zaterdag 1 juli 2017

Today's Review: Baby Driver




Hoewel zijn vorige Amerikaanse avontuur niet afliep zoals de Brit Edgar Wright zich had voorgesteld, weerhield dat hem er niet van het nogmaals te proberen in Hollywood. De regie over Ant-Man mocht hij verloren hebben, die over zijn eigen carrière allerminst. Waar Marvel hem teveel in haar eigen hokje probeerde op te sluiten, gaf studio Sony hem de vrije hand. Voor Baby Driver sloot hij geen compromissen qua stijlvoering, waardoor de film voor liefhebbers van zijn werk vertrouwd, maar naar Amerikaanse maatstaven juist onorthodox aanvoelt. Deze tegendraadse 'heist movie' is een heerlijke mix van spetterende muziek, kleurrijke personages en wervelende actie, waarin we snel de handtekening van Wright herkennen, maar die niet als een herhalingsoefening voelt.

De chauffeur uit de titel luistert inderdaad naar de schuilnaam Baby en vormt de spil in een gewiekste bende overvallers. Dankzij diens briljante stuurmanskunsten komen de criminelen telkens weg met hun buit. Toch houdt Baby zich op de achtergrond, want hij moet niets hebben van het geweld waarvan zijn collegae zich bedienen. Hij probeert slechts zijn schuld aan bendeleider Doc af te betalen. Bovendien geldt hij als excentriekeling tussen de rovers, allen toch al niet echt normaal. Baby is een apart joch, met zijn koptelefoon steevast op, elke move die hij maakt zorgvuldig georkestreerd door de song die hij op dat moment afspeelt. Noem het auditief autisme, voortvloeiend uit een pijnlijk verleden. De bende tolereert zijn karaktertrekjes, maar staat minder verdraagzaam tegenover zijn zelfverklaarde vertrek uit de criminaliteit als zijn schuld afbetaald is. Vervolgens moet Baby racen als nooit tevoren om aan de misdaad te ontsnappen en met zijn kersverse vriendin, serveerster Debora, een nieuw leven te beginnen.

Een film als Baby Driver staat of valt met het optreden van haar hoofdpersoon en gelukkig is Wrights nieuwste verzekerd van het benodigde jonge talent. Ansel Elgort kruipt met verve in de huid van de titelpersoon, aanvankelijk een ogenschijnlijk arrogante knul die met zijn eigenaardige gevoel voor ritme een beetje op de zenuwen werkt. Al snel verdwijnen zulke twijfels als regen op heet asfalt als we hem beter leren kennen. Het is simpelweg een sympathieke jongen in een slechte situatie, met het nodige trauma achter de rug om te verklaren hoe hij in dit misdadige milieu is beland. Het helpt ook dat Elgort uitstekende chemie kent met Debora's wonderschone Lily James. Of eigenlijk met iedereen, want Wright strikte opnieuw een wereldcast. Met Kevin Spacey als de vileine maar charmante Doc, Jamie Foxx als de sociopathische Bats en Jon Hamm als de arrogante Buddy is het makkelijk om ook voor de schurken te pleiten, zelfs als de kogels om de oren fluiten. Geen Simon Pegg of Nick Frost dit keer, maar zo'n fijn ensemble maakt dat gemis zelfs voor de verstokte Wright fans helemaal goed.


Diezelfde liefhebbers kunnen zich verheugen over het feit dat Wrights belangrijkste vaste personage wel ruimschoots aanwezig is in Baby Driver: de montage. Wright heeft zich altijd een waar virtuoos getoond waar het 't knippen en plakken van shots betreft, maar voor deze film neemt hij dat stempel heel letterlijk. Dit keer laat hij zich leiden door een bonte tracklist aan songs, bekend en minder bekend, waarop hij hele scènes heeft gebaseerd. Neem bijvoorbeeld het haast eindeloze shot waarmee de film opent, weergaloos gevormd door het op Baby's headset spelende Bellbottoms. Dat is nog maar het begin van een film die grotendeels haar soundtrack volgt, maar onder Wrights montage-meesterschap tot een grandioos geheel van muziek en enerverende auto-actie gesmeed wordt. De muzikaal begaafde Elgort danst vol overgave mee als door gehoorbeschadiging geplaagde crimi-coureur die zich evenzeer laat leiden door zijn muziek als de film die zijn naam draagt. Wright schiep met Baby Driver een enorme uitdaging voor zichzelf en zijn cast, maar het is te merken dat iedereen het ritme volledig aanvoelde.

Wright had voor zichzelf blijkbaar iets goed te maken na door Marvel bijna ingekapseld te zijn in andermans manier van werken. Wat dat betreft is Baby een puike metafoor voor Wright zelf. Wright swingt achter de camera zoals Baby achter het stuur. Toch voelt Baby Driver op sommige fronten als een breuk met 's mans eerdere werk. Het is geen volbloed-komedie, zoals praktisch al zijn vorige films. Hoewel er genoeg te lachen valt, zorgen de trubbels rond de getroebleerde hoofdpersoon toch voor zwaardere thematiek. Ook is de film bruter dan we van Wright gewend zijn: was de regisseur nooit vies van een beetje bloed, de kogelregens die deze film afsluiten zijn van een minder zorgeloos kaliber en geven de film toch een zeker 'Amerikaans karakter'. Toch gaat het te ver om te zeggen dat de koppige Brit zich heeft geconformeerd naar Amerika, want Baby Driver is onmiskenbaar een product van zijn eigen creatieve geest, een hoogst originele film zoals die in Hollywood te weinig gemaakt worden.

donderdag 29 juni 2017

Today's Review: Buena Vista Social Club: Adios




Toen Wim Wenders in 1998 werkte aan zijn documentaire Buena Vista Social Club, zal hij niet vermoed hebben dat de muzikanten op leeftijd die het onderwerp van de film vormden korte tijd later wereldberoemd zouden zijn. Hun gelijknamige album brak records en zorgde voor een opleving in de Cubaanse muziekscène, die ook buiten de communistische eilandstaat populair werd. De oudere musici begroetten dit succes slechts met gracieuze ironie, want wat heb je aan faam op hoge leeftijd? Voor hen was het levend houden van hun geliefde Cubaanse klanken de hoofdzaak. Het vervolg én afscheid Buena Vista Social Club: Adios laat zien dat de groep daarin met verve geslaagd is, in een melancholieke terugblik op de laatste twintig jaar, waarin openhartig uit de doeken wordt gedaan welke successen en welk verlies deze uitstervende generatie muzikanten heeft doorstaan.

Voor de muziekliefhebbers zal het verhaal rond het album Buena Vista Social Club geen geheim zijn, maar Buena Vista Social Club: Adios neemt een groot deel van haar speelduur in beslag om de feiten nog even op tafel te leggen. Muziekproducenten Ry Cooder en Nick Gold scharrelden samen met bandleader Juan de Marcos een aantal vergeten veteranen uit het Cubaanse muziekcircuit bij elkaar, om een album op te nemen met de melodieën die in hun jonge jaren hun leven domineerden. Geen geringe opgave, want de oudjes, onderhand allemaal dik in de zeventig of ouder, waren uit het publieke oog verloren geraakt. Sommigen waren al lang met pensioen, anderen probeerden in armoede met baantjes als schoenenpoetser de eindjes aan elkaar te knopen. Geen van hen had de laatste decennia nog opgetreden. Toch lukte het de producenten om de flamboyante grijze persoonlijkheden bijeen te brengen en een weergaloos album uit hun ongeoefende talent te smeden, wat bovendien leidde tot een tweetal snel uitverkochte concerten. Het eerste vond plaats in Amsterdam in 1998, gevolgd door een optreden in de befaamde Amerikaanse Carnegie Hall. Vooral het laatste was een doorbraak, gezien de politieke spanningen tussen Cuba en de VS.

De resultaten mochten er zijn. Het album werd een enorm succes, evenals de documentaire die Wenders over het ontstaan ervan regisseerde. De sprankelende Cubaanse muziek maakte een comeback op het wereldtoneel en de performers werden allemaal alsnog beroemd, ondanks hun hoge leeftijd. Follow-up Buena Vista Social Club: Adios, met Wenders aangebleven als producent, laat zien hoe de groep omging met hun onverwachte sterrenstatus. Dat leidt gezien de feiten natuurlijk niet tot verrassende conclusies. De nuchtere oudjes bleven vooral zichzelf en lieten zich boven alles leiden door hun muziek. Op extravagante levensstijlen of de gebruikelijke excessen die sterrenlevens doorgaans typeren, hoeven we hier natuurlijk niet te rekenen. Wel op het onvermijdelijke heengaan van een aantal bandleden, de eerste al in 2003. Onderhand is al ruim de helft van de originele groep overleden, waarmee het perspectief van de overgebleven leden verschoven is van hun eigen deelname aan de huidige Cubaanse muziek naar het doorgeven van hun tradities en waarden aan de volgende generaties.


Daaraan besteedt Buena Vista Social Club: Adios echter opvallend weinig aandacht. Dat is ook geen al te grote verrassing. De titel maakt al duidelijk dat de nieuwe documentaire vooral een afscheid is. Het nieuwe wordt en passant aangestipt, maar het spotlicht is vooral gereserveerd voor het oude, voor de allerlaatste keer. Daarom is het toch een beetje jammer dat de film zo'n groot deel van haar tijd uittrekt voor het herhalen van het succesverhaal dat al in Wenders' eigen docu werd belicht. Hoewel nuttige kennis voor de leek, zal het voor kijkers met degelijke kennis toch als nodeloos veel herhaling overkomen. De sterkere momenten van Buena Vista Social Club: Adios liggen dan ook vooral in het terugblikken van de nog in leven zijnde groepsleden op hun succes na de uitbreng van het eerste album. Daarin wordt met respect gesproken over hun overleden kameraden, terwijl de vurige Cubaanse temperamenten toch ook ruimte overlaten voor eerlijke reflectie op hun menselijke gebreken. De zelfkennis die gepaard gaat met de ouderdom maakt dat ze ook zichzelf niet al te serieus nemen. Wat dat betreft heeft hun roem weinig teweeggebracht.

