zaterdag 1 juli 2017

Today's Review: Baby Driver




Hoewel zijn vorige Amerikaanse avontuur niet afliep zoals de Brit Edgar Wright zich had voorgesteld, weerhield dat hem er niet van het nogmaals te proberen in Hollywood. De regie over Ant-Man mocht hij verloren hebben, die over zijn eigen carrière allerminst. Waar Marvel hem teveel in haar eigen hokje probeerde op te sluiten, gaf studio Sony hem de vrije hand. Voor Baby Driver sloot hij geen compromissen qua stijlvoering, waardoor de film voor liefhebbers van zijn werk vertrouwd, maar naar Amerikaanse maatstaven juist onorthodox aanvoelt. Deze tegendraadse 'heist movie' is een heerlijke mix van spetterende muziek, kleurrijke personages en wervelende actie, waarin we snel de handtekening van Wright herkennen, maar die niet als een herhalingsoefening voelt.

De chauffeur uit de titel luistert inderdaad naar de schuilnaam Baby en vormt de spil in een gewiekste bende overvallers. Dankzij diens briljante stuurmanskunsten komen de criminelen telkens weg met hun buit. Toch houdt Baby zich op de achtergrond, want hij moet niets hebben van het geweld waarvan zijn collegae zich bedienen. Hij probeert slechts zijn schuld aan bendeleider Doc af te betalen. Bovendien geldt hij als excentriekeling tussen de rovers, allen toch al niet echt normaal. Baby is een apart joch, met zijn koptelefoon steevast op, elke move die hij maakt zorgvuldig georkestreerd door de song die hij op dat moment afspeelt. Noem het auditief autisme, voortvloeiend uit een pijnlijk verleden. De bende tolereert zijn karaktertrekjes, maar staat minder verdraagzaam tegenover zijn zelfverklaarde vertrek uit de criminaliteit als zijn schuld afbetaald is. Vervolgens moet Baby racen als nooit tevoren om aan de misdaad te ontsnappen en met zijn kersverse vriendin, serveerster Debora, een nieuw leven te beginnen.

Een film als Baby Driver staat of valt met het optreden van haar hoofdpersoon en gelukkig is Wrights nieuwste verzekerd van het benodigde jonge talent. Ansel Elgort kruipt met verve in de huid van de titelpersoon, aanvankelijk een ogenschijnlijk arrogante knul die met zijn eigenaardige gevoel voor ritme een beetje op de zenuwen werkt. Al snel verdwijnen zulke twijfels als regen op heet asfalt als we hem beter leren kennen. Het is simpelweg een sympathieke jongen in een slechte situatie, met het nodige trauma achter de rug om te verklaren hoe hij in dit misdadige milieu is beland. Het helpt ook dat Elgort uitstekende chemie kent met Debora's wonderschone Lily James. Of eigenlijk met iedereen, want Wright strikte opnieuw een wereldcast. Met Kevin Spacey als de vileine maar charmante Doc, Jamie Foxx als de sociopathische Bats en Jon Hamm als de arrogante Buddy is het makkelijk om ook voor de schurken te pleiten, zelfs als de kogels om de oren fluiten. Geen Simon Pegg of Nick Frost dit keer, maar zo'n fijn ensemble maakt dat gemis zelfs voor de verstokte Wright fans helemaal goed.


Diezelfde liefhebbers kunnen zich verheugen over het feit dat Wrights belangrijkste vaste personage wel ruimschoots aanwezig is in Baby Driver: de montage. Wright heeft zich altijd een waar virtuoos getoond waar het 't knippen en plakken van shots betreft, maar voor deze film neemt hij dat stempel heel letterlijk. Dit keer laat hij zich leiden door een bonte tracklist aan songs, bekend en minder bekend, waarop hij hele scènes heeft gebaseerd. Neem bijvoorbeeld het haast eindeloze shot waarmee de film opent, weergaloos gevormd door het op Baby's headset spelende Bellbottoms. Dat is nog maar het begin van een film die grotendeels haar soundtrack volgt, maar onder Wrights montage-meesterschap tot een grandioos geheel van muziek en enerverende auto-actie gesmeed wordt. De muzikaal begaafde Elgort danst vol overgave mee als door gehoorbeschadiging geplaagde crimi-coureur die zich evenzeer laat leiden door zijn muziek als de film die zijn naam draagt. Wright schiep met Baby Driver een enorme uitdaging voor zichzelf en zijn cast, maar het is te merken dat iedereen het ritme volledig aanvoelde.

