieën van andere critici die geschreven hebben over de rol van vrouwen in het horrorgenre, voornamelijk Carol Clover met haar boek 'Men, women and chain saws: gender in the modern horror film'.


Hoofdstuk 1: ‘abjection’ en de ‘monstrous feminine’ in The Descent

Alvorens in te gaan op het analyseren en de theoretische termen is het noodzakelijk een korte synopsis van het verhaal van de film te geven, zodat de relaties tussen de verschillende personages summier belicht worden, wat zal helpen de analyse van deze personages later in dit paper beter te begrijpen.
De protagoniste van The Descent is een vrouw genaamd Sarah (Shauna MacDonald), die in het begin van de film haar man, Paul, en haar dochtertje verliest in een auto-ongeluk en het er zelf ternauwernood levend van afbrengt. Een jaar later heeft ze de klap nog steeds niet verwerkt; om haar afleiding te bieden overtuigt haar sportieve vriendin Juno (Natalie Mendoza) ervan om met vier andere vriendinnen (Holly, Beth, Sam en Rebecca) een avontuurlijke grottentocht te ondernemen. De groep daalt af in het onderaardse maar komt daar vast te zitten als een gedeelte van de grot instort. In tegenstelling tot wat ze aanvankelijk beweerde, geeft Juno hierop toe dat het grottenstelsel dat de groep binnen is gegaan onverkend is en er mogelijk geen uitgangen zijn. De relatie tussen de vriendinnen komt hierdoor onder grote druk te staan. De ontdekking van een prehistorische grotschildering die impliceert dat de grot een uitgang heeft biedt echter hoop.
Als Sarah even kort afdwaalt van de groep merkt ze een bleek wezen op dat lijkt op een mens; voordat de anderen dit creatuur opmerken vlucht het weg, en Sarah’s waarneming wordt afgedaan als een hallucinatie. Helaas blijkt het wel degelijk reëel te zijn als de groep aangevallen wordt door een horde van deze wezens waarbij Holly het leven laat. Tijdens de aanval wordt de groep verdeeld. Juno slaagt erin één van de monsters in een woest gevecht te doden: als ze vervolgens van achter benaderd wordt door Beth steekt ze haar per ongeluk een pikhouweel door de nek. Geschokt door deze vergissing vlucht Juno en laat ze Beth zwaargewond, maar nog niet dood, achter. Niet veel later stuit Sarah op de stervende Beth, die haar een hanger geeft die ze van Juno afgepakt heeft: het was een cadeau van Paul, wat erop wijst dat Paul een geheime affaire had met Juno buiten zijn huwelijk met Sarah om. Sarah euthanaseert Beth en gaat op zoek naar de anderen, achtervolgd door meer monsters. Ze slaagt erin enkele te doden, waaronder een jong en diens moeder in een poel vol bloed.
Juno vindt Rebecca en Sam terug, maar zij worden opnieuw door de wezens aangevallen waarbij alleen Juno het overleeft. Daarop ontmoet ze Sarah en samen spoeden ze zich naar de uitgang, niet ver weg meer. Na samen een laatste aanval van de monsters doorstaan te hebben steekt Sarah een houweel door het been van Juno, als straf voor het achterlaten van Beth en haar stiekeme relatie met Paul. Sarah vlucht naar de uitgang en laat Juno achter met de overgebleven wezens. Nadat ze Juno in de verte hoort gillen valt Sarah door een gat bovenop een berg botten en raakt kort buiten bewustzijn. Als ze bijkomt vindt ze de uitgang, tuimelt naar buiten en rent naar haar auto.
Na een eind weggereden te zijn stopt ze om bij te komen: opeens zit Juno naast haar, onder het bloed. Sarah wordt wakker en blijkt nog steeds in de grot te zitten, samen met haar overleden dochter. Ze hoort de monsters dichterbij komen maar blijft hier onverschillig over, afgeleid door haar hereniging met haar dochter. Zo eindigt de film, en wordt in het midden gelaten of Sarah het overleeft. Een populaire interpretatie van de film stelt dat Sarah het auto-ongeluk nooit overleefde en het hele grottenincident een laatste hersenspinsel is waarin Sarah het verlies van haar gezin moet accepteren: het laatste shot herenigt haar met haar dochter op een metafysisch niveau (de hemel, een hallucinatie?). Het is een ongebruikelijk einde van een toch al onconventionele horrorfilm.