Buena Vista Social Club: Adios is echter op zijn intrigerendst wanneer het dieper ingaat op het culturele belang van deze renaissance in de Cubaanse muziek. Muziek verbroedert en overstijgt menselijke grenzen, zo gaf hun eerste concert in de VS destijds al aan. Met de dooi in de koele relatie tussen beide landen is die trend onverminderd voortgezet, met een concert in het Witte Huis voor president Obama als hoogtepunt. Terecht, want de vibrante muziek swingt nog steeds onverminderd voort. Uiteraard bruist de documentaire van de opzwepende tropische Cubaanse klanken, net zoals de oudjes dat zelf hun hele leven hebben gedaan. Ondanks de inhoudelijke tekortkomingen vormt Buena Vista Social Club: Adios daarmee een waardige laatste aria van deze verdwijnende muzieklegende.

vrijdag 9 juni 2017

Today's Review: Howards End




Tussen alle ophef die momenteel heerst in het EYE Filmmuseum rond het Scorsese-retrospectief en het Cinema Erotica-evenement zou je het bijna over het hoofd zien, maar er verschijnt deze maand ook een 'reguliere' klassieker in een glanzend nieuw jasje. Howards End verjaart anno 2017 voor alweer de 25ste keer, wat reden genoeg is voor EYE om een fraai gerestaureerde kopie in roulatie te brengen. Geen slechte keus, want de door James Ivory weelderig geregisseerde registratie van een bikkelharde klassenstrijd die sluimert onder typisch Engelse deftigheid mag zich nog steeds scharen onder de fraaiste Britse kostuumdrama's.

Liefhebbers zullen Ivory herkennen als de man die in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw een specialisatie voor het kostuumdrama ontwikkelde en de ene na de andere geslaagde toevoeging aan het genre regisseerde. Het werk van schrijver en landgenoot E.M. Forster vormde daarbij een dankbare bron, die met Howards End leidde tot Ivory's beste werk. Het meeslepende romantische drama bleek goed voor negen Oscarnominaties, waarvan er drie verzilverd werden. Desondanks is de algemene kennis over Ivory's klassieker, zo niet zijn hele oeuvre, sterk naar de achtergrond verplaatst. Tijd om Ivory's goede oude tijd weer eens te doen herleven, dachten ze bij EYE ongetwijfeld.

In Howards End neemt Ivory ons mee terug naar het Edwardiaanse tijdperk, zo rond de eeuwwisseling. Een tijdperk vol verandering en sociale onrust, waar de regisseur meermaals dankbaar gebruik van maakte in zijn werk, waarin de standenstrijd een doorlopend thema vormt. Dat geschil wordt in deze film belicht vanuit het standpunt van twee families, de welgestelde Wilcoxes en de ruimdenkende Schlegels uit de middenklasse. Inzet is het Howards End uit de titel, een schitterend landhuis dat toebehoort aan de stervende Ruth Wilcox. De oude vrouw sluit in haar laatste maanden een onwaarschijnlijke vriendschap met de vrijgevochten Margaret Schlegel (de rol waarvoor Emma Thompson terecht haar Oscar verdiende) en schenkt haar op haar doodsbed het huis. Dit tot woede van haar familie, die al het bewijs van de overdracht vernietigt. Maar het lot neemt een frappante wending als de weduwnaar Henry Wilcox Margaret tot ieders verrassing ten huwelijk vraagt. Een onwaarschijnlijk verbond tussen een conservatieve oudere zakenman en een intellectuele jongere dame, goed voor dramatische dynamiek en sociaal vuurwerk tussen de diverse maatschappelijke standen.


EYE heeft puik werk verricht met het oppoetsen van Howards End, want de wereld van de overdadig formele Britse high society spettert als nooit tevoren van het scherm. Toch is de beeldkwaliteit niet zo gladjes scherp als bij sommige digitale verfraaiingsbeurten in 4K. De soms wat merkwaardige scèneovergangen zijn gebleven en de film heeft visueel de onmiskenbare esthetiek van de vroege jaren negentig behouden. Howards End mag gerust zijn leeftijd verraden. Dat was hoe dan ook onvermijdelijk als we de jongere versies van de crème de la crème van de Britse acteerwereld met groot genoegen terugzien. De jeugdige Emma Thompson en Helena Bonham Carter schitteren wederom als de vooruitstrevende zusters Schlegel, die zich in een haat-liefdeverhouding geplaatst zien met de onwrikbare zakenman Henry, waarvoor Anthony Hopkins heerlijk heen en weer schmiert tussen vilein en sympathiek. Dat alles in een onweerstaanbare setting vol bruisende jurken en stijlvolle maatpakken, weelderige sets en de mooiste vroege automobielen ooit op het witte doek. Maar feitelijk slechts allemaal decor in Ivory's vertelling van een conflict tussen de lagere standen en de rijke klasse, die van geen wijken wil weten ondanks de voortschrijdende modernisering. Zelfs niet in een letterlijk verstandshuwelijk.

Zo theatraal als Howards End worden kostuumdrama's vandaag de dag amper nog gemaakt. Of het moet voor de televisie zijn, met vergelijkbare waar als Downton Abbey, dat Ivory's werk meer dan waarschijnlijk als inspiratiebron benutte. Maar in de bioscoop lijken 'period films' die in vrijwel elke zin een 'heavens' of een 'jolly' laten vallen helaas hoe langer hoe meer een uitstervende soort. Dat is jammer in een wereld waarin de verschillen tussen arm en rijk, tussen progressief en conservatief en tussen ruimdenkende en beperkte wereldbeelden met de dag weer meer aan de orde lijken te zijn. Hoewel een zekere mate van oubolligheid Howards End niet ontzegd kan worden, blijkt maar weer dat Ivory's standenstrijd nog lang niet tot een einde is gekomen. Een Ivory-retrospectief is misschien ook niet zo'n slecht idee.

vrijdag 19 mei 2017

Today's Review: Ascent




Met vierduizend foto's een semidocumentair verhaal vertellen over een berg, je moet het maar durven. Fiona Tan doet precies dat in Ascent, een experimentele film waarin bewegend beeld geschuwd wordt, maar toch een verhaal verteld moet worden aan de hand van louter fotografie. En het hoofdonderwerp is niet eens een mens, maar een berg. Maar dan wel één van de beroemdste en meest gefotografeerde bergtoppen op aarde, de Japanse Fuji. Aan deze piek kleeft zoveel symboliek en geschiedenis dat Tan haar tachtig minuten makkelijk gevuld krijgt. Want Fuji is onlosmakelijk verbonden met het verleden, het heden en de toekomst van Japan en haar inwoners en dus goed voor een onuitputtelijke bron van verhalen. Tan brengt er een handjevol ter herinnering in Ascent, maar het feit blijft dat de film ondanks de dappere vorm toch een verzameling fraaie plaatjes voorzien van boeiende maar statische voice-overs blijft.

Wie verwacht dat een film die slechts bestaat uit fotografisch materiaal per definitie een documentaire moet zijn, komt bedrogen uit. Tan gebruikt de verzamelde shots tegen de verwachting in ook met een narratief doeleinde. In dat verhaal wordt een Engelse vrouw geconfronteerd met de door haar overleden Japanse geliefde bijeen vergaarde foto's van de berg Fuji. Ze probeert via deze foto's hernieuwd inzicht te krijgen in de Japanse geest, die ze weliswaar van dichtbij meemaakte, maar als buitenstaander nooit volledig kon begrijpen. Fuji is essentieel in die Japanse mindset. Zelfs voor niet-Japanners roept het iconische beeld van de berg direct associaties op met de haast ongrijpbare mystiek van het land van de rijzende zon, die wonderlijke natie waar eeuwenoude traditie en ongebreidelde moderne technologie zo eenvoudig hand in hand lijken te gaan. Fotografie is echter niet de meest moderne technologie, maar door haar langere geschiedenis voor Tan wel de ideale methode om Fuji te bezien, op een manier waarvoor film, fictie of documentaire tekort zou schieten.

Fotografie is immers de kunst van het stilstaande beeld en die onwrikbaarheid is nou net wat Fuji schijnbaar typeert. Het uiterlijk van Fuji is in wezen niet veranderd, van die alleroudste foto's uit het midden van de negentiende eeuw tot op de dag van vandaag. Fuji is simpelweg een onbeweeglijke natuurkracht die voor Tan alleen via fotografie begrijpelijk gemaakt kan worden. En daarin verschilt de berg niet veel van de mensen om haar heen. Want ondanks de technologische vooruitgang verandert de Japanse geest haast niet. Zij wordt misschien getemperd door de tijden, zoals in haar turbulente oorlogsverleden, maar blijft anderszins eveneens onwrikbaar. Tan illustreert dat door het voortdurende ontzag dat de Japanners koesteren voor hun berg te tonen in de veelzijdigheid van het fotografisch materiaal. Eeuwenoude, met de hand ingekleurde studiofoto's van bont gekostumeerde geisha's met een getekende Fuji op de achtergrond gaan hand in hand met hedendaagse kiekjes van toeristen genomen vanuit stedelijke vergezichten en het weidse platteland. Het is die diversiteit die Ascent boeiend houdt.
 

Voor Tan en haar hoofdpersoon wordt echter de beklimming uit de titel door de (op Fuji?) gestorven Hiroshi als leidraad genomen. Dichter bij Fuji dan op haar wonderschoon besneeuwde top kan men niet komen. Die beklimming is meer een ritueel dan een toeristische uitstapje, dat door duizenden tegelijk voltrokken wordt, als een soort bedevaart. Zoals de poëtische voice-over van Hiroshi - verleden tijd voor zijn vrouw, maar zeer in leven in zijn eigen vertelling van zijn 'close encounter' met de berg - vertelt zit Fuji in het Japanse bloed. Dat onderstrepen de verhalen die beide vertellers ons meegeven. Mythologie wordt moeiteloos afgewisseld met historische anekdotes. Zelfs het optreden van Fuji in de film King Kong versus Godzilla wordt aangehaald, waarbij de berg het decor vormt voor het titanengevecht uit de titel. Gelijk ook een strijd tussen Japanse en westerse iconografie, eveneens van toepassing op Fuji's historie. Als symbool voor Japan trachtten de Amerikanen tijdens hun bezetting na de Tweede Wereldoorlog die symboliek te breken door de berg zoveel mogelijk uit film en foto's te censureren. Een zinloze taak natuurlijk, want die berg staat er immers nog steeds in al zijn onbeweeglijke glorie, zo onderstreept Tans relaas treffend.
 