Wright had voor zichzelf blijkbaar iets goed te maken na door Marvel bijna ingekapseld te zijn in andermans manier van werken. Wat dat betreft is Baby een puike metafoor voor Wright zelf. Wright swingt achter de camera zoals Baby achter het stuur. Toch voelt Baby Driver op sommige fronten als een breuk met 's mans eerdere werk. Het is geen volbloed-komedie, zoals praktisch al zijn vorige films. Hoewel er genoeg te lachen valt, zorgen de trubbels rond de getroebleerde hoofdpersoon toch voor zwaardere thematiek. Ook is de film bruter dan we van Wright gewend zijn: was de regisseur nooit vies van een beetje bloed, de kogelregens die deze film afsluiten zijn van een minder zorgeloos kaliber en geven de film toch een zeker 'Amerikaans karakter'. Toch gaat het te ver om te zeggen dat de koppige Brit zich heeft geconformeerd naar Amerika, want Baby Driver is onmiskenbaar een product van zijn eigen creatieve geest, een hoogst originele film zoals die in Hollywood te weinig gemaakt worden.

donderdag 29 juni 2017

Today's Review: Buena Vista Social Club: Adios




Toen Wim Wenders in 1998 werkte aan zijn documentaire Buena Vista Social Club, zal hij niet vermoed hebben dat de muzikanten op leeftijd die het onderwerp van de film vormden korte tijd later wereldberoemd zouden zijn. Hun gelijknamige album brak records en zorgde voor een opleving in de Cubaanse muziekscène, die ook buiten de communistische eilandstaat populair werd. De oudere musici begroetten dit succes slechts met gracieuze ironie, want wat heb je aan faam op hoge leeftijd? Voor hen was het levend houden van hun geliefde Cubaanse klanken de hoofdzaak. Het vervolg én afscheid Buena Vista Social Club: Adios laat zien dat de groep daarin met verve geslaagd is, in een melancholieke terugblik op de laatste twintig jaar, waarin openhartig uit de doeken wordt gedaan welke successen en welk verlies deze uitstervende generatie muzikanten heeft doorstaan.

Voor de muziekliefhebbers zal het verhaal rond het album Buena Vista Social Club geen geheim zijn, maar Buena Vista Social Club: Adios neemt een groot deel van haar speelduur in beslag om de feiten nog even op tafel te leggen. Muziekproducenten Ry Cooder en Nick Gold scharrelden samen met bandleader Juan de Marcos een aantal vergeten veteranen uit het Cubaanse muziekcircuit bij elkaar, om een album op te nemen met de melodieën die in hun jonge jaren hun leven domineerden. Geen geringe opgave, want de oudjes, onderhand allemaal dik in de zeventig of ouder, waren uit het publieke oog verloren geraakt. Sommigen waren al lang met pensioen, anderen probeerden in armoede met baantjes als schoenenpoetser de eindjes aan elkaar te knopen. Geen van hen had de laatste decennia nog opgetreden. Toch lukte het de producenten om de flamboyante grijze persoonlijkheden bijeen te brengen en een weergaloos album uit hun ongeoefende talent te smeden, wat bovendien leidde tot een tweetal snel uitverkochte concerten. Het eerste vond plaats in Amsterdam in 1998, gevolgd door een optreden in de befaamde Amerikaanse Carnegie Hall. Vooral het laatste was een doorbraak, gezien de politieke spanningen tussen Cuba en de VS.

De resultaten mochten er zijn. Het album werd een enorm succes, evenals de documentaire die Wenders over het ontstaan ervan regisseerde. De sprankelende Cubaanse muziek maakte een comeback op het wereldtoneel en de performers werden allemaal alsnog beroemd, ondanks hun hoge leeftijd. Follow-up Buena Vista Social Club: Adios, met Wenders aangebleven als producent, laat zien hoe de groep omging met hun onverwachte sterrenstatus. Dat leidt gezien de feiten natuurlijk niet tot verrassende conclusies. De nuchtere oudjes bleven vooral zichzelf en lieten zich boven alles leiden door hun muziek. Op extravagante levensstijlen of de gebruikelijke excessen die sterrenlevens doorgaans typeren, hoeven we hier natuurlijk niet te rekenen. Wel op het onvermijdelijke heengaan van een aantal bandleden, de eerste al in 2003. Onderhand is al ruim de helft van de originele groep overleden, waarmee het perspectief van de overgebleven leden verschoven is van hun eigen deelname aan de huidige Cubaanse muziek naar het doorgeven van hun tradities en waarden aan de volgende generaties.