Met deze samenvatting als achtergrond richt ik mijn blik nu op het theoretische gedeelte van deze scriptie, beginnend met de termen ‘abjection’ en de ‘monstrous feminine’ aan de hand van Creed en Kristeva. Creed construeert de term ‘abjection’ op basis van drie concepten. In dit hoofdstuk richt ik me op de concepten ‘border’ en ‘the feminine body’. Samen met de ‘mother-child relationship’ (een essentieel onderdeel van The Descent) vormen zij ‘abjection’ als geheel1; over dit derde concept zal ik het in het volgende hoofdstuk hebben. Met betrekking tot de ‘border’ typeert Kristeva ‘abjection’ als ‘that which does not ‘respect borders, positions, rules’, that which ‘disturbs identity, system, order2. In The Descent kan ‘abjection’ aan de hand van de ‘border’ op twee tegengestelde manieren worden ingevuld.
Het meest voor de hand liggend is om de Crawlers – de naam die de filmmakers aan de monsters in deze film gegeven hebben en welke ik ook zal gebruiken om ze aan te duiden, in plaats van ze clichématig als ‘monsters’ te bestempelen – als de ‘abjecten’ te beschouwen. Hoewel de theorie is dat de Crawlers geëvolueerd zijn uit prehistorische mensen die ondergronds zijn gaan wonen3, hebben ze op het eerste gezicht weinig menselijks. Het zijn magere, bleke scharminkels met een ratachtig hoofd; blind als ze zijn gebruiken ze hun gehoor om te jagen en te “zien”, waardoor ze sterk doen denken aan vleermuizen, die zich ook in de grot ophouden. Deze dieren zijn de enige andere wezens die leven in de grotten waar de Crawlers wonen, wat erop wijst dat vleermuizen en Crawlers niet alleen qua levensstijl, maar ook dieper dan dat een band hebben. De Crawlers zijn nachtdieren, volledig aangepast aan het duister, en komen alleen ’s nachts uit hun grotten: zo staan ze in contrast met de mens, die overwegend een dagdier is en zonder hulpmiddelen hulpeloos is in het donker.

Desondanks is de connectie met hun menselijke oorsprong niet verdwenen. Van een afstand gezien zijn ze nauwelijks van mensen te onderscheiden. Sarah, die als eerste een Crawler waarneemt, merkt niet voor niets op dat ze een ‘man’ zag in de grot, niet een monster. Ze hebben dezelfde uiterlijke lichaamsbouw als mensen: tweebenig, met twee armen en grijphanden. Alleen hun hoofd, met een ratachtig gelaat, ziet er wezenlijk anders uit.
De Crawlers hebben kenmerken van mensen en dieren (knaagdieren, vleermuizen). Zodoende zijn ze een kruising: ze respecteren de grens tussen mens en dier niet, maar vormen een abjecte hybride ‘produced at the border between human and inhuman, man and beast4. De positie van de mens als hoger wezen degenereert door het menselijk lichaam kenmerken (zowel qua gedrag als uiterlijk) van dieren toe te kennen: vooral dat van ratten, die door de mens hoofdzakelijk als ongedierte worden beschouwd. De Crawlers vallen de groep vrouwen aan met als doel ze te doden en op te eten; gezien hun halfmenselijke aard valt dit te beschouwen als kannibalisme, een gruwelijk taboe. De vrouwen die de menselijke orde representeren in de grot worden aangevallen door wezens die letterlijk en figuurlijk deze orde aantasten.