Die immobiliteit moet echter toch relatief beschouwd worden, want Fuji is en blijft een vulkaan en vulkanen zijn wispelturige natuurkrachten. Hoewel de laatste uitbarsting alweer meer dan driehonderd jaar geleden plaatsvond - ruim voordat de fotografie ten tonele verscheen, dus van het gevaar van Fuji geen beeldmateriaal - zal de berg uiteindelijk opnieuw haar vurige woede over haar omgeving uitstorten. "Foto's zijn ijs, film is vuur", meent Tan in Ascent, maar als vulkaan is Fuji beide. De fotografische benadering is gewaagd, maar toch te beperkt om de geest van Fuji waarachtig te vangen. Hoewel Tans opzet respect oogst door ondanks de beperkingen van het door haar gebruikte medium onze aandacht vast te kunnen houden, is een berg van Fuji's kaliber een dynamischer eerbetoon waard.

donderdag 13 april 2017

Today's Review: Their Finest




Terwijl Christopher Nolan voortploetert aan het werk voor zijn epische oorlogsfilm Dunkirk, brengt het bescheidener Their Finest die veldslag maanden eerder ter herinnering in de bioscoop. Het romantische drama heeft echter noch het budget, noch de pretenties van Nolans monumentale klus. Their Finest is bovenal een eerbetoon aan de vrouwen die achter de schermen het moreel van de belegerde Britten hooghielden, maar daar amper waardering voor kregen. Die krijgen ze nu alsnog in een lichtzinnig drama waarin romantiek en humor geslaagd hand in hand gaan met oneerlijkheid en oorlogsgruwel, zonder het laatste te bagatelliseren. Met dank aan een Britse topcast die alle inhoudelijke twijfel moeiteloos wegneemt.

Als het moreel van de Britse bevolking tijdens de Blitz beneden alle peil zakt, is het aan het medium film om de gemoederen weer op te peppen. Dat is niet makkelijk, want de meeste mannen vechten voor het vaderland terwijl de vrouwen hun positie in de industrie hebben overgenomen. En schrijven voor een overwegend vrouwelijk publiek blijkt niet iets waartoe Britse scenaristen overtuigend in staat zijn. De muizige Catrin Cole wordt ingehuurd om het vrouwelijke perspectief te belichten. Al snel blijkt die klus grootser dan verwacht, als haar idee voor een dramatische propagandafilm goedkeuring krijgt van het ministerie. Terwijl ze zich staande moet zien te houden in een onverbiddelijke mannenwereld, groeit haar project over de heroïsche evacuatie bij Duinkerken al gauw voorbij alle verwachte proporties. Met de film moet ze niet alleen de Britse strijdbaarheid opkrikken, maar ook de Amerikanen tot de geallieerde zaak verleiden. Tussendoor moet ze leren omgaan met ijdele acteurs, jaloerse scenaristen en wispelturige producenten. Om nog maar te zwijgen van een romantische driehoeksverhouding. Want ook Their Finest zelf is vanuit een overwegend vrouwelijk perspectief gemaakt.


Romantiek, humor, oorlogsdrama, propaganda, vrouwenrechten... Their Finest neemt een hoop hooi op haar vork. De Deense cineaste Lone Scherfig weet het echter tot een sympathiek geheel te breien. De film vertelt immers niet over de ellende in het platgebombardeerde Londen of Duinkerken, maar over de mentale strijd via de kracht van het medium film om het nationale defaitisme een halt toe te roepen. Om ons scepticisme omtrent humor tegen een oorlogsachtergrond te sussen, verzamelde Scherfig een indrukwekkende verzameling Britse acteurs. Jong talent als Sam Claflin en Jack Huston wordt aangevuld met veteranen als Bill Nighy en Helen McCrory, waardoor de kwaliteit van het acteerwerk verzekerd is. Spil in het verhaal is Gemma Artertons Catrin, een aanvankelijk naïeve jongedame die zich als ridder van de Britse zaak moet opwerpen en daarbij vooral mannelijke tegenwerking tegemoet ziet. Is het niet het onrecht van haar lagere salaris, dan wel de strijd met haar man om het recht van kostwinner. Arterton is altijd een genot om naar te kijken en haar ontwikkeling van overdonderde copywriter naar vastberaden producente in Their Finest vormt geen uitzondering op die regel.

Arterton krijgt effectief hulp bij haar lovenswaardige prestatie van haar tegenspelers, waarbij vooral Nighy de show steelt als een voormalig steracteur die zich door zijn leeftijd geconfronteerd ziet met een gebrek aan respectabele rollen. Zijn verontwaardiging over het vertolken van een aan lager wal geraakte zeeman zorgt voor hilarische momenten, evenals diens coachen van een talentloze Amerikaan in een essentiële rol. Het rijke acteursensemble neemt de clichés over de zelfingenomen filmwereld met zichtbaar plezier op de hak. Their Finest vormt een liefdevol eerbetoon aan de aloude kunst van het filmmaken. Bijzonder charmant is de scène waarin een grootse troepenmacht op het Franse strand onthuld wordt als schildering, waar een acteur in close-up doorheen banjert en de illusie verstoort. Feitelijk weinig verschillend van Nolans Dunkirk, waarin bordkartonnen troepen de figuranten moesten aanvullen. Zoveel is er sindsdien niet veranderd in de filmindustrie, bewijst Scherfig op aanstekelijke wijze.

Gelukkig geldt hetzelfde niet voor de positie van de vrouw. Their Finest kent vrouwelijke aanwezigheid in alle sleutelrollen. Hoewel de film niet gebaseerd is op een daadwerkelijk propagandaproject, doet dat geen afbreuk aan de voorgangers van de huidige generaties filmvrouwen, die zich omringd zagen door hun jaloerse en vijandige mannelijke tegenhangers. De angst voor het groeiende feminisme dat de industriële aanwezigheid van vrouwen in de hand werkte, wordt helaas slechts en passant aangestipt in Their Finest. De film trekt liever tijd uit voor een geforceerde driehoeksverhouding tussen Catrin, haar echtgenoot en haar naaste collega, waarin haar eigen wensen niet voorop staan. Hoewel dit subplot afleidt van het hoofdverhaal, kent het toch een verrassende wending die illustreert hoeveel vrouwen opgaven voor het landsbelang, ook nadat de strijd was gestreden. Dat vrouwen niet actief waren aan het front wil niet zeggen dat ook zij niet alles opofferden voor de goede zaak. Een vlugge blik op de castlijst van Dunkirk verraadt de vrouwelijke afwezigheid in Nolans film, waarmee het belang van die boodschap van Their Finest treffend onderstreept wordt.

zaterdag 11 maart 2017

Oscars 2017: The Results





A little later than planned, here's the breakdown of just how accurate my well informed analyses/random guesses into the whole 2017 Oscar circus were. As a whole, I mostly agreed with the Academy's winning choices, but there were a number of wins - politically driven, I'm sure, which I don't even really mind (I just hate being in the wrong) - I disagree with vehemently. Oh well, it makes the whole annual affair that much more interesting...

Best Film:
First Choice: Correct. I didn't watch the ceremony live, so I didn't hear about the big winner screw-up until well after, but I never really doubted Moonlight winning. That movie deals with heavy themes like identity, ethnicity and sexuality, while La La Land is mostly plain fun. And the Academy's track record of rewarding plain fun is far from stellar.

Best Actor:
First Choice: Correct. Even though I wasn't wholly impressed by Casey's performance myself, I can say the same thing for the other nominees. All of them delivered strong performances, but none that will prove truly memorable. In this case, the buzz proved correct, and I just merrily went along with the buzz, I'll admit.
  
Best Actress:
First Choice: Incorrect. This choice I feel is undeserved. Stone did a fine job, but so did her male counterpart Gosling, also nominated (but for Best Actor, obviously). Point is, La La Land was a two-person job in terms of acting. In my mind, the pair carried the movie, not just the girl or the boy. Stone winning I feel is degrading to Gosling, who was equally up to his job, but is left in the cold. On the other hand, my choice, Natalie Portman, had to carry an entire movie by herself, demanding emotional intensity in every scene. She delivered just that, which makes Stone's win all the harder for me to bear. At least Portman already has one of those gold statues in her possession.
Second choice: Incorrect.



Best Supporting Actor: 
First Choice: Correct. No surprise here. Though I sense some political motivation for both this and the next category may also have been involved, to prove #OscarsSoWhite wrong. I don't mind, I fully agree with both choices.

Best Supporting Actress:
First Choice: Incorrect. In this case it's clear why one should watch a movie before judging its performances. I didn't have that option, because Fences was released locally rather late in the awards season, well before I posted my predictions. If I had seen it earlier, Viola Davis would have been on top of my list. Quite a strong show!
Second choice: Incorrect.

Best Director:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Correct. Like I said, whoever wins Best Film won't win Best Director. I put all my money on Moonlight, but by my own reasoning, this one was gonna go to La La Land. Which it did.

Best Screenplay:
First Choice: Correct. In hindsight, I think the year's strongest script was Hell or High Water's. But I didn't think it would win.

Best Adapted Screenplay:
First Choice: Correct. As it should be.