Daaraan besteedt Buena Vista Social Club: Adios echter opvallend weinig aandacht. Dat is ook geen al te grote verrassing. De titel maakt al duidelijk dat de nieuwe documentaire vooral een afscheid is. Het nieuwe wordt en passant aangestipt, maar het spotlicht is vooral gereserveerd voor het oude, voor de allerlaatste keer. Daarom is het toch een beetje jammer dat de film zo'n groot deel van haar tijd uittrekt voor het herhalen van het succesverhaal dat al in Wenders' eigen docu werd belicht. Hoewel nuttige kennis voor de leek, zal het voor kijkers met degelijke kennis toch als nodeloos veel herhaling overkomen. De sterkere momenten van Buena Vista Social Club: Adios liggen dan ook vooral in het terugblikken van de nog in leven zijnde groepsleden op hun succes na de uitbreng van het eerste album. Daarin wordt met respect gesproken over hun overleden kameraden, terwijl de vurige Cubaanse temperamenten toch ook ruimte overlaten voor eerlijke reflectie op hun menselijke gebreken. De zelfkennis die gepaard gaat met de ouderdom maakt dat ze ook zichzelf niet al te serieus nemen. Wat dat betreft heeft hun roem weinig teweeggebracht.

Buena Vista Social Club: Adios is echter op zijn intrigerendst wanneer het dieper ingaat op het culturele belang van deze renaissance in de Cubaanse muziek. Muziek verbroedert en overstijgt menselijke grenzen, zo gaf hun eerste concert in de VS destijds al aan. Met de dooi in de koele relatie tussen beide landen is die trend onverminderd voortgezet, met een concert in het Witte Huis voor president Obama als hoogtepunt. Terecht, want de vibrante muziek swingt nog steeds onverminderd voort. Uiteraard bruist de documentaire van de opzwepende tropische Cubaanse klanken, net zoals de oudjes dat zelf hun hele leven hebben gedaan. Ondanks de inhoudelijke tekortkomingen vormt Buena Vista Social Club: Adios daarmee een waardige laatste aria van deze verdwijnende muzieklegende.

vrijdag 9 juni 2017

Today's Review: Howards End




Tussen alle ophef die momenteel heerst in het EYE Filmmuseum rond het Scorsese-retrospectief en het Cinema Erotica-evenement zou je het bijna over het hoofd zien, maar er verschijnt deze maand ook een 'reguliere' klassieker in een glanzend nieuw jasje. Howards End verjaart anno 2017 voor alweer de 25ste keer, wat reden genoeg is voor EYE om een fraai gerestaureerde kopie in roulatie te brengen. Geen slechte keus, want de door James Ivory weelderig geregisseerde registratie van een bikkelharde klassenstrijd die sluimert onder typisch Engelse deftigheid mag zich nog steeds scharen onder de fraaiste Britse kostuumdrama's.

Liefhebbers zullen Ivory herkennen als de man die in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw een specialisatie voor het kostuumdrama ontwikkelde en de ene na de andere geslaagde toevoeging aan het genre regisseerde. Het werk van schrijver en landgenoot E.M. Forster vormde daarbij een dankbare bron, die met Howards End leidde tot Ivory's beste werk. Het meeslepende romantische drama bleek goed voor negen Oscarnominaties, waarvan er drie verzilverd werden. Desondanks is de algemene kennis over Ivory's klassieker, zo niet zijn hele oeuvre, sterk naar de achtergrond verplaatst. Tijd om Ivory's goede oude tijd weer eens te doen herleven, dachten ze bij EYE ongetwijfeld.

In Howards End neemt Ivory ons mee terug naar het Edwardiaanse tijdperk, zo rond de eeuwwisseling. Een tijdperk vol verandering en sociale onrust, waar de regisseur meermaals dankbaar gebruik van maakte in zijn werk, waarin de standenstrijd een doorlopend thema vormt. Dat geschil wordt in deze film belicht vanuit het standpunt van twee families, de welgestelde Wilcoxes en de ruimdenkende Schlegels uit de middenklasse. Inzet is het Howards End uit de titel, een schitterend landhuis dat toebehoort aan de stervende Ruth Wilcox. De oude vrouw sluit in haar laatste maanden een onwaarschijnlijke vriendschap met de vrijgevochten Margaret Schlegel (de rol waarvoor Emma Thompson terecht haar Oscar verdiende) en schenkt haar op haar doodsbed het huis. Dit tot woede van haar familie, die al het bewijs van de overdracht vernietigt. Maar het lot neemt een frappante wending als de weduwnaar Henry Wilcox Margaret tot ieders verrassing ten huwelijk vraagt. Een onwaarschijnlijk verbond tussen een conservatieve oudere zakenman en een intellectuele jongere dame, goed voor dramatische dynamiek en sociaal vuurwerk tussen de diverse maatschappelijke standen.