 Hoewel de focus van het narratief op Sarah en haar vriendinnen als protagonisten ligt en de Crawlers de antagonisten vormen, valt Sarah en haar vriendinnen in zekere zin hetzelfde gedrag te verwijten. Zij zijn immers de indringers in deze geheel niet menselijke beschaving, een domein van de natuur waar de mens niets te zoeken heeft. De grenzen van het territorium van de Crawlers worden geschonden, waardoor de Crawlers terug moeten slaan. Zo zijn de vrouwen omgekeerd abject: zij hebben het conflict opgezocht, ze hebben waarschuwingssignalen genegeerd (het dode hert dat vlakbij de grot lag, verminkt door een onbekend wezen) en vormen een potentiële invasie van het terrein van de Crawlers die hun gebied en hun eigen orde met hand en tand verdedigen.
Kristeva maakt melding van het vervormen van de huid (in haar relaas m.b.t. ziekte) als ‘signifier’ van ‘abjection’: ‘impurity in leprosy: skin tumor, impairment of the cover that guarantees corporeal integrity5. Op vergelijkbare wijze is de huid van de Crawlers bleek en ziekelijk gekleurd en vervormd maar wel met sporen van hun eens menselijke huid, een teken van hun ‘abjection’, hun ‘impurity’ als gedegenereerde mensen met dierlijke kenmerken. Dit komt overeen met Kristeva’s notie van de misvormde huid als ‘abomination (…), inscribed within the logical conception of impurity (…): intermixture, erasing of differences, threat to identity6. De Crawlers met hun vervormde huid staan lijnrecht tegenover de vrouwen met hun normale menselijke huid.

The ultimate in abjection is the corpse’ meent Creed7. The Descent voorziet in ruime mate in verschillende vormen van de ‘corpse’, van een nog levende vrouw die door Crawlers aan stukken gescheurd wordt tot een overdaad aan stapels botten. De ‘corpse’ is de ultieme vorm van ‘bodily wastes’: een lichaam dat niets is danbodily wastes’. Het lichaam dumpt afvalstoffen om in leven te blijven, maar ‘the corpse, the most sickening of wastes, is a border that has encroached upon everything8. Het hoogtepunt van ‘bodily wastes’ vindt in The Descent plaats wanneer Sarah kopje onder gaat in een diepe poel vol bloed, een alternatieve representatie van de ‘corpse’ (het dode lichaam als één en al reststoffen). Het bloed omringt haar totaal, ‘it encroaches upon everything’, maar Sarah gaat er niet aan ten onder. 
 
Integendeel, ze komt boven als emotieloze strijdster die uiteindelijk haar eens beste vriendin, Juno, uit wraak opzettelijk verwondt en haar achterlaat voor de Crawlers. In de bloedpoel wordt Sarah herboren als Engel der Wrake: ze straft Juno voor het lijden van Beth, haar affaire met Paul en zelfs de dood van haar man en dochter (afgeleid door zijn schuld over de geheime relatie met Juno reed Paul onoplettend over de weg en zo werd het auto-ongeluk veroorzaakt dat Sarah’s leven verwoestte). Ook Juno zelf representeert ‘abjection’: ze heeft Sarah bedrogen en is medeverantwoordelijk voor de dood van haar gezin. Als beste vriendin had ze Sarah moeten ondersteunen toen ze het ongeluk net achter zich had, maar om zelf de dood van haar geheime geliefde te verwerken liet ze Sarah in de steek. Pas maanden later kwam ze terug en bood haar de vakantietrip naar het grottenstelsel als “goedmakertje” aan, in de hoop haar schuld over haar geheim tegenover Sarah te verdringen. Maar weer loog ze: in plaats van de groep naar een bekende toeristengrot te brengen kwamen ze in een onbekende grot terecht waar ze geen hulp konden verwachten. Zo bracht ze opnieuw de mensen van wie Sarah hield, haar overige vriendinnen, in gevaar, alsmede Sarah zelf. Abjection also occurs where the individual is a hypocrite, a liar9. Juno’s onverantwoordelijke en leugenachtige gedrag dat Sarah zoveel leed heeft veroorzaakt dekt deze lading volledig: ze is leugenachtig ten top.


1 England, Marcia. “Breached Bodies and Home Invasions: Horrific representations of the feminized body and home.” Gender, Place and Culture, nr. 13, 2006: p. 355
2 Creed, Barbara. The Monstrous Female: Film, Feminism, Psychoanalysis. London en New York: Routledge, 1993: p. 8 / Kristeva, Julia. Powers of horror: an essay on abjection. New York: Columbia University Press, 1982: p. 4
3 Volgens het audiocommentaar van de regisseur op de DVD van The Descent.
4 Creed 1993: p. 11
5 Kristeva 1982: p. 101
6 Kristeva 1982: p. 101
7 Creed 1993: p. 9
8 Creed 1993: p. 9 / Kristeva 1982: p. 3-4
9 Creed 1993: p. 10

Geen opmerkingen:

Een reactie posten