Best Animated Film:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Incorrect. Now this one makes me mad. Zootopia was a great film, no doubt. But it wasn't in any way innovative, nor was its animation so superb as in my own two choices. I really feel Zootopia's underlying political message was what won the Academy over, rather than the actual animation which this category is supposed to honour. I remain convinced this was the year's biggest snub on the part of the Oscars, and I'll always defend both The Red Turtle and Kubo and the Two Strings over Zootopia.



Best Foreign Film:
First Choice: Incorrect. Also a politically motivated win, a clear anti-Trump statement. Director Ashgar Farhadi won, but wasn't allowed into the country to pick up his Oscar, making the USA look bad (and rightfully so). However, Toni Erdmann is definitely the better movie, and I've noticed most fellow critics tend to agree.
Second choice: Correct.

Best Cinematography:
First Choice: Correct. Here's where La La Land starts to take most of the technical acclaim.

Best Editing: 
First Choice: Incorrect.
Second choice: Incorrect. Okay, so not this one. But I was never very impressed with Hacksaw Ridge in whatever way.

Best Production Design:
First Choice: Correct.

Best Costume Design:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Correct. Poor Jackie really got screwed over well.

Best Hair and Make-up:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Correct. Like I said, Suicide Squad deserved to win and surprisingly enough, it did. I don't mind being wrong on this one.

Best Score:
First Choice: Correct. No-brainer.

Best Song:
First Choice: Correct. I preferred the other song for which La La Land got nominated though.

Best Sound Mixing:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Incorrect. Wow, this one came as an unwelcome surprise. Where's the time the sounds of Star Wars were the safest bet in the galaxy?




Best Sound Editing: 
First Choice: Incorrect.
Second choice: Correct. Hmm, La La Land didn't actually win so many technical awards after all. I'm glad Arrival reaped some reward.

Best Visual Effects:
First Choice: Correct. Very obvious choice.

Best Documentary: 
First Choice: Correct. Also no surprise.

Correct: 11
Second choice: 5
Incorrect: 5

Big reveal here is my number of Corrects and Correct Second Choices has remained the same compared to last year. So I remain consistent. But there's also no improvement. Story of my life I suppose.

donderdag 2 maart 2017

Today's Review: Logan




Weinig filmsterren zullen hun doorbraakrollen zo trouw zijn gebleven als Hugh Jackman. De acteur kruipt in Logan voor de negende keer in de huid van de mutante mannetjesputter Wolverine. Hij heeft deze rol zo'n zeventien jaar lang gedragen, te beginnen met X-Men, de film die de aftrap vormde voor het niet meer uit de bioscoop weg te denken superheldengenre. Sindsdien hebben we zo veel superheldenfilms voorbij zien komen dat de beperkingen van het genre zich opdrongen. Logan bevestigt die beperkingen maar haalt ze eveneens hard onderuit, in een film die het 'super' uit haar superheld haalt, maar daarmee paradoxaal genoeg een nieuw hoogtepunt vormt voor de superheldenfilm. Hugh Jackman speelt de onsterfelijke mutant voor de allerlaatste keer, als nooit tevoren. Hij bewijst daarmee dat we Wolverine zullen missen.

Anno 2029 is de maatschappij er niet al te best aan toe. Postapocalyptisch is het nog net niet, maar fijn is anders. In deze naargeestige wereld slentert een gebroken Logan door het Texaanse landschap. Hij zuipt, hij vloekt en heeft weinig op met de wereld om hem heen. Hij slijt zijn dagen met een lullig baantje en het zorgen voor een stokoude, dementerende Charles Xavier (die andere grote X-veteraan, Patrick Stewart). Zelf is hij fysiek niet veel beter af: zijn genezingsgave geeft langzaam de geest, de ouderdom haalt hem rap in. Vechten voor de goede zaak is niet meer aan de orde, de andere X-Men zijn dood en het mutantenras is vrijwel verdwenen. Als het mysterieuze meisje Laura zijn hulp nodig heeft, wijst hij haar nors de deur. Wanneer Logan geconfronteerd wordt met de Reavers, een groep cyborghuurlingen onder regie van een schimmig geneticaconcern, blijkt dat het kind behept is met bovenmenselijke krachten die beangstigend veel op de zijne lijken. Vervolgens slaat het trio op de vlucht met de onvermurwbare schurken in hun kielzog, die vastberaden zijn ook deze laatste mutanten uit de weg te ruimen.


Wolverine was altijd al een ruige kerel, maar in Logan is hij lomper en asocialer dan ooit. Hugh Jackman speelt diens laatste aria met meer bezieling dan ooit. Al die jaren heeft hij zich feitelijk moeten inhouden, maar nu mag hij helemaal los gaan dankzij een voor de X-franchise ongekende leeftijdskeuring. Die 'R rating' (tot en met zestien jaar uitsluitend toegang onder begeleiding van een volwassene) is volkomen terecht. Liefhebbers van het explicietere hak-en-snijwerk komen ruim aan hun trekken; de ledematen vliegen ons om de oren en het taalgebruik is grover dan ooit. Zelfs de altijd zo correcte Xavier maalt niet om een krachtterm meer of minder (tot zichtbaar plezier van Stewart). Logan lijkt wat dat betreft geïnspireerd door het vorig jaar verschenen anarchistische Deadpool, met het verschil dat hier een serieuzere toon wordt gehanteerd. Ouderdom is immers niet om te lachen en in deze grauwe toekomst is sowieso weinig ruimte voor relativerende humor. Laat staan voor superhelden.

Regisseur James Mangold heeft weinig op met de stereotiepe superheld. Ook in voorganger The Wolverine toonde hij meer affiniteit met de menselijke kant van Logan dan met diens krachten. Als Laura hoop put uit X-Men comics - een originele sneer naar het bronmateriaal - spot Logan hiermee door te beweren dat het allemaal een verzinsel is, geen realiteit. Superhelden bestaan niet. Toch werpt hij zich op als haar beschermer, in een parallel met de meermaals geciteerde klassieker Shane. Logan voelt inderdaad meer als een western dan als een superheldenspektakel, wat nog onderstreept wordt door de zuidelijk-Amerikaanse setting vol stof en kogels. De twee genres laten zich onder Mangold treffend kruisen. Uiteraard kent Logan de nodige shootouts met de bad guys, hoewel de eenzame strijder gewapend is met klauwen in plaats van een revolver. Die booswichten laten zich overigens erg makkelijk in stukjes hakken. De Reavers zijn dan ook bijzaak voor Mangold, die niets opheeft met clichématige malle schurken zoals cyborgs.

Logan is bovenal zijn eigen ergste vijand. Zijn haperende genezingsfactor zorgt voor een langzame adamantiumvergiftiging en zijn eigen bloed wordt tegen hem gebruikt door hem te klonen. Het is dit diep persoonlijke conflict met zichzelf dat Logan zijn meerwaarde geeft, want de film weet met haar plotlijn over een bedrijf dat gekloonde mutanten als supersoldaten wil inzetten een gevoel van déjà vu niet te vermijden. Dat gegeven zagen we alleen al in de X-films tig keer voorbijkomen. Logan teert niet op het wat voorspelbare plot, maar vooral op de menselijke personages. Beide generaties gooien hier hoge ogen, want de jonge Dafne Keen geeft formidabel tegengas aan Jackmans heerlijk onsympathieke ouwe knar. De verwantschap tussen Laura en Logan is onmiskenbaar, het stokje mag gelijk aan het jonkie doorgegeven worden. Toch is het Jackman die de meeste indruk achterlaat, voor het laatst in de rol die hem groot maakte, maar hier zo anders gespeeld dan gebruikelijk. Schrijnend, dat we juist dankzij diens zwanenzang toch meer van Wolverine willen zien.

zaterdag 11 februari 2017

Today's Review: Paterson




"Ik maak liever een film over een man die zijn hond uitlaat dan over de keizer van China", sprak indie-regisseur Jim Jarmusch ooit. Met Paterson heeft hij nu woord gehouden. De nieuwste film van de minimalistische regisseur moet het inderdaad niet van markante, kleurrijke personen hebben, maar juist van de alledaagse realiteit die de meesten van ons ondergaan. De herkenbare werkelijkheid van normale mensen die een dagelijkse routine leven en daar voldoening in vinden. Jarmusch zou Jarmusch niet zijn als hij daar geen poëzie in zag. Paterson is het eerbetoon aan de doorsneemens, een welkome afwisseling van al die films over bijzondere individuen die we gewend zijn.

Die man die in Paterson elke avond de hond uitlaat, draagt dezelfde naam als de film en woont bovendien in de gelijknamige stad in New Jersey. Jarmusch volgt hem gedurende één week van zijn leven. De week begint op maandag, als hij 's ochtends opstaat, ontbijt en naar zijn werk gaat. Als buschauffeur vervoert hij normale mensen die over ordinaire dingen praten. Tussendoor wijdt hij zich aan zijn hobby, de dichtkunst. 's Avonds keert Paterson huiswaarts richting zijn ondernemende vriendin, die in tegenstelling tot hem diverse toekomstplannen koestert. Na het avondmaal gaat hij op stap met de hond en bezoekt hij de plaatselijke bar waar hij zich laaft aan één biertje, alvorens weer vroeg naar bed te gaan. Zie daar een dag uit Patersons leven, die Jarmusch aan aantal keer herhaalt, met slechts minieme variaties op de sleur van alledag. Saai? Feitelijk wel, maar om die saaiheid terug te zien op het witte doek is verfrissend, zeker als het ook nog weet te boeien.


Die fascinatie is hoofdzakelijk de verdienste van de hoofdrolspelers. Adam Driver mag dan recentelijk nog de rol van een grote schurk in de laatste Star Wars hebben vertolkt, hier is hij een doodgewoon mens met alledaagse beslommeringen, net als zijn publiek. Driver weet ons prima mee te sleuren in Patersons doen en laten door hem van een puike balans tussen burgerfatsoen, brave speelsheid en sympathie te voorzien. Er gebeurt weinig in zijn leven, maar daar zit hij ook helemaal niet op te wachten. Hij is gelukkig met zijn simpele bestaan. Daar tegenover plaatst Jarmusch zijn energieke vriendin Laura, die elke dag wel een nieuw plan bedenkt om haar stempel op de wereld te drukken. De ene dag wil ze een beroemde gitariste worden, de andere een gevierd kunstenares. Tegelijkertijd tracht ze Paterson, tegen diens zin in, te stimuleren zijn gedichten te publiceren, ook al schrijft hij ze puur voor zijn eigen vermaak. De Iraanse Golshifteh Farahani geeft Driver effectief tegengas in de rol van zijn kwieke wederhelft en de chemie tussen beiden zindert van de herkenbaarheid.