EYE heeft puik werk verricht met het oppoetsen van Howards End, want de wereld van de overdadig formele Britse high society spettert als nooit tevoren van het scherm. Toch is de beeldkwaliteit niet zo gladjes scherp als bij sommige digitale verfraaiingsbeurten in 4K. De soms wat merkwaardige scèneovergangen zijn gebleven en de film heeft visueel de onmiskenbare esthetiek van de vroege jaren negentig behouden. Howards End mag gerust zijn leeftijd verraden. Dat was hoe dan ook onvermijdelijk als we de jongere versies van de crème de la crème van de Britse acteerwereld met groot genoegen terugzien. De jeugdige Emma Thompson en Helena Bonham Carter schitteren wederom als de vooruitstrevende zusters Schlegel, die zich in een haat-liefdeverhouding geplaatst zien met de onwrikbare zakenman Henry, waarvoor Anthony Hopkins heerlijk heen en weer schmiert tussen vilein en sympathiek. Dat alles in een onweerstaanbare setting vol bruisende jurken en stijlvolle maatpakken, weelderige sets en de mooiste vroege automobielen ooit op het witte doek. Maar feitelijk slechts allemaal decor in Ivory's vertelling van een conflict tussen de lagere standen en de rijke klasse, die van geen wijken wil weten ondanks de voortschrijdende modernisering. Zelfs niet in een letterlijk verstandshuwelijk.

Zo theatraal als Howards End worden kostuumdrama's vandaag de dag amper nog gemaakt. Of het moet voor de televisie zijn, met vergelijkbare waar als Downton Abbey, dat Ivory's werk meer dan waarschijnlijk als inspiratiebron benutte. Maar in de bioscoop lijken 'period films' die in vrijwel elke zin een 'heavens' of een 'jolly' laten vallen helaas hoe langer hoe meer een uitstervende soort. Dat is jammer in een wereld waarin de verschillen tussen arm en rijk, tussen progressief en conservatief en tussen ruimdenkende en beperkte wereldbeelden met de dag weer meer aan de orde lijken te zijn. Hoewel een zekere mate van oubolligheid Howards End niet ontzegd kan worden, blijkt maar weer dat Ivory's standenstrijd nog lang niet tot een einde is gekomen. Een Ivory-retrospectief is misschien ook niet zo'n slecht idee.

vrijdag 19 mei 2017

Today's Review: Ascent




Met vierduizend foto's een semidocumentair verhaal vertellen over een berg, je moet het maar durven. Fiona Tan doet precies dat in Ascent, een experimentele film waarin bewegend beeld geschuwd wordt, maar toch een verhaal verteld moet worden aan de hand van louter fotografie. En het hoofdonderwerp is niet eens een mens, maar een berg. Maar dan wel één van de beroemdste en meest gefotografeerde bergtoppen op aarde, de Japanse Fuji. Aan deze piek kleeft zoveel symboliek en geschiedenis dat Tan haar tachtig minuten makkelijk gevuld krijgt. Want Fuji is onlosmakelijk verbonden met het verleden, het heden en de toekomst van Japan en haar inwoners en dus goed voor een onuitputtelijke bron van verhalen. Tan brengt er een handjevol ter herinnering in Ascent, maar het feit blijft dat de film ondanks de dappere vorm toch een verzameling fraaie plaatjes voorzien van boeiende maar statische voice-overs blijft.

Wie verwacht dat een film die slechts bestaat uit fotografisch materiaal per definitie een documentaire moet zijn, komt bedrogen uit. Tan gebruikt de verzamelde shots tegen de verwachting in ook met een narratief doeleinde. In dat verhaal wordt een Engelse vrouw geconfronteerd met de door haar overleden Japanse geliefde bijeen vergaarde foto's van de berg Fuji. Ze probeert via deze foto's hernieuwd inzicht te krijgen in de Japanse geest, die ze weliswaar van dichtbij meemaakte, maar als buitenstaander nooit volledig kon begrijpen. Fuji is essentieel in die Japanse mindset. Zelfs voor niet-Japanners roept het iconische beeld van de berg direct associaties op met de haast ongrijpbare mystiek van het land van de rijzende zon, die wonderlijke natie waar eeuwenoude traditie en ongebreidelde moderne technologie zo eenvoudig hand in hand lijken te gaan. Fotografie is echter niet de meest moderne technologie, maar door haar langere geschiedenis voor Tan wel de ideale methode om Fuji te bezien, op een manier waarvoor film, fictie of documentaire tekort zou schieten.

Fotografie is immers de kunst van het stilstaande beeld en die onwrikbaarheid is nou net wat Fuji schijnbaar typeert. Het uiterlijk van Fuji is in wezen niet veranderd, van die alleroudste foto's uit het midden van de negentiende eeuw tot op de dag van vandaag. Fuji is simpelweg een onbeweeglijke natuurkracht die voor Tan alleen via fotografie begrijpelijk gemaakt kan worden. En daarin verschilt de berg niet veel van de mensen om haar heen. Want ondanks de technologische vooruitgang verandert de Japanse geest haast niet. Zij wordt misschien getemperd door de tijden, zoals in haar turbulente oorlogsverleden, maar blijft anderszins eveneens onwrikbaar. Tan illustreert dat door het voortdurende ontzag dat de Japanners koesteren voor hun berg te tonen in de veelzijdigheid van het fotografisch materiaal. Eeuwenoude, met de hand ingekleurde studiofoto's van bont gekostumeerde geisha's met een getekende Fuji op de achtergrond gaan hand in hand met hedendaagse kiekjes van toeristen genomen vanuit stedelijke vergezichten en het weidse platteland. Het is die diversiteit die Ascent boeiend houdt.
 