Van veel vaart of spanning moet Paterson het dus niet hebben. En daar is het Jarmusch nou precies om te doen. Er zijn immers al talloze films waarin zoveel gebeurt dat het mensen nodeloos opjaagt. Met Paterson bewerkstelligt hij juist het tegenovergestelde: fascinatie voor de dagelijks terugkerende nietszeggendheid die het leven van de meeste mensen typeert. En daardoor erkennen we dat de routine die Paterson zo dierbaar is (alsmede die van onszelf) eigenlijk voortdurend onder vuur ligt. Als Laura zijn sleur poogt te doorbreken door een experimenteel gerecht op te dienen, is hij zichtbaar onthutst. Een herkenbare situatie, maar vergelijkbaar met een plottwist in een thriller. En zo gaat het door. Dinsdag wordt Paterson op straat aangesproken door ongure sujetten. Woensdag wordt hij in de bar geconfronteerd door een verward persoon met een neppistool. Op vrijdag begeeft zijn bus het. En het dieptepunt van de week vormt uiteraard de emotionele climax van de film. Al heeft het hier geen grootscheepse consequenties, het dagelijkse leven is allerminst saai, maar doorspekt van kleine afwijkingen en toevalligheden die in de handen van Jarmusch tot een beklijvend geheel worden gedicht.

Want dichten, dat is wat Jarmusch voor ogen heeft met Paterson. Zoals de hoofdpersoon poëzie schrijft over alledaagse dingen als lucifers of regen, zo rijmt Jarmusch die dagelijkse gang van zaken aaneen tot een cinematische lofzang op de banaliteit van het bestaan. Daarbij bedient hij zich van de voor hem gebruikelijke minimalistische toon, met een rustige camera, zonder aandachttrekkerige of opzwepende stijlmiddelen. Samen met de gevatte dialogen, de dromerige montage en de schilderachtige weergave van de stad uit de titel - oud en vervallen, maar toch bruisend en vol karakter - levert dat een gedicht in beeldvorm op, een hommage aan al die mensen die simpelweg hun leven leven, maar zo zelden in films worden geportretteerd omdat er niets over ze te vertellen zou zijn. Met Paterson bewijst Jarmusch dat ook normale levens interessante films kunnen opleveren. Die Chinese keizers en vergelijkbare grootse figuren krijgen immers al genoeg aandacht op het witte doek.

zondag 5 februari 2017

Today's Review: To Stay Alive - A Method




Bent u een kunstenaar en ziet u het allemaal niet meer zitten? Meent u dat de harde maatschappij uw creatief genie miskent en staat u op het punt er de brui aan te geven? Hou nog even vol, want uit zulke wanhoopsgevoelens komt de fraaiste kunst tot stand. Aldus menen Michel Houellebecq en Iggy Pop, die dit station van radeloosheid al gepasseerd zijn. Met de sympathiek optimistische semidocumentaire To Stay Alive - A Method steken zij hun collega-kunstenaars een hart onder de riem. Dat lijden, zo stelt het duo, is een essentieel onderdeel van de kunsten en drijft de vasthoudende artiest juist naar nieuwe hoogtes. "Lijden is goed, lijden is nuttig."


Het is een conclusie die schrijver Houellebecq al in 1991 trok in zijn essay Rester Vivant - Méthode. Ten tijde van schrijven werd hij evenzeer geplaagd door levensmoeheid als de beoogde lezersdoelgroep: de onbegrepen kunstenaars. Na het felle antimaatschappelijke stuk, waarin hij vooral ageerde op de zere wonden van de onbegripvolle samenleving te blijven drukken, brak Houellebecq alsnog door. Tegenwoordig wordt hij gezien als een creatieve duizendpoot, werkzaam als filosofisch auteur, dichter, toneelschrijver en cineast en populair onder een opvallend groot publiek. Dat was hij allemaal niet geweest als hij er destijds een einde aan had gemaakt. En als het hem lukte, waarom zou hetzelfde dan niet mogelijk zijn voor andere kunstenaars?

Muzieklegende Iggy Pop las diens essay en trok dezelfde conclusie, omdat hij in Houellebecqs relaas ook zijn eigen levenspad herkende. Ook Pop, nu gezien als de vader van de punkrock, dreigde er in een grijs verleden ooit mee te stoppen, maar bleef volharden te midden van alle waanzin, overtuigd van zijn muzikaal gelijk. Eveneens met groot succes. Pop en Houellebecq bleken geestverwanten en hun wederzijdse bewondering leidde al eerder tot een toenadering, toen Pop een aantal nummers schreef voor een documentaire over de schrijver. Die film werd geregisseerd door de Nederlander Erik Lieshout. Met diens pseudodocumentaire To Stay Alive - A Method is de cirkel nu rond en brengt Lieshout schrijver en zanger nog dichter bij elkaar. 'Pseudo', want de film is zowel een toneelstuk als een op feiten gebaseerd verhaal. Het is echter hoofdzakelijk een kunstzinnig pamflet.



Het gespeelde element van To Stay Alive - A Method bestaat uit de ontmoeting tussen de twee grootheden, waarin Pop zichzelf speelt maar Houellebecq de rol van de fictieve kunstenaar Vincent op zich neemt. Een schijnbaar mislukte artiest die in eenzaamheid aan zijn meesterstuk werkt in het huis van zijn grootouders en met een bezoek van Pop, die Houellebecqs boodschap ter harte neemt, wordt aangespoord om vooral door te zetten. Tussendoor leest Pop met zichtbaar enthousiasme voor uit het werk van de schrijver en richt hij zich bevlogen direct tot het publiek. Degenen die menen dat Pop en Houellebecq een uitzondering op de regel vormen in de annalen van de kunsten en het heus nog niet zo eenvoudig is als het essay verkondigde, komen bedrogen uit, want Lieshout heeft nog meer noten op zijn zang. Hij interviewt drie volslagen onbekende kunstenaars die een soortgelijke achtergrond van lijden kenden, maar uit het dal van de gekte zijn opgekrabbeld. Dichters met een psychiatrische achtergrond die niet opgaven en ondanks alles er bovenop kwamen, en daardoor hun beste werk naar boven brachten. Door de portrettering van dit drietal plaatst Lieshout de twee grootheden op gelijke voet met hun talloze onbekende collega's die net als zijzelf worstelden, of nog steeds worstelen, met de minachting van de maatschappij maar zich daardoor niet lieten tegenhouden. Daarmee illustreert hij uitstekend Houellebecqs punt. Hoewel bekende namen blijken de twee sterren immers eveneens verlegen, alledaagse mensen en dat maakt hen net zo aandoenlijk als hun roemloze tegenhangers.

Wat niet wegneemt dat ze wel degelijk charisma kennen. Zeker Pop weet onze aandacht er volledig bij te houden als hij het essay citeert, want zijn van levenservaring doorgroefde stem werkt betoverend. Daarmee helpt hij de 'tegeltjeswijsheid' die To Stay Alive - A Method soms dreigt te typeren op afstand te houden. Want voor elke fraaie uitspraak als "to learn to become a poet is to unlearn how to live" volgt er een fletser geval als "het universum is als een discotheek". Pop komt er wel mee weg. Toch is het jammer dat we vooral van zijn verleden als lijdend voorwerp amper achtergrond meekrijgen. Hoe zat het dan voorheen met diens creatieve smart? Voor een film van amper zeventig minuten maakt Lieshout er helaas weinig woorden aan vuil. Voorkennis lijkt vereist. Maar het draait voor Lieshout bovenal om Houellebecqs boodschap, en die wordt vanuit voldoende standpunten belicht, zonder enig cynisme. Een kunstenaar in de put heeft daar ongetwijfeld voldoende aan en kan na het zien van To Stay Alive - A Method met hernieuwde hoop aan de slag.

woensdag 1 februari 2017

Oscars 2017: The Predictions

 'Tis the season to hand out all kinds of awards to people who're in the movie business. There's this particular lavish award ceremony hosted by a certain Academy I have this annual routine of predicting wins for. Though the world around us is rapidly changing (and none for the better it appears), I see no reason to change this routine any time soon and thus, what follows below is my usual round of Oscar predictions. I've seen many of these movies (not all of them have been released here yet) and know a fair amount about the rest, so let's see whether I can nail who wins what better than last year. Even with the odd random guess, I'm bound to get a few of 'em right. It's true!




Best Film:
First Choice: Moonlight. A daring view of a troubled young man's existence told in three chapters and acted out by three wholly different but equally brilliant actors. Not to mention issues of race, gender, 'nature versus nurture' and destiny. An inexperienced director weaving all of this together seamlessly. This film works on so many angles it would suit the Academy well to reward it for many of them. However, all those angles conspire to deny the film the award as well, since there's the risk of a few of them not sitting well with more conservative Academy members. If not Best Film, than Best Director for sure.
Second choice: La La Land. Because it's just what the world needs in this particular period of history.

Best Actor:
First Choice: Casey Affleck. Ben got his due, Casey had to stick with nominations. Until now I bet. The other lead actors all did a good job, but Casey's just sticks out.
Second choice: Denzel Washington. I'm rooting for Viggo Mortensen, but Washington is a safer bet. There's this enfant terrible quality to Viggo that just makes him an unlikely winner.

Best Actress:
First Choice: Natalie Portman. That was one hell of a transformation, downright to the silly voice. if you can get away with carrying a motion picture on such intense emotional levels with that voice and  pink outfit, an Oscar is well deserved.
Second choice: Ruth Negga. Huppert's picture is too controversial, Streep is too conservative and Stone's acting just wasn't special enough, so Negga remains. Admittedly, I have yet to see Loving.




Best Supporting Actor: 
First Choice: Mahershala Ali. Playing a drug dealer you can only love despite everything is quite a feat.
Second choice: Jeff Bridges. I've never seen such a loathsome likable character, apart, from Ali's above.

Best Supporting Actress:
First Choice: Naomie Harris. I've never felt such a revulsion for such a lovely and talented actress.
Second choice: None of the others really stand out of this crowd of four. Randomly, I'd say Octavia Spencer.

Best Director:
First Choice: Barry Jenkins. For the same reasons as Best Film.
Second choice: Damien Chazelle. But these two could easily be vice versa, as is the case for Best Film. I doubt either of them will win both.

Best Screenplay:
First Choice: Manchester by the Sea.
Second choice: La La Land. I'm rooting for this film, even though I think it's not the script that carries this film, despite the bittersweet ending. 

Best Adapted Screenplay:
First Choice: Moonlight. Finally a category where this film and La La Land are not in each other's way. Sure win.
Second choice: Arrival.



Best Animated Film:
First Choice: The Red Turtle. Simple but beautiful and hugely emotional animation, no speaking parts throughout. Something else entirely. The rest is good, but not as unique. I nearly cried, you know.
Second choice: Kubo and the Two Strings. Some of the finest stop motion animation ever.

Best Foreign Film:
First Choice: Toni Erdmann. Can't see this one lose.
Second choice: The Salesman. If it wins, I consider it more of a political statement.

Best Cinematography:
First Choice: La La Land. Not only is the musical back in business, so are the sweeping shots that are a part of its DNA since the Golden Days of Hollywood.
Second choice: Arrival.

Best Editing: 
First Choice: Moonlight.
Second choice: Arrival.

Best Production Design:
First Choice: La La Land.
Second choice: Fantastic Beasts and Where to Find Them.

Best Costume Design:
First Choice: Jackie. The extreme faithfulness to the iconic dresses, suits and hats matters at least as much as Portman's portrayal to this period piece. And they look equally gorgeous in black and white.
Second choice: Fantastic Beasts and Where to Find Them.

Best Hair and Make-up:
First Choice: Star Trek Beyond. Not because I agree, but because it's the safer bet.
Second choice: Suicide Squad. Because it deserves it. So the movie wasn't great, but the make-up sure deserves credit. Just look at Killer Croc, waah...

Best Score:
First Choice: La La Land. It's the songs that you remember, but the music that accompanies them that makes them great.
Second choice: Jackie.

Best Song:
First Choice: La La Land. Nominated twice, so an unlikely loser.
Second choice: Moana. Disney songs, eh?

Best Sound Mixing:
First Choice: Rogue One. Never bet against the sounds of the Star Wars universe.
Second choice: La La Land.

Best Sound Editing: 
First Choice: La La Land.
Second choice: Arrival.


Best Visual Effects:
First Choice: The Jungle Book. Because it makes the actual jungle a replaceable thing to many people and that's a scary thought. But it goes to show the innovation here.
Second choice: Doctor Strange. VFX rarely got this trippy.

Best Documentary: 
First Choice: O.J.: Made in America. Introducing a new genre: the epic documentary.
Second choice: Life, Animated.


That's it for this year. There are certain wins for La La Land, Manchester by the Sea and Moonlight, it's unavoidable. It's just the exact categories that are harder to determine. Or maybe I am just completely wrong and the Oscars will go to movies I never even considered worthy of the nominations (Lion, Hacksaw Ridge). I've got a feeling the Academy won't have that many surprises in store for us this year though. February 26 will prove me right or wrong.

zondag 29 januari 2017

Today's Review: The Student




Het is fijn om te weten dat in de Russische cinema nog kritische geluiden klinken. Ook al duiken die hoofdzakelijk op in 's lands arthousefilms die het nationale publiek niet op grote schaal zullen bereiken, buiten de grenzen kunnen ze doorgaans rekenen op een warm onthaal. Leviathan, Andrei Zvyagintsevs aanklacht tegen de corruptie in de bestuurlijke macht, ging er twee jaar geleden bijna met een Oscar vandoor. Het valt te bezien of Kirill Serebrennikovs The Student, gebaseerd op een door hemzelf geproduceerd theaterstuk, het even ver zal schoppen, maar hij vormt een eveneens energiek pleidooi tegen die andere grote pijler van de Russische samenleving: het geloof. Want onder het presidentschap van Poetin zijn de politiek en de Russisch-Orthodoxe Kerk nader tot elkaar gegroeid, tot weinig jubel van de ruimdenkende Rus.

De student uit de titel is Venya, voorheen een onopvallende, alledaagse middelbare scholier, een buitenbeentje onder zijn klasgenoten. Nu heeft hij het christelijk geloof omarmd, waarop hij zich direct van zijn meest fanatieke kant laat zien als religieus adept. Venya slaat iedereen met het ene na het andere Bijbelcitaat om de oren, als kritiek op alles wat in strijd is met zijn invulling van de wereld. Wie het met hem oneens is, wordt geconfronteerd met rechtstreeks uit de Bijbel overgenomen verwensingen die in klare taal omschrijven wat er met andersdenkenden dient te gebeuren. Niemand doet het goed volgens Venya, van zijn bloedeigen moeder tot de docent godsdienst, nota bene zelf een aanhanger van de orthodoxe kerk. Om de gemoederen te sussen geeft het schoolbestuur - portret van Poetin aan haar muur - stukje bij beetje toe aan Venya's eisen. Bikini's bij de zwemles moeten plaatsmaken voor kuisere badpakken, Darwins evolutieleer wordt voortaan onderwezen samen met de christelijke scheppingsleer, enzovoort. Dit tot onvrede van de biologiedocente Elena, die lijdzaam moet toezien hoe vrijheden worden ingeperkt door de agressieve mening van een charismatische eenling.


Want dat het Venya niet ontbeert aan charme, moet gezegd worden. Van de status als outsider die hij ooit had, is niets meer over. Venya's kruistocht tegen onzedelijkheid en tolerantie wordt door zijn klasgenoten met gejuich onthaald, niet omdat ze het inhoudelijk met hem eens zijn, maar omdat hij de docenten met zijn extravagante optreden op hun nummer zet. Dat zijn medestudenten op den duur vrijheden moeten inleveren door zijn fanatische beschuldiging tegen de leiding, maakt hem schrikbarend genoeg niet minder populair. Petr Skvortsov speelt Venya inderdaad met een betoverende flair, een meeslepende prestatie voor een dergelijk jonge acteur. Ook al zullen weinigen zijn kant kiezen, zijn wervelende uitvaringen tegen het establishment zijn een genot om naar te kijken. Hij krijgt daarbij uitstekend tegengas van Victoria Isakova als Elena, die hem - als spreekbuis van regisseur Serebrennikov - van rake repliek dient en hem confronteert met zijn waanzin door het blootleggen van de talloze tegenstrijdigheden in het Heilige Schrift. Waarvoor de fanaat uiteraard doof blijkt.

In dat fanatisme van de hoofdpersoon, wat de film zijn luister meegeeft, schuilt tegelijk ook de grootste zwakte van The Student. Nergens in de film leren we waarom Venya zich zo met hart en ziel op het geloof gestort heeft. De film gaat voorbij aan diens omschakeling van loser van de klas naar religieuze rockster. Is hij werkelijk van de ene op de andere dag zo diepgelovig geworden, of is het slechts een wijze om stoom af te blazen als tiener tegen zijn opvoeders? Naar Venya's motieven voor het opzoeken van het christendom blijft het gissen. Dat het hem menens is, wordt echter hoe langer hoe meer duidelijk. Populariteit bij het andere geslacht ligt binnen handbereik, maar slaat hij af. Daarentegen concentreert hij zich op het streven zijn voornaamste tegenstander, Elena, het zwijgen op te leggen, waarbij hij moord niet uitsluit. Dit is niet langer een methode van een dwarse puber om aandacht te krijgen, maar een verwerpelijke tactiek van een onwrikbare extremist om andersdenkenden uit de weg te ruimen. Hoe Venya zo wanstaltig fanatisch kon uitgroeien in zo'n korte tijd blijft een frustrerend raadsel in The Student.

Uiteraard is zijn hoofdpersoon voor Serebrennikov slechts een metafoor voor de huidige situatie in Rusland, waarin de macht van de orthodoxe minderheid groeit ten koste van de vrijheid van het individu. Venya is niet bedoeld als serieus uitgediept personage, maar als een satirische verschijning. Dat is jammer, want Svortsovs overtuigende spel is een genuanceerder uitgewerkt personage waardig. De charismatische prediker in de eerste helft van de film ontpopt zich slechts tot een bijzonder onsympathieke moordzuchtige fanaat. Die bovendien ook nog bijgestaan wordt door een overbodige volgeling, een verschoppeling in zijn klas die zegt zijn Woord te volgen, maar voorspelbaar slechts uit is op een homoseksuele relatie. Het reduceert Venya uiteindelijk tot een typetje in een toch al erg theatrale film, die de verontrustende dagelijkse werkelijkheid in Rusland wat al te opzichtig parodieert.

woensdag 25 januari 2017

Jurassic Park 2009/3D: Dino Showdown: Pachyrhinosaurus Clash


Year of release: 2013

Accessories:
-Dino Damage wound patch
-Gunner Gordon figure
-Machine gun with ammo strip