Voor Tan en haar hoofdpersoon wordt echter de beklimming uit de titel door de (op Fuji?) gestorven Hiroshi als leidraad genomen. Dichter bij Fuji dan op haar wonderschoon besneeuwde top kan men niet komen. Die beklimming is meer een ritueel dan een toeristische uitstapje, dat door duizenden tegelijk voltrokken wordt, als een soort bedevaart. Zoals de poëtische voice-over van Hiroshi - verleden tijd voor zijn vrouw, maar zeer in leven in zijn eigen vertelling van zijn 'close encounter' met de berg - vertelt zit Fuji in het Japanse bloed. Dat onderstrepen de verhalen die beide vertellers ons meegeven. Mythologie wordt moeiteloos afgewisseld met historische anekdotes. Zelfs het optreden van Fuji in de film King Kong versus Godzilla wordt aangehaald, waarbij de berg het decor vormt voor het titanengevecht uit de titel. Gelijk ook een strijd tussen Japanse en westerse iconografie, eveneens van toepassing op Fuji's historie. Als symbool voor Japan trachtten de Amerikanen tijdens hun bezetting na de Tweede Wereldoorlog die symboliek te breken door de berg zoveel mogelijk uit film en foto's te censureren. Een zinloze taak natuurlijk, want die berg staat er immers nog steeds in al zijn onbeweeglijke glorie, zo onderstreept Tans relaas treffend.
 
Die immobiliteit moet echter toch relatief beschouwd worden, want Fuji is en blijft een vulkaan en vulkanen zijn wispelturige natuurkrachten. Hoewel de laatste uitbarsting alweer meer dan driehonderd jaar geleden plaatsvond - ruim voordat de fotografie ten tonele verscheen, dus van het gevaar van Fuji geen beeldmateriaal - zal de berg uiteindelijk opnieuw haar vurige woede over haar omgeving uitstorten. "Foto's zijn ijs, film is vuur", meent Tan in Ascent, maar als vulkaan is Fuji beide. De fotografische benadering is gewaagd, maar toch te beperkt om de geest van Fuji waarachtig te vangen. Hoewel Tans opzet respect oogst door ondanks de beperkingen van het door haar gebruikte medium onze aandacht vast te kunnen houden, is een berg van Fuji's kaliber een dynamischer eerbetoon waard.

donderdag 13 april 2017

Today's Review: Their Finest




Terwijl Christopher Nolan voortploetert aan het werk voor zijn epische oorlogsfilm Dunkirk, brengt het bescheidener Their Finest die veldslag maanden eerder ter herinnering in de bioscoop. Het romantische drama heeft echter noch het budget, noch de pretenties van Nolans monumentale klus. Their Finest is bovenal een eerbetoon aan de vrouwen die achter de schermen het moreel van de belegerde Britten hooghielden, maar daar amper waardering voor kregen. Die krijgen ze nu alsnog in een lichtzinnig drama waarin romantiek en humor geslaagd hand in hand gaan met oneerlijkheid en oorlogsgruwel, zonder het laatste te bagatelliseren. Met dank aan een Britse topcast die alle inhoudelijke twijfel moeiteloos wegneemt.

Als het moreel van de Britse bevolking tijdens de Blitz beneden alle peil zakt, is het aan het medium film om de gemoederen weer op te peppen. Dat is niet makkelijk, want de meeste mannen vechten voor het vaderland terwijl de vrouwen hun positie in de industrie hebben overgenomen. En schrijven voor een overwegend vrouwelijk publiek blijkt niet iets waartoe Britse scenaristen overtuigend in staat zijn. De muizige Catrin Cole wordt ingehuurd om het vrouwelijke perspectief te belichten. Al snel blijkt die klus grootser dan verwacht, als haar idee voor een dramatische propagandafilm goedkeuring krijgt van het ministerie. Terwijl ze zich staande moet zien te houden in een onverbiddelijke mannenwereld, groeit haar project over de heroïsche evacuatie bij Duinkerken al gauw voorbij alle verwachte proporties. Met de film moet ze niet alleen de Britse strijdbaarheid opkrikken, maar ook de Amerikanen tot de geallieerde zaak verleiden. Tussendoor moet ze leren omgaan met ijdele acteurs, jaloerse scenaristen en wispelturige producenten. Om nog maar te zwijgen van een romantische driehoeksverhouding. Want ook Their Finest zelf is vanuit een overwegend vrouwelijk perspectief gemaakt.


Romantiek, humor, oorlogsdrama, propaganda, vrouwenrechten... Their Finest neemt een hoop hooi op haar vork. De Deense cineaste Lone Scherfig weet het echter tot een sympathiek geheel te breien. De film vertelt immers niet over de ellende in het platgebombardeerde Londen of Duinkerken, maar over de mentale strijd via de kracht van het medium film om het nationale defaitisme een halt toe te roepen. Om ons scepticisme omtrent humor tegen een oorlogsachtergrond te sussen, verzamelde Scherfig een indrukwekkende verzameling Britse acteurs. Jong talent als Sam Claflin en Jack Huston wordt aangevuld met veteranen als Bill Nighy en Helen McCrory, waardoor de kwaliteit van het acteerwerk verzekerd is. Spil in het verhaal is Gemma Artertons Catrin, een aanvankelijk naïeve jongedame die zich als ridder van de Britse zaak moet opwerpen en daarbij vooral mannelijke tegenwerking tegemoet ziet. Is het niet het onrecht van haar lagere salaris, dan wel de strijd met haar man om het recht van kostwinner. Arterton is altijd een genot om naar te kijken en haar ontwikkeling van overdonderde copywriter naar vastberaden producente in Their Finest vormt geen uitzondering op die regel.

Arterton krijgt effectief hulp bij haar lovenswaardige prestatie van haar tegenspelers, waarbij vooral Nighy de show steelt als een voormalig steracteur die zich door zijn leeftijd geconfronteerd ziet met een gebrek aan respectabele rollen. Zijn verontwaardiging over het vertolken van een aan lager wal geraakte zeeman zorgt voor hilarische momenten, evenals diens coachen van een talentloze Amerikaan in een essentiële rol. Het rijke acteursensemble neemt de clichés over de zelfingenomen filmwereld met zichtbaar plezier op de hak. Their Finest vormt een liefdevol eerbetoon aan de aloude kunst van het filmmaken. Bijzonder charmant is de scène waarin een grootse troepenmacht op het Franse strand onthuld wordt als schildering, waar een acteur in close-up doorheen banjert en de illusie verstoort. Feitelijk weinig verschillend van Nolans Dunkirk, waarin bordkartonnen troepen de figuranten moesten aanvullen. Zoveel is er sindsdien niet veranderd in de filmindustrie, bewijst Scherfig op aanstekelijke wijze.

Gelukkig geldt hetzelfde niet voor de positie van de vrouw. Their Finest kent vrouwelijke aanwezigheid in alle sleutelrollen. Hoewel de film niet gebaseerd is op een daadwerkelijk propagandaproject, doet dat geen afbreuk aan de voorgangers van de huidige generaties filmvrouwen, die zich omringd zagen door hun jaloerse en vijandige mannelijke tegenhangers. De angst voor het groeiende feminisme dat de industriële aanwezigheid van vrouwen in de hand werkte, wordt helaas slechts en passant aangestipt in Their Finest. De film trekt liever tijd uit voor een geforceerde driehoeksverhouding tussen Catrin, haar echtgenoot en haar naaste collega, waarin haar eigen wensen niet voorop staan. Hoewel dit subplot afleidt van het hoofdverhaal, kent het toch een verrassende wending die illustreert hoeveel vrouwen opgaven voor het landsbelang, ook nadat de strijd was gestreden. Dat vrouwen niet actief waren aan het front wil niet zeggen dat ook zij niet alles opofferden voor de goede zaak. Een vlugge blik op de castlijst van Dunkirk verraadt de vrouwelijke afwezigheid in Nolans film, waarmee het belang van die boodschap van Their Finest treffend onderstreept wordt.

zaterdag 11 maart 2017

Oscars 2017: The Results





A little later than planned, here's the breakdown of just how accurate my well informed analyses/random guesses into the whole 2017 Oscar circus were. As a whole, I mostly agreed with the Academy's winning choices, but there were a number of wins - politically driven, I'm sure, which I don't even really mind (I just hate being in the wrong) - I disagree with vehemently. Oh well, it makes the whole annual affair that much more interesting...

Best Film:
First Choice: Correct. I didn't watch the ceremony live, so I didn't hear about the big winner screw-up until well after, but I never really doubted Moonlight winning. That movie deals with heavy themes like identity, ethnicity and sexuality, while La La Land is mostly plain fun. And the Academy's track record of rewarding plain fun is far from stellar.

Best Actor:
First Choice: Correct. Even though I wasn't wholly impressed by Casey's performance myself, I can say the same thing for the other nominees. All of them delivered strong performances, but none that will prove truly memorable. In this case, the buzz proved correct, and I just merrily went along with the buzz, I'll admit.
  
Best Actress:
First Choice: Incorrect. This choice I feel is undeserved. Stone did a fine job, but so did her male counterpart Gosling, also nominated (but for Best Actor, obviously). Point is, La La Land was a two-person job in terms of acting. In my mind, the pair carried the movie, not just the girl or the boy. Stone winning I feel is degrading to Gosling, who was equally up to his job, but is left in the cold. On the other hand, my choice, Natalie Portman, had to carry an entire movie by herself, demanding emotional intensity in every scene. She delivered just that, which makes Stone's win all the harder for me to bear. At least Portman already has one of those gold statues in her possession.
Second choice: Incorrect.



Best Supporting Actor: 
First Choice: Correct. No surprise here. Though I sense some political motivation for both this and the next category may also have been involved, to prove #OscarsSoWhite wrong. I don't mind, I fully agree with both choices.

Best Supporting Actress:
First Choice: Incorrect. In this case it's clear why one should watch a movie before judging its performances. I didn't have that option, because Fences was released locally rather late in the awards season, well before I posted my predictions. If I had seen it earlier, Viola Davis would have been on top of my list. Quite a strong show!
Second choice: Incorrect.

Best Director:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Correct. Like I said, whoever wins Best Film won't win Best Director. I put all my money on Moonlight, but by my own reasoning, this one was gonna go to La La Land. Which it did.

Best Screenplay:
First Choice: Correct. In hindsight, I think the year's strongest script was Hell or High Water's. But I didn't think it would win.

Best Adapted Screenplay:
First Choice: Correct. As it should be.

Best Animated Film:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Incorrect. Now this one makes me mad. Zootopia was a great film, no doubt. But it wasn't in any way innovative, nor was its animation so superb as in my own two choices. I really feel Zootopia's underlying political message was what won the Academy over, rather than the actual animation which this category is supposed to honour. I remain convinced this was the year's biggest snub on the part of the Oscars, and I'll always defend both The Red Turtle and Kubo and the Two Strings over Zootopia.



Best Foreign Film:
First Choice: Incorrect. Also a politically motivated win, a clear anti-Trump statement. Director Ashgar Farhadi won, but wasn't allowed into the country to pick up his Oscar, making the USA look bad (and rightfully so). However, Toni Erdmann is definitely the better movie, and I've noticed most fellow critics tend to agree.
Second choice: Correct.

Best Cinematography:
First Choice: Correct. Here's where La La Land starts to take most of the technical acclaim.

Best Editing: 
First Choice: Incorrect.
Second choice: Incorrect. Okay, so not this one. But I was never very impressed with Hacksaw Ridge in whatever way.

Best Production Design:
First Choice: Correct.

Best Costume Design:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Correct. Poor Jackie really got screwed over well.

Best Hair and Make-up:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Correct. Like I said, Suicide Squad deserved to win and surprisingly enough, it did. I don't mind being wrong on this one.

Best Score:
First Choice: Correct. No-brainer.

Best Song:
First Choice: Correct. I preferred the other song for which La La Land got nominated though.

Best Sound Mixing:
First Choice: Incorrect.
Second choice: Incorrect. Wow, this one came as an unwelcome surprise. Where's the time the sounds of Star Wars were the safest bet in the galaxy?




Best Sound Editing: 
First Choice: Incorrect.
Second choice: Correct. Hmm, La La Land didn't actually win so many technical awards after all. I'm glad Arrival reaped some reward.

Best Visual Effects:
First Choice: Correct. Very obvious choice.

Best Documentary: 
First Choice: Correct. Also no surprise.

Correct: 11
Second choice: 5
Incorrect: 5

Big reveal here is my number of Corrects and Correct Second Choices has remained the same compared to last year. So I remain consistent. But there's also no improvement. Story of my life I suppose.

donderdag 2 maart 2017

Today's Review: Logan




Weinig filmsterren zullen hun doorbraakrollen zo trouw zijn gebleven als Hugh Jackman. De acteur kruipt in Logan voor de negende keer in de huid van de mutante mannetjesputter Wolverine. Hij heeft deze rol zo'n zeventien jaar lang gedragen, te beginnen met X-Men, de film die de aftrap vormde voor het niet meer uit de bioscoop weg te denken superheldengenre. Sindsdien hebben we zo veel superheldenfilms voorbij zien komen dat de beperkingen van het genre zich opdrongen. Logan bevestigt die beperkingen maar haalt ze eveneens hard onderuit, in een film die het 'super' uit haar superheld haalt, maar daarmee paradoxaal genoeg een nieuw hoogtepunt vormt voor de superheldenfilm. Hugh Jackman speelt de onsterfelijke mutant voor de allerlaatste keer, als nooit tevoren. Hij bewijst daarmee dat we Wolverine zullen missen.

Anno 2029 is de maatschappij er niet al te best aan toe. Postapocalyptisch is het nog net niet, maar fijn is anders. In deze naargeestige wereld slentert een gebroken Logan door het Texaanse landschap. Hij zuipt, hij vloekt en heeft weinig op met de wereld om hem heen. Hij slijt zijn dagen met een lullig baantje en het zorgen voor een stokoude, dementerende Charles Xavier (die andere grote X-veteraan, Patrick Stewart). Zelf is hij fysiek niet veel beter af: zijn genezingsgave geeft langzaam de geest, de ouderdom haalt hem rap in. Vechten voor de goede zaak is niet meer aan de orde, de andere X-Men zijn dood en het mutantenras is vrijwel verdwenen. Als het mysterieuze meisje Laura zijn hulp nodig heeft, wijst hij haar nors de deur. Wanneer Logan geconfronteerd wordt met de Reavers, een groep cyborghuurlingen onder regie van een schimmig geneticaconcern, blijkt dat het kind behept is met bovenmenselijke krachten die beangstigend veel op de zijne lijken. Vervolgens slaat het trio op de vlucht met de onvermurwbare schurken in hun kielzog, die vastberaden zijn ook deze laatste mutanten uit de weg te ruimen.


Wolverine was altijd al een ruige kerel, maar in Logan is hij lomper en asocialer dan ooit. Hugh Jackman speelt diens laatste aria met meer bezieling dan ooit. Al die jaren heeft hij zich feitelijk moeten inhouden, maar nu mag hij helemaal los gaan dankzij een voor de X-franchise ongekende leeftijdskeuring. Die 'R rating' (tot en met zestien jaar uitsluitend toegang onder begeleiding van een volwassene) is volkomen terecht. Liefhebbers van het explicietere hak-en-snijwerk komen ruim aan hun trekken; de ledematen vliegen ons om de oren en het taalgebruik is grover dan ooit. Zelfs de altijd zo correcte Xavier maalt niet om een krachtterm meer of minder (tot zichtbaar plezier van Stewart). Logan lijkt wat dat betreft geïnspireerd door het vorig jaar verschenen anarchistische Deadpool, met het verschil dat hier een serieuzere toon wordt gehanteerd. Ouderdom is immers niet om te lachen en in deze grauwe toekomst is sowieso weinig ruimte voor relativerende humor. Laat staan voor superhelden.

Regisseur James Mangold heeft weinig op met de stereotiepe superheld. Ook in voorganger The Wolverine toonde hij meer affiniteit met de menselijke kant van Logan dan met diens krachten. Als Laura hoop put uit X-Men comics - een originele sneer naar het bronmateriaal - spot Logan hiermee door te beweren dat het allemaal een verzinsel is, geen realiteit. Superhelden bestaan niet. Toch werpt hij zich op als haar beschermer, in een parallel met de meermaals geciteerde klassieker Shane. Logan voelt inderdaad meer als een western dan als een superheldenspektakel, wat nog onderstreept wordt door de zuidelijk-Amerikaanse setting vol stof en kogels. De twee genres laten zich onder Mangold treffend kruisen. Uiteraard kent Logan de nodige shootouts met de bad guys, hoewel de eenzame strijder gewapend is met klauwen in plaats van een revolver. Die booswichten laten zich overigens erg makkelijk in stukjes hakken. De Reavers zijn dan ook bijzaak voor Mangold, die niets opheeft met clichématige malle schurken zoals cyborgs.

Logan is bovenal zijn eigen ergste vijand. Zijn haperende genezingsfactor zorgt voor een langzame adamantiumvergiftiging en zijn eigen bloed wordt tegen hem gebruikt door hem te klonen. Het is dit diep persoonlijke conflict met zichzelf dat Logan zijn meerwaarde geeft, want de film weet met haar plotlijn over een bedrijf dat gekloonde mutanten als supersoldaten wil inzetten een gevoel van déjà vu niet te vermijden. Dat gegeven zagen we alleen al in de X-films tig keer voorbijkomen. Logan teert niet op het wat voorspelbare plot, maar vooral op de menselijke personages. Beide generaties gooien hier hoge ogen, want de jonge Dafne Keen geeft formidabel tegengas aan Jackmans heerlijk onsympathieke ouwe knar. De verwantschap tussen Laura en Logan is onmiskenbaar, het stokje mag gelijk aan het jonkie doorgegeven worden. Toch is het Jackman die de meeste indruk achterlaat, voor het laatst in de rol die hem groot maakte, maar hier zo anders gespeeld dan gebruikelijk. Schrijnend, dat we juist dankzij diens zwanenzang toch meer van Wolverine willen zien.