Description: this medium sized quadruped figure stands in a rather static posture, its legs all neutrally posed instead of hinting at movement. All four legs are poseable though, and pulling the right hind leg back makes the bulky neck tilt upward, the big head along with it, as if the creature is giving a head butt. The head is attached by a ball joint, and is thus capable of being posed both side to side and up and down. However, its range is limited due to the shape of the neck, but it still makes for decent poseability. The lower jaw can also move downwards. On the right flank a dino damage wound is located which can be covered up by a skin patch to hide the dark red muscle tissue underneath.
This particular Ceratopsid figure sports a more elaborate paint job than commonly seen on similar figures. The legs, flanks, sides of the neck, most of the tail, back of the head frill and parts of the head are painted simple brown, while its underside (throat, belly and front half of the lower tail section) is coloured yellowish beige. On the flanks this beige is suggested to gradually change into brown, and so appears darker. The Pachyrhinosaurus sports four stripes of the same beige on each upper leg, while most of the head and frill are painted in the same colour. A large, thick blue stripe runs from the neck over the back to the front part of the tail, accompanied by beige lines on each side. On the neck these blue and beige stripes form a swirly leaf like pattern. At the very top of the neck and back a row of bumps is found, which is all coloured dark grey, almost black even. Three similar rows of bumps of the same colour are located on the frill, running down over the nose and ending on the big parrot like beak. The middle row features a number of horns, including two massive ones on the snout. Additional horns of a smaller size and a more curved nature are found on the top and sides of the frill, with one more on each chin. The head and frill are adorned with a number of blue spots surrounded by yellow lines. The eye sockets, containing small golden eyes with black pupils, are also blue. The creature's tongue is brown, while the claws on the feet are painted black and a large white JP logo is located on the right upper leg.
This Dino Showdown set comes with a black human figure named Gunner Gordon. This military looking character too stands in a neutral pose but is fully poseable considering the ball jointed arms and legs and the extra articulation provided by the upper torso, head, knees and elbows, as well as rotatable hands and feet. Gordon's hair style is quite rastafari, with dreadlocks and hair strings extended at the back of his head. This hair is coloured dark brown with lighter brown highlights. Gordon has a rather expressive, agitated look on his face, along with a goatee and eye brows of the same colour as his hair. He has white eyes with black pupils, and carries what appears to be an orange ear ring in his left ear. He wears a predominantly green jump suit, while his torso is protected by a light grey jacket, along with extra pockets up front and a silver zipper in the middle: this jacket hangs a little loose, suggesting it's removable, but it's not unless you care to damage the figure. More detailing can be spotted underneath the jacket, but it's hard to tell without removing it. Around his knees and elbows he has black bands covered with protective pads, light green on the knees and silver on the elbows. He also has a grey belt around his waist, additional silver shoulder pads and black gloves with more silver pads. He wears black boots with light brown covering.
Gunner Gordon lives up to his name thanks to the addition of a machine gun to this set. It's a simple, long black gun, and it comes with a removable support that can be attached to the front so Gordon can use the gun for taking shots at rampaging dinosaurs when lying low. The gun comes with a long silver strip of ammo rounds, that can be attached to its left side, but can't be pulled clean through it. Gordon's accessories do not come with an action feature of their own. A hole in Gordon's back hints at this gun being able to attach to his back, but oddly enough there's no peg located on the gun itself that fits in said hole.



Analysis: Hasbro pleased us all around the time of the 3D re-release of the first Jurassic Park movie when it let loose this awesome set in TRU stores. Not only does this Dino Showdown consists entirely of new figures, the Pachyrhinosaurus also is a new species in terms of Jurassic Park dinosaur toys. And it's quite a tough looking one too, adorned with big horns on its snout and a huge intimidating neck frill. This Ceratopsid definitely looks more aggressive and mean than any of its herbivorous predecessors, making it a solid match for any rampaging carnivores out for a bite of its flesh! Nevertheles, it can be wounded, as indicated by the triumphant return of an age old, well remembered JP toy action feature, the removable dino damage wound. The piece fits in tightly but is easy to remove and to put back. If the creature lets you of course, since it's equipped with a particular powerful head butting action. Of course, this is a rather predictable attack option for any Ceratopsian dinosaur figure, but it works remarkably well, delivering a powerful blow to any antagonist unlucky enough to stand in its path. It's sure to knock over many figures and vehicles, including all human figures, like Gunner Gordon.
Gordon is a less impressive addition to the set but makes for a good victim for this creature's onslaught. Sadly for him, he does not come with any weaponry equipped with decent dinosaur repelling action features, but at least he's fully poseable and might apply that fact to getting out of the animal's path. Gunner's look is quite interesting, as he's one of the few African-American human figures in all of the JP toy lines, as well as the first with such a wild hairdo.
However, it's most likely anyone buying this set will consider the Pachyrhinosaurus the main part, as they ought to. It features a funky paint job, quite colourful but not over the top, and it's more poseable than most dinosaur figures (though not as much as its Allosaurus counterpart). The movements of the head (including the lower jaw) are quite nifty, though it's a shame the shape of the neck is causing the head to almost hit the ground. It makes the animal appear to be grazing peacecully when not in use, but it can also cause paint wear on the beak if the head butting action makes the head swing back with force. Nevertheless, it's a minor complaint in regard to one of the most imaginative and original dinosaur sculpts yet. Hopefully this set won't prove to be the last time Hasbro gave the JP toy community a pleasant surprise in the shape of a fine new sculpt.

Playability: pretty good for a quadruped dinosaur figure. Though the limbs are not nearly as poseable as those of the Allosaurus of the same toy line, all four of them can be posed. The neck can move up and down, while the head can be posed both sidewards and upwards thanks to the ball joint, making for a good range of movement. The lower jaw's additonal poseability is also a blast. Though the attack option is far from unique (basically an obligatory option for Ceratopsian figures), it works as good or better than on any and all previous JP figures that came with the same feature, making for a powerful head butt that can knock down any small and medium figure in its way. As always, having a dino damage wound that can be covered up is the best way to go, as this figure demonstrates. Gunner Gordon also is quite poseable, more so than any previous human figures, but the lack of action options his weaponry provide is a bit of a downer. Against this angry elephantine animal, Gordon would need more than just a lousy machine gun to keep him alive.

Realism: Pachyrhinosaurus was not present in any of the Jurassic Park movies and has not been done as a JP figure before. Scientifically speaking, it's fairly accurate, though its bull like neck is much too thick and muscled. This species of Ceratopsid is notorious for its wide range of wildly diverse takes on the shape of its head, particularly the neck crest and horns. This figure too takes some creative license in that regard, especially looking at the shape and size of the crest and the big horns on the snout. However, they're not as outrageous as some previous Pachyrhinosaurus figures around: Tyco's Dino Riders Pachyrhino still beats them all in terms of rampant creative freedom over established accuracy. The body's size compared to the human figure it comes with is about right.

Repaint: no. For the first time in many years in the history of JP toys, this is an all-new set of figures.

Overall rating: 8/10. A solid new sculpt of an intriguing species never done before in previous JP toy lines. Poseability is a little less compared to its Allosaurus counterpart, but its attack feature works a lot better and the removable dino damage is always a welcome sight. This figure at the time of its release wasn't hard to find in the US, but was only available there. It has since become more scarce because it was so sought after. But it's still certainly worth the effort of tracking down.


zondag 15 januari 2017

Today's Review: Brimstone




Het duurde zeven jaar en bleek een project vol tegenslagen, maar Martin Koolhovens passieproject Brimstone is er eindelijk van gekomen. De moeizame totstandkoming was haast net zo'n hel als het Bijbelse equivalent waarnaar de film veelvuldig verwijst. Het moet gezegd worden, Brimstone is een indrukwekkende film, maar doet slechts sporadisch denken aan het westerngenre waaraan Koolhoven dikwijls zijn liefde verklaarde. De western zoals de meesten die kennen is hier amper aan de orde, maar blijkt verdraaid en zelfs geperverteerd tot een shockerende belevenis die meer wegheeft van een volbloed horrorfilm - met een intrigerend Nederlandse invalshoek - slechts gesitueerd in de 'Old West'. Het is juist die groteske draai aan een overbekend genre dat Brimstone tot een verrassend eindproduct maakt, hoewel niet iedereen Koolhoven die originaliteit in dank zal afnemen.

"Ik zal je vertellen over de hel. Je hebt je vast afgevraagd hoe het er moet zijn. Het is veel erger." Aldus spreekt de sinistere prediker, vers aangekomen in een strenggelovig pioniersgehucht, zijn parochie toe. De jonge moeder Liz zit in de zaal en kent de hel die deze man met zich meebrengt. Want hij is een niet aflatende Geest der Wrake die haar al haar hele leven achtervolgt, vastberaden haar te straffen voor haar zonden. Algauw stort haar vreedzame leven in en dreigt ze al haar familie aan de maniakale man Gods te verliezen. Koolhoven vertelt de strijd tussen de onderdrukte Liz en de onderdrukkende dominee in een viertal hoofdstukken, waarbij hij opent in het heden ('Openbaringen'), vervolgens twee maal in het verleden graaft ('Exodus' en 'Genesis') alvorens het conflict in het laatste hoofdstuk ('Vergelding') tot een grimmig einde komt. Tussendoor trekt hij een beerput van gruweldaden en vrouwenhaat open, die de kijker tweeënhalf uur murw slaat. Het voelt soms exploitatief, maar het is Koolhoven niet te doen om het expliciete (naar!) of suggestieve (nog naarder!) geweld. Brimstone is een strijd om het bestaan, zoals in zoveel westerns, zij het vanuit een vrouwelijk perspectief, in een verstikkende wereld waarin het ene geslacht heer en meester over het andere is. Met dank aan het vanuit Nederland geëxporteerde orthodoxe calvinisme.


Uit het relaas van Liz blijkt dat religie al haar hele leven een vrijbrief is voor haar fysieke en geestelijke onderdrukking. Ze werd geboren in een gemeenschap van naar het westen geëmigreerde Hollanders, die in hun religieuze waanzin meenden Gods uitverkoren gemeenschap te zijn. Dat gold alleen voor de mannen, want de vrouwen mocht al het kwaad aangedaan worden dat de Bijbel opsomt. Liz' moeder was weinig meer dan de slavin van de dominee en werd met een luguber ijzeren gezichtsmasker gestraft voor het verkondigen van een eigen mening. Liz nam op jonge leeftijd de benen om te eindigen in een hoerenkast, waar ze desondanks meer geluk vond dan in haar ouderlijk huis. Een tweede ontsnapping aan de prediker kostte haar haar tong. Nu moet ze opnieuw de strijd met hem aangaan om niet alleen zichzelf maar ook haar dochtertje van diens kwaad te bevrijden. Een jonge vrouw op de vlucht voor een haast onkwetsbare, demonische priester roept bovenal het gevoel van een horrorplot op. Het vele bloedvergieten lijkt dat te onderstrepen, maar voor Koolhoven is dit slechts een uitvloeisel van de bikkelharde worsteling om te overleven in het wilde westen. Geweld is daar altijd een essentieel onderdeel van geweest.

Wie op zoek gaat naar typische westernelementen zal ze zeker vinden. Weidse woestijnlandschappen, joviale hoeren en pistoolduellen zijn alle aanwezig, maar meer op de achtergrond dan verwacht. En bovendien vaak vervormd. De mysterieuze gunslinger is hier bijvoorbeeld geen nobele revolverheld die het onschuldige meisje zal redden. Koolhoven kent zijn westerns, maar citeert opvallend spaarzaam uit het genre. Het is hem niet om een hommage te doen, maar om het aanbrengen van een eigen draai. Die vond hij in dit Nederlands getinte verhaal over Amerika's religieuze wortels. Niet geheel verwonderlijk had het buitenland wat moeite met de overdadige seks- en geweldscènes, waardoor de film maar met moeite financiering kon vinden. Weinig studio's durfden hier hun vingers aan te branden. Het is echter die unieke kruising die de film zijn intrigerende meerwaarde geeft.



Gelukkig gaan de acteurs helemaal mee in Koolhovens tegendraadsheid. Dakota Fanning schudt effectief haar tienerimago van zich af om volwassen te worden als actrice in de rol van mannetjesputter Liz die weigert zich de mond te laten snoeren. Kit Harington zet zijn vetste Amerikaanse accent op als schimmige outlaw. Het is echter Guy Pearce die de meeste indruk achterlaat als de angstaanjagende fanaat, die mét Nederlands accent onheilspellende Bijbelcitaten prevelt. Koolhovens afdelingshoofden, allen Nederlanders, staan garant voor een stijlvolle aankleding en beeldschone cameravoering, wat het tekort aan westernlandschappen ruimschoots compenseert. Als zelfbenoemde western zal de film desondanks verkeerde verwachtingen scheppen en de gruwelen zullen velen niet kunnen behagen, maar Koolhovens Brimstone is beslist een waardevolle Hollandse toevoeging aan een beproefd Amerikaans filmgenre.

woensdag 11 januari 2017

Jurassic Park 2009/3D: Dino Showdown: Allosaurus Assault


Year of release: 2013

Accessories:
-Dino Damage wound patch
-Ash Skullstriker figure
-Bow and arrow
-Sword holder with two swords
-Gun


Description: this bipedal carnivore takes on a neutral posture, but this can be remedied since it sports a score of points of articulation not seen before on a JP dinosaur figure. For starters, there is the attack option: moving its right arm up and down causes the neck to swivel left and right (which can also be done without pushing the arm). Furthermore, the lower jaw and head itself can be posed downward, while the head can also swivel left and right. The arms can move up and down and rotate in a full circle thanks to ball joints. The legs can move back and forth, as can the feet: the latter too can rotate thanks to ball joints. On the right flank, a dino damage skin patch can be applied (or removed, depending on where you started): beneath it is found dark red muscle tissue and white ribs. To differentiate this Allosaurus from similar looking big carnivores like T-Rex, it is adorned with typical Allosaur traits: ridges are found above the eyes and nose, a line of feather like appendages runs over the back of the head and neck, and the back and the front half of the tail and various small horny nobs are found on its back. Such features give a rather rugged, savage look to this particular predator.
This theropod sports a fairly colourful paint job. The dominant colour is blue, which can be found anywhere except on the top of the back and head and on its underside (lower part of the belly and tail, throat, hind parts of the arms, legs and feet) which are coloured beige instead. The top of the head and the facial ridges and various protrusions on the neck and back are covered brownish orange, while the spikes on the back are also blue. On the neck, back and front section of the tail, darker orange shapes are found in a symmetrical pattern with smaller white spots and stripes in their center. The front part of the feet sports the same dark orange colouring. Claws on both fingers and toes are painted black. The small eyes are red with yellow irises and black pupils. The creature has white teeth and a dark pink tongue, while a large white JP logo can be spotted on its right upper leg.
Pitted against this Allosaurus is a human character named Ash Skullstriker. This muscular character too stands in a neutral pose but is fully poseable considering the ball jointed arms and legs and the extra articulation provided by the upper torso, head, knees and elbows, as well as rotatable hands and feet. Ash wears dark green pants, a black shirt and black boots and gloves. The pants sport an empty gun holster on the right leg and a big pocket on the left. This guy wears a brown vest around his torso covered with various pockets and even a grenade on the front: the vest appears to be removable, but is attached tighter than it seems, so removing it might damage it or the figure. Ash has dark grey hair and a goatee and eye brows in the same colour, while his white eyes carry black pupils. To top it all, he sports a black tattoo of an Allosaurus skull and two arrows underneath on his lower left arm.
Ash comes with numerous weapons to defend himself against the Allosaurus. He has a black bow and arrow (attached to one another, so no separate arrow that can be fired) a small black gun that can fit in the aforementioned holster, and a brown pouch that carries a black double sword holder, with a pin on it that can be attached to Ash via the hole in his back. Two swords complete his arsenal, both silvery grey with black handles, a long one and a shorter one.


Analysis: we had to wait for good new sculpts for over a decade, but our patience was finally rewarded when the Dino Showdown packs hit TRU stores in 2013. The Allosaurus Assault was one of this pair, and by far the coolest set released by Hasbro since 2001! Prime attractor in this set is the medium sized Allosaurus, a ferocious looking predator with a number of poseable body parts not seen on any JP figure before, making it a definite break in style with the past and a good sign for future releases to come. However, the new is mixed with the old as indicated by the triumphant return of the age old removable dino damage wound! Fans had been clamouring for this particular action feature for many years – mainly because of Hasbro's fervorous fondness of having their dinosaur figures display large wounds that could not be covered up – and it appeared somebody was listening. The piece fits perfectly on the figure's flanks and sticks on pretty solidly, despite not being embedded into soft 'real feel' skin as on the classic Kenner figures, since this theropod is made mostly out of hard plastic instead. Apart from taking wounds the Allosaurus also can give them to antagonists with his head thrashing action, which also is not a new feature. It works less impressively, making the head and neck swivel a little left and right when the right arm is pulled. It looks better if the animal has prey between his jaws, in which case it appears to violently swing its victim around.
Ash could sure fill the part of that victim. Like his prehistoric adversary, he is fully poseable and looks quite butch, definitely not someone to mess around with. However, his weapons carry no action features to back this up, they're mere accessories. They will not help him if the Allosaurus decides to make a snack out of him, grabbing hold of his body with its vicious jaws which can open surprisingly wide. Despite his tough appearance - and funky tattoo!- Ash really doesn't stand a chance against the creature, ready to have his own skull struck, but at least he looks cool when fully armed, reminiscent more of a G.I. Joe soldier than a JP figure, but that's no problem since dinosaurs don't really care much about aesthetic qualities in their food.
Overall, this is a terrific new dinosaur figure, almost redeeming Hasbro for its lack of care over the last decade where the JP franchise is concerned. It looks cool, moves cool and bleeds cool. Like many recent Hasbro figures it has a colourful paintjob but not as ridiculous or excessive as on the JP 2009 repaints. Still, the white/beige could have been toned down a bit, but it's a minor complaint considering we got such a great new figure at all. Hopefully, Hasbro will continue travelling down the road they started with this Allosaurus (and its herbivorous counterpart, the Pachyrhinosaurus) and deliver similarly awesome dinosaurs instead of once again resorting to needless repainting.

Playability: excellent. As stated before, the number of points of articulation on this dinosaur is greater than on any of its predecessors, making it one of the most poseable JP dinosaur figures to date. Especially nifty is the poseability of the head and lower jaw. Its head thrashing option by comparison is rather dull and uninspired, but works fine enough despite being connected to the right arm. The removable dino damage piece is a grand action feature as always. The only real downside to the Allosaurus is an issue of balance: it has an unfortunate tendency to tip over unless standing quite upright. It's also prone to paint wear: rough play will definitely not make this animal look more handsome. Its human companion Ash is also more poseable than any human figure before. However, his accessories sport no action features of their own other than being able to attach themselves to their owner. Too bad, Ash could have used a bow that can actually fire arrows to defend himself from the Allosaurus' eager teeth.

Realism: pretty good actually. Of course no Allosaurus has yet been seen in a JP movie, and so it's not based on anything directly, but this release is a definite step-up from the only other Allosaurus from JP toy history, the one from the TLWS1 Medical Center set. It's roughly the same size, but sleeker, more bird like in design. It's definitely one of the more scientifically accurate JP toys yet released, representing a rather up-to-date look of this late Jurassic hunter. The typical Allosaur facial ridges are present, while the appendages on the neck and back are added to make it look more dastardly. Its size compared to the human figure it comes with is fairly close to the real deal. Overall, dinosaur toy fans may be reminded of the Papo Allosaurus, which could very well have been a genuine inspiration for this particular action figure.

Repaint: no. For the first time in many years in the history of JP toys, this is an all-new set of figures.

Overall rating: 9/10. An excellent new entry into JP toys lore and at the time a grand promise for the future, this Allosaurus is one of the best dinosaur figures released by Hasbro ever. It looks fabulous and quite accurate and is very poseable. Its action feature (and the lack of action features from Skullstriker's accessories) isn't particularly appealing, but the removable dino damage wound patch and overall design of the beastie make up for it in spades. This set was only released at Toys'R'Us in North America and as such can prove hard to find for enthusiasts in other territories, especially a couple of years down the road. However, it's well worth tracking